30.12.10

Vannacht, in een droom, zag ik een goudvink.

26.12.10

In de nacht van vrijdag op zaterdag zag ik in een droom een zomertortel.

24.12.10

Vanochtend 8.05u, 1081 Koekelberg. Een bestelwagen stond nogal onhandig geparkeerd aan het kruispunt van de Pantheonlaan en de Frans Gasthuislaan. De bestuurder opende de deur, sprong uit zijn cabine en baggerde door de sneeuw op me af. "Luxembourg, c'est où?" Ik strekte mijn arm en wees naar het zuidoosten. Ik besefte dat ik hem hiermee niet hielp. Ik zei: "Je ne sais pas."

*

Woensdagmiddag, iets over drieën, 2600 Berchem. In de Amethiststraat zag ik een wagen van Google Street View. De zon scheen niet, het was geen zomer. Kan zulks? Op street view?

['Hoe weet je dat nou dat hij zo oud is,' zei Ajold op een toon alsof hij bliksemsgoed wist hoe zij dat wist, maar wilde dat ze een onbevredigend antwoord zou geven. (uit: Willem Frederik Hermans Onder professoren. De Bezige Bij, 1981. p 228.)]

19.12.10

Enkele nachten geleden was ik in een droom in het oosten, in Japan misschien of in Korea. Ik liep met een man over het land. Er waren groene velden en we hadden een verrekijker die een buis was, als de ontdekkingsreizigers op hun schepen. We zagen oninteressante ganzen maar ook, inenen, een dertigtal kraanvogels.

8.12.10

[Op mij, zijn zoon, de hijo van señor Schultz, is gewacht, en nu gaat u - mijn hand slingerde bliksems in zijn richting - mij niet vertellen dat ik hier aan het eind van de weg gekomen ben, o nee, u gaat ons doorgang verlenen, sterker, u gaat ons ernaartoe brengen, mij, hijo de señor Schultz, en Vrijdag hier. (uit: Tommy Wieringa Caesarion. De Bezige Bij, 2009. p 347.)]