28.3.14

26.3.14

Vanochtend vroeg, vlak voor de wekker, zag ik in een droom een goudvink.

Ik had, geloof ik, net met S staan praten en liep daarna de groene zone rond één van de forten binnen. Er stond heel veel water op de paden, grote plassen. Naast één zo'n plas zat een goudvink te drinken. Ik bekeek hem door de verrekijker.

17.3.14

In de nacht van zaterdag op zondag zag ik steenuilen in een droom. Ze zaten in een knotwilg.

We stonden naar de knotwilg te kijken. Achter cirkelvormige openingen zagen we de kopjes van steenuilen. In Sommige holtes zaten er wel drie, ja, we begonnen de kopjes te tellen. Het waren er elf.

15.3.14

[Te Erembodegem was een zaal voor feestelijkheden, waar op zaterdag 17 juni een bruiloft werd gevierd. Het liep naar de late avond en binnenin de zaal was het even stikkendwarm als buiten, want er dreigde onweer. Wie naar buiten moest om tegen de achtermuur te pissen, zag het reeds in de verte ijllichten.(uit: Louis Paul Boon Het jaar 1901. De Arbeiderspers (grote ABC nr 293), 1977. p 104.)]

11.3.14

[Het onweerde en regende hevig en bij het licht van de bliksem zag ik door de kletsnatte ramen van de auto de bomen die aan alle kanten om ons heen stonden. (uit: Gajto Gazdanov Het fantoom van Alexander Wolf. Cossee, 2013. p 150.)]

2.3.14

1.3.14

Of de vorige nacht, of die daarvoor, hoorde ik in een droom een zwarte roodstaart. Ik geloof dat ik hem hoorde vanuit het zitje waarin mijn collega's en ik wel eens Elixir d' Anvers drinken. We keken door het raam en zagen een bakstenen fabrieksschouw. Daar zat-i op.

[Bliksemsnel overdacht ik mijn gedrag van de vorige avond, maar kon daarin geen ongerechtigheden vinden. (uit: Bob den Uyl Het landschap der levenden. Querido, 1984. p 110.)]