27.1.10

lichtduivels zijn ook bliksems

[Het water stroomde vrijelijk door de straten, er stonden gebouwen in de fik en tegen de onderkant van de wolken gingen zoeklichten als lichtduivels heen en weer. (uit: Bibi Dumon Tak Oorlogsdieren. Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2009. p 7.)]

15.1.10

[It can strike like lightning anywhere, any time. Wham, that’s it. (uit: Russell Hoban Linger awhile. Bloomsbury, 2006. p 4.)]
van Occy

Een paar koortsnachten geleden zag ik in een droom een vrouwtje eidereend. Ze zat in een onderzompige houtkant. Dat was vreemd. Toen ik dichterbij kwam, sperde ze haar snavel open en die snavel bleek dan geen snavel maar een gigantisch paar kieuwen.

[Wie zie ik daar zo ijlings vluchten, nichtje ? / Spreek toch, Lavinia ! Waar is je man ? / Droom ik, laat al mijn rijkdom mij dan wekken ! / En waak ik, laat de bliksem mij dan treffen, / zodat ik in een eeuw'ge slaap verzink ! / Zeg mij, lief kind, wiens barse, wrede handen / hebben je lichaam zo barbaars verminkt? (uit: William Shakespeare Titus Andronicus (vertaling Willy Courteaux). 2007. p 274.)]
van Jevski

1.1.10

een triestiger einde

Bij de stofzuigerzakken in de Blokker stond een man een geïllustreerd magazine voor erg breed denkende meerderjarigen in te kijken. In diezelfde winkel aan de roltrap: een meer dan levensgrote kartonnen Piet, manisch lachend als altijd. Dat op oudjaar.

Op 31 december 2008 zag ik pestvogels. Dat was in Stockholm, dat was heel wat anders.