30.10.12

[Vitaly telde niet meer mee, die had de bliksem in zijn kop gehad. (uit: Tommy Wieringa Dit zijn de namen. De Bezige Bij, 2012. p 255.)]

[Maar wat altijd blijft, is het onweer. Wat het precies is, weet ik niet, hoewel het me vaak is uitgelegd. De bliksem slaat niet zichtbaar in, maar treft met zijn onzichtbare vingers toch de aardlekschakelaars, we zitten in het donker. (uit: A.L. Snijders Brandnetels & verkeersborden. AFdH, 2012. p 176.)]

[Dat is het beste wat er is. Het werkt bliksemsnel. (uit: Jiří Weil Leven met de ster. Van Gennep, 2012. p 23.)]

29.10.12

de paden op

In het weekend voor allerheiligen reden W., P. en ik met de wagen door Zeeuws-Vlaanderen. We zagen een geoogst grafbloemenveld. Er lagen nog resten op het land, kluiten met chrysanten die onverkoopbaar waren, rood, geel, wit of paars. In de wagen maakten we grappen over het smelleken dat we zouden gaan zien. Ik had mijn rubberlaarzen aan. En ik had een thermos hete koffie meegenomen en drie kopjes van mijn trouwservies.

Mijn vrouw had me verteld dat ze op vrijdag in het centrum op de tram had staan wachten. Het was koud geweest, en er had een grijze vochtigheid tussen de straten gehangen. Een tram sneed de bocht om en door het raam had mijn vrouw een kind gezien dat verkleed was als een spook.

Zelf had ik in het koffiehuis aan haar verteld over het stoken vroeger. Dat we vroeger naast de tafel met de computer erop in de woonkamer een papiermand of papierdoos hadden en dat we die dan elke twee weken op het landje tussen het huis en het kanaal opstookten. Ik droeg dan al het papier en karton naar de stookplaats en stak alles daar aan met een lucifer en bleef staan wachten tot het opgebrand was.

Vlak voor we de grens overgingen, had W. nog getankt in Kieldrecht. Hij had vijftien euro te spenderen. Ik vind het mooi dat je voor je autoverplaatsingen een maximumbudget opstelt, maar de kwestie was onpoëtischer. Wat er ook van zij, nadat we het smelleken hadden gezien - wat kwam dat toch onverwacht en wat was het mooi en wat zat-ie stil en hoe was-ie daarna toch ongezien weer verdwenen - nadat we dat smelleken hadden gezien en weer in de stad aangekomen waren, was die vijftien euro er wel ongeveer weer door. P. en ik gaven W. elks vijf euro. Daarna gingen we taartjes eten.

22.10.12

op 22 juli 2012

20.10.12

Gisteren, vrijdag, zag ik in het Noordstation in Brussel een zangvogeltje met een pigmentafwijking. Het was helemaal wit en vloog zo'n halve meter boven spoor 10 naar het noorden. Ik had mijn verrekijker in mijn tas zitten, maar die haalde ik niet boven en evenmin rende ik het dier achterna. Er waren veel mensen op het perron, ook mijn collega's E. en N.

E. had de vogel ook gezien - dat kwam door mijn mimiek - maar haar enthousiasme was bescheidener dan het mijne. N. vertelde op de trein dat ze De verzopen katten en de Hollander niet uitgelezen heeft. Na twee verlengingen moest het pas half uitgelezen weer terug naar de bib. Later, ter hoogte van Mechelen, vroeg ze ook nog of ze mijn verrekijker eens mocht zien. Ze liet het obsceen klinken. Of ze liet het niet obsceen klinken, maar het klonk obsceen, dat alleszins.

14.10.12

ik had een platte band

13.10.12

outijzer, kooweper, loowetenzink

Vanuit een auto klinkt het gekraak van een cassettebandje door de wijk. Outijzer, kooweper, loowetenzink. En ouwestooven. Wijnemenok ouwvrakken vanautos. Verder is er buiten niets dan regen en grijzigheid. Binnen lig ik onder een deken op de zetel, de kat tegen de holte van mijn knie. Ik probeer een boterham met pikante pitasalade te eten, maar na tien keer kauwen spuw ik de hele prak weer uit. Ik spoel mijn mond met koffie.

Outijzer, kooweper, loowetenzink. En ouwestooven. Wijnemenok ouwvrakken vanautos. Gisteravond heb ik Het A.P. Beerta-Instituut uitgelezen [Ik had dat aangekondigd op het werk: 'Vanavond lees ik na bijna een maand mijn boek uit!' Het enthousiasme was bescheiden, maar in de namiddagpauze was er toch taart met krieken - V. had die gekocht - en op de trein balde E. haar vuist in triomf.] Het A.P. Beerta-Instituut uitgelezen dus en ik kan mijn hoofd moeilijk bij mijn nieuwe boek houden. Nee, mijn hoofd zit bij koperwieken, die wil ik stilaan wel weer eens zien, en niet bij Jiří Weil, ook wel bij oud ijzer.

Een paar nachten geleden, zo herinner ik me nu, zag ik in mijn slaap een rosse franjepoot. Of een grauwe franjepoot. Ik heb niet zo heel goed gekeken. Het deed er niet toe in mijn droom. Ik had mijn telescoop opgesteld op een smal wandelpad in een kloofje achter een rij huizen. Er was een reling van roodgeroest ijzer. De weg ernaartoe leek op de passage van La Redoute, maar de plaats aan het water zelf leek veeleer op Monschau. Maar dat doet er allemaal geen bliksem toe. De kat ligt ondertussen op een stoel onder de eettafel. Het is herfst. De voorband van mijn fiets staat plat.

Ik tik nog twee citaten over.

[Maar dat doet er allemaal geen bliksem toe. Zolang je maar bezig bent en de mensen de illusie kunt geven dat dat zin heeft. (uit: J.J. Voskuil Het Bureau 4: Het A.P. Beerta-Instituut. Van Oorschot, 2001. p 389.)]
[Als fatsoenlijk mens kun je de zaken niet zwart genoeg zien. Die gedachte beurde hem op. Bij het omslaan van de hoek van de Voorburgwal rook hij de lucht van kerry, knoflook en mosselen uit de stal van de mosselman voor Dorrius, als in een stad uit een ver verleden. (uit: J.J. Voskuil Het Bureau 4: Het A.P. Beerta-Instituut. Van Oorschot, 2001. p 88.)]

7.10.12

de bakkebaardman

6.10.12

Mijn collega K vertelde dat ze op vakantie kerkuilen gezien en gehoord had. Ze klonken als hijgers. Ik zocht de bedelroep van de kerkuil op in de leraarskamer en we lieten de hoofdtelefoon van de pc rondgaan. Mijn collega M had in de Ardennen een blauwe veer van een gaai opgeraapt. Ze had er gekampeerd. Ik zei - ach jee, al voor de honderdste keer, ik moet ermee stoppen - ik zei: als je ooit begin april echt goed naar een blauwborst gekeken hebt, met een verrekijker of een telescoop, dan kan je niet anders dan vogelenthousiast worden. Langs de Schelde, in Burcht, met de wind en de zon in de rug, kan je daarna zeer gelukkig zijn. Ik vertelde ook mijn verhaal van de kat in Burcht.

Ik zat in Burcht op een terras langs het Kaaiplein. Ik had lichte buikpijn door de onrijpe pruimen die ik eerder op de markt in Kruibeke gekocht had. Ik dronk een koffie, las in de Memoires van de Heer Daegeman, wachtte op pannenkoeken met suiker. Het was augustus, de zon stond heet en hoog. Aan de overkant van de baan zat een kat, ze waste zich, ze drentelde heen en weer. Een man kwam aangelopen over het voetpad aan de kant van de Schelde. Hij liep langs de kat, pakte die op en stak met de kat in zijn armen de straat over naar mijn terras. Op het terras zette hij de kat weer neer en hij liep verder in de richting van Linkeroever. De kat vertrok kalm naar de andere kant, richting Burcht centrum.

Mijn collega's vonden het geen sterk verhaal. Ik had het wellicht niet goed genoeg verteld. [Eerder die week had mijn collega N me gezegd dat ze ontroerd was door Detlev van Heests zorg voor kleine dieren. +Ze vond Annelotte maar een lastig mens.]

1.10.12

[Er is een regenboog en het bliksemt tegen een half inktzwarte hemel. (uit: Joost Conijn Piloot van goed en kwaad. De Bezige Bij, 2012. p 154.)]