11.11.22

Vannacht zag ik in een droom een vlucht putters en later ook een sperwer.

Ik was - in mijn droom - op een bijscholing, of een overleg. We zaten aan een lange rij tafels met daarachter ramen als in een kantoorgebouw. Achter de ramen: koterij.

Een vlucht putters zagen we voorbij de ramen heen-en-weren. Het stoorde het overleg niet dat we de putters bekeken vanaf onze plaatsen. Niet veel later zat er een sperwer op een dakrand ergens links bij de koterij. Daar wezen we iedereen in de vergadering op. Die komt natuurlijk op die putters af, zeiden we.

Direct erna bleek de sperwer al een prooi te hebben. Het was een wit konijn. Nee, dat kan niet, zeiden we. En ook: dat is natuurlijk te zwaar.

Mensen gingen bij het raam staan om beter te kijken. De sperwer vloog op, het konijn scheurde in tweeën, een deel viel naar beneden.

[Later in de droom stond ik op straat en bleek een meisje, een dwerg, stukken van een lijk te snijden en overal achter te laten. Ik herinner me een reusachtig oor. We keken dat even aan. We stonden op een verkeerseilandje. Een politievrouw kwam langs en toen we haar op de dwerg wezen, begon ze de straat schoon te spuiten met een tuinslang. Bloed spetterde zo op en maakte mijn witte schoenen rood, of nee, donker oranje. Alsof ik spaghettisaus gemorst had.]

[Te weten hierbij: ik bezit geen witte schoenen.]

5.9.22

[bliksemsnel kleedde ik mij aan. Ik moest naar boven! (uit: Albert Beintema Het waterhoentje van Tristan de Cunha. Atlas, 1997. p 429.)]

10.8.22

[Den blixtsnabba andra reaktionen tyder på att han förstod att katten i spegeln inte var verklig eller att det var sin egen reflektion han såg. (uit: Anders Brodin Smartast bland mesar. Natur & Kultur, 2020. p 146.)]

2.8.22

[De avond voordien werd hij neergebliksemd nadat hij mij in het halfdonker zag zitten en riep: 'Heb je al iets gezien!?' Het grind van het pad knerpte onder zijn voeten. (uit: Begijn Le Bleu Fwiet! Fwiet!. Sterck & De Vreese, 2020. p 20.)]

15.7.22

[Wakend op zijn krukje lijkt hij in rust, zoals de uitgestrekte blauwe hemel boven het rijstveld, maar dat is bedrieglijke rust, want het bliksemt en flitst en danst daarboven en binnen in de vogelverschrikker van Kabonyo. (uit: Bart Koubaa Dansen in tijden van droogte. Querido, 2021. p 119.)]

30.4.22

Tijdens een nacht op een eiland, zag ik in een droom een rode wouw.

Het was op een zonnige dag en hij vloog laag over mijn hoofd naar het zuiden over een grazige strook met links en rechts een bosrand - en anders was het over de voetgangersbrug in Berchem. Ik zag zijn poten onder zijn lijf bungelen. Die poten waren geel.

Daags na de droom bezocht ik het natuurhistorisch museum te G. Aan het plafond in de zoogdierenzaal hingen roofvogels allerhande, maar van de rode wouw zijn in normale vlucht de poten niet te zien. In een diorama met rode wouwen aan het nest bleken de poten later inderdaad geel. Ik vond dat aangenaam.

[De voet steekt er nog altijd uit, verschrompeld en zwart als een boompje dat door de bliksem is getroffen. (uit: Claudio Morandini Sneeuw, hond, voet. Koppernik, 2022. p 83.)]

2.4.22

In een droom zag ik - vannacht wellicht - tot tweemaal toe een bruine kiekendief, een vrouwtje.

Iemand was op me aan het wachten, maar ik bleef nog even kijken achter de hoek van het gebouw.

[De slang liet zich op die arme jongen vallen en kronkelde zich bliksemsnel om zijn magere lijfje. (uit: A. Birney De tolk van Java. De Geus, Salamander, 2021. p 408.)]

5.2.22

[Hoe ver zou je komen, met een mes van hut naar hut op het donkere achterdek, keel na keel, het borrelende gegorgel van verstikking terwijl je aan hun voeteneind staat, je lach hun laatste beeld. Een storm zou dit schip moeten opeisen, je hoopt op golven die hun tanden in de romp zetten, kom stekende regen, kom dodelijke wind, kom bliksem om de masten te verpulveren. Je zult op de plecht springen om het schip sneller te laten zinken, je in de kruitkamer verschansen, met brandende fakkel de thuiskomst voor deze duivels voorbereiden. (uit: Gustaaf Peek A.D. Querido, 2021. p 123.)]