26.2.09

jan van gent // in het huis van kina

[Verbijstering ... Een zekere spanning zelfs ... Dat bestaat niet, een leraar die zich voorneemt een heel jaar voor te lezen. Of het is een verrekt luie bliksem, of er zit een addertje onder het gras. Dit riekt naar bedrog. (uit: Daniel Pennac In een adem uit ...: het geheim van het lezen. De Brink, 1993. p 102-103.)]
van Occy

24.2.09

Eigenlijk was het een dierentuincomplex. Er waren ramen die vlak boven het water uitkwamen en op de golven dreven allerhande vogels; vlakbij meerkoeten, verder weg nog andere silhouetten tegen de grijze lucht maar te ver om ze zonder verrekijker goed te bekijken. Links was een deur naar de kantine en daar achterin was een lift. Op het bordje met pictogrammen stond dat de apen op de achtste verdieping zaten. Ik daarnaartoe, weinig apen gezien, veel stro, en door een lage opening konden we naar het terras en daar zaten knaagegels. Knaagegels hebben scherpe tanden en zeker als het regent, ook dat stond op een bordje.

Het was nog steeds grijs en het miezerde nu ook. Een oppasser had op een gelamineerd stuk lichtblauw papier het plan van het nieuw aan te leggen knaagegelverblijf. Hij liet het ons zien. Vierkanten en diagonalen; betegeld, het leek erg op wat er al was. We zaten op onze hukken en keken ernaar.

23.2.09

kluut // in het huis van kina

22.2.09

Gisterennacht zag ik in een droom een troep monniksparkieten. Ze vlogen heen en weer door een klaslokaal. Het lokaal was groot en hoog en katholiek, en er waren ramen met bogen die uitkeken op een speelplaats in de diepte.

Na enige tijd zette iemand het voorste raam open en vloog de hele groep naar buiten. We zagen de vogels nog rondjes vliegen boven de speelplaats; het leek alsof er glitters door de groep dwarrelden.

21.2.09

het kon gesmeerder

BZZLLETIN nr 106 (mei 1983) was een themanummer over A. Alberts. Daarom heb ik het, in het boekenrek, bij de A. Op de cover staat een groot zwart-wit portret van Alberts, daarrond een groene rand. Openen doet het met Als ik een gefortuneerd mens was, schreef ik alleen nog maar geschiedenisboeken, een gesprek tussen Johan Diepstraten en A. Alberts. Alberts schreef zijn boeken voor het geld, zo blijkt.

U doet het om het geld, maar dit levert toch bijna niets op?
Nou, ongeveer tienduizend gulden per jaar. Dat is toch niet om weg te gooien. Mijn pensioen is niet zo vreselijk hoog. Echt, ik heb het eigenlijk wel nodig, ja. Ik kreeg op het departement een redelijk salaris, maar ik had weinig dienstjaren en daardoor is je pensioen niet zo hoog. Ik ben blij dat ik het heb hoor, dat is een andere zaak.
In de rest van het interview bewijst Alberts dat hij een meester van de bliksem is. Hij gebruikt het woord wel een keer of zes en in verschillende constructies. Ook in In en uit het paradijs getild zitten bliksems, zelfs één van de kostbare gesmeerde ondersoort. Al de gesmeerde bliksems uit mijn verzameling komen van A. Alberts. Ik wou de gesmeerde bliksem uit In en uit het paradijs getild hier overtikken, maar hoewel ik op mijn bladwijzer noteerde “p 18: gesmeerde bliksem” is er op pagina 18 helemaal geen bliksem te vinden. Ook niet op p 16, 17, 19 of 20. Ook niet op pagina 28, 78, 81 of 118. Het is wat. Dan maar een naar-de-bliksem-bliksem.
[Het was zelfs een gebouw met een verdieping en op die verdieping ook nog een plat dak, waar we de hele avond en desnoods de hele nacht konden wandelen, zitten en praten, want de Japanner trok zich, nadat hij ons hier had opgeborgen, al weer geen bliksem van ons aan. (uit: A. Alberts In en uit het paradijs getild. Van Oorschot, 1992. p 148.)]

19.2.09

Ik zat vanmiddag weer in Murphy's Law in het Zuidstation in Brussel, aan dezelfde tafel als de vorige keer, in het zicht van Boudewijn en Fabiola.

Boudewijn keek ietwat kritisch, alsof hij zich zorgen maakte over mij. Ik wou me tegenover hem verantwoorden, één en ander rechtzetten, uitleggen, verklaren, maar naast me zaten twee vrouwen met elk een glas witte wijn en ik durfde niet te spreken. Ik kom wellicht al wereldvreemd genoeg over bij dames met een glas witte wijn, en ik zag eruit alsof ik te weinig geslapen had. [Dat zal Boudewijn ook wel niet ontgaan zijn.] En ik moet daar eerlijk in zijn: ik converseer niet altijd makkelijk.

Ik schreef dan maar aan Boudewijn in mijn zwarte schriftje. Dat dat zeer Koen Peeters is, besefte ik pas achteraf. Zeer Walter van den Broeck is het ook, maar dat probeer ik te verdringen. Ik schreef dus aan de jonge vorst. Mijn laatste zinnen waren – wellicht wat ongepast – “hebt u misschien een exemplaar van Met 'De Adelaar' naar de Pool van Andrée, Strindberg en Frænkel? Ik zou dat graag bezitten.”

[Fabiola trok zich van het geheel erg weinig aan. Ze keek langs me heen dieper het café in. Ze glimlachte.]

[Daar ik de menselijke psychologie ken met de helderheid van een bliksemflits die tot in alle hoeken doordringt met één enkele blik, kwetst de grove analyse en constructie van de toneelschrijvers me en het weinige dat ik lees van dat genre boezemt me walging in als een inktvlek die uitloopt over wat men net heeft geschreven. (uit: Fernando Pessoa Het boek der rusteloosheid. De Arbeiderspers (Privé-domein), 1990. p 259.)]
van K. Artman

17.2.09

ijs, baby, ijs

De winter van de Belgica, is een jeugdboek van Willy Schuyesmans over de zuidpoolexpeditie van Adrien de Gerlache (1866-1934). Het boek begint aldus:

[Drie jaar naar de bliksem. Ik wist het meteen toen ik nummer zes uit de trommel haalde. Lager kon bijna niet. En die gendarme maar grijnzen. (uit: Willy Schuyesmans De winter van de Belgica. Altiora-Averbode, 1993. p 5.)]

Jaha, bliksem in de beginzin, feestelijk is dat. En zelfs zonder die bliksem: kan er eigenlijk iemand weerstaan aan expeditieboeken? Expedities uit de 19e eeuw, of van rond het fin-de-siècle, zoals die van Adrien de Gerlache, die van ingenieur Andrée, die van Sven Hedin of Stanley. Expedities die de eeuwig jonge jongen naar boven halen.

Gisterennacht, want jonge jongens hebben geen slaap nodig, ging ik in het rek hier op zoek naar boeken over expedities uit de 19e eeuw. Waren het er vier? Vier, met enige goede wil? Is dat niet veels en veels te weinig?

-Ct de Gerlache de Gomery: 15 maanden aan de zuidpool
-Robert Louis Stevenson: Reis met een ezel door de Cevennen
-Per Olof Sundman: Ingenjör Andrées luftfärd
-Per Olof Sundman: De expeditie

Veels, veels, zelfs veuls, te weinig. Hop, naar de bibliotheek. 975.2. [Wie thuisblijft, eet scheepsbeschuit en luistert naar het nautische nummer Mutiny van William Elliott Whitmore, nu in de luisterpaal van 3voor12.]

[Ze klaagde over zwaarte, vermoeidheid en pijn in haar benen, over een drukkend gevoel in haar slapen, over hoofdpijn die zich vertakte zoals bliksemflitsen op een kleurensteendruk van een onweersbui, over trillende oogleden, over een vage malaise, alsof er iets aan de hand was, werkelijk aan de hand, en dan strekte ze zich uit op de blauwgroene damasten sofa in haar moeders salon, en onder een dikke gewatteerde deken, met een arm voor haar ogen, lag ze daar urenlang in het schemerduister van de lange wintermiddagen. (uit: Steven Millhauser Dressler, een Amerikaanse dromer. De Geus, 1999. p 146.)]
van Lope

['Dat gaat je geen bliksem aan', zei zijn vader.
'Waarom gaat me dat geen bliksem aan?' vroeg Maarten verbaasd.
Zijn vader reageerde met een scheef lachje, alsof hij zich betrapt voelde. 'omdat het je geen bliksem aangaat.' (uit: J.J. Voskuil Vuile handen. Van Oorschot, 1996. p 561.)]
van Occy

[Nee, dat is niet normaal. Mijn familie had boer moeten blijven, met een eigen erf en een eigen stuk land, waar niemand anders een bliksem mee te maken heeft. (uit: J.J. Voskuil Meneer Beerta. Van Oorschot, 1996. p 253.)]
van Occy

13.2.09

Ik was vergeten dat we vroeger bij het verstopperke spelen een vaste kreet hadden om elkaar te waarschuwen wanneer de zoeker dicht in de buurt kwam. Ja, bij het verstopperke spelen op het bosperceel dat we de berkenspie noemden, met veel varens in de ondergroei. Wie die varens uittrok – extra camouflage – kon zijn handen lelijk openhalen. Of bij ballekestamp, wat hetzelfde was als verstopperke, maar leuker.

Die kreet dus: Blèft-in-uw-holleke-en-pipt-ni! Ik wist niet meer dat die bestond, dat ik ooit zo'n kreet gebruikt had, maar toen ik hem woensdag las in het café van De markten in Zeewater is zout, zeggen ze (Simone Lenaerts), was het toch thuiskomen.

Dat ik Zeewater is zout, zeggen ze beter vond dan ik verwachtte, heeft waarschijnlijk veel met dit soort nostalgie te maken. Kromme nostalgie natuurlijk – want komaan: de jaren '50, zo oud ben ik nu ook weer niet – maar nostalgie. Nostalgie naar de taal die ik vergeten was en naar de bladwijzers van Dr Mann.

[NB: Doodbliksemen. Willy De Nul van mijn klas heeft het erover gehad tijdens zijn spreekbeurt: als het onweert is het mogelijk dat bolbliksems brandstichtend door de kamer razen, u achtervolgen om u te elektrocuteren, en het komt meer voor dan ge denkt. En Willy De Nul weet wat hij zegt, die weet alles over natuurkunde. Hij wil later geleerde worden. Hij heeft een microscoop. Als ge daar uw vinger onder legt. (uit: Simone Lenaerts Zeewater is zout, zeggen ze. De Geus, 2008. p 344.)]

12.2.09

het beste uit 2008-2009

12 februari // boekenoudjaar // een Westvleteren 12 // ook op uw gezondheid // gelezen: 128 stuks // als 'favoriet' gelabeld: 16 stuks // deze:

Kader Abdolah De adelaars
Kader Abdolah De boodschapper
Emma Adbåge Femti kronors krämen
Eric Carle 1, 2, 3, ik tel de dieren die ik zie
Bob den Uyl Wat fietst daar
Bob den Uyl Opkomst & ondergang van de zwarte trui
Pietro Grossi Vuistslagen
Hella S. Haasse Oeroeg
Lennart Hellsing & Poul Ströjer Sjörövarbok
Primo Levi Het respijt
Torgny Lindgren Pölsan
Torgny Lindgren Norrlands Akvavit
Ian McEwan De cementen tuin
Maurice Pons De seizoenen
Daan Remmerts de Vries Blote beer
Bette Westera & Yvonne Jagtenberg Voor jou
Vreemd is dat er in die lijst niets van Patrick Modiano staat. En waar is Naar de natuur van Sebald gebleven? Terugkijkend begrijp ik dat niet. Maar er is zo veel dat ik niet begrijp – bijvoorbeeld waarom de / ach nee; laat maar.

Het beste van vroeger staat nog steeds onderaan bij de boeken.

10.2.09

rechtsonder de roodkeelduiker

5.2.09

cafés op het middaguur

In het zuidstation is er Iers café Murphy's Law. Het is rookvrij, een koffie kost er €1.80 en aan de muur hangt een mooi portret van de jonge koning Boudewijn en ook een van zijn vrouw. In de vele hoekjes en kantjes zitten vrijende koppels, veelal veertigers-vijftigers, lunchlieven.

Vlak bij metrohalte Simonis is er Le Simonis. Een koffie kost er €1.50. Wanneer ik binnenkom en de deur achter me wil sluiten, lukt dat niet, nee, ze gaat niet dicht. Pas na enkele seconden zie ik dat een oude klant op een stoel de deur vasthoudt. Hij lacht uitbundig hikkend al zijn overgebleven tanden bloot, zijn natte sigarettenpeuk valt bijna uit zijn mond. Achteraan in het café is er een rookvrij gedeelte.

3.2.09

[Hij heeft de deur een keer opgengemaakt, er is niets gebeurd. Geen donder, geen bliksem, geen straf. Het is veilig. (uit: Dirk Weber Duivendrop. Querido, 2008. p 80.)]

[Sometimes his lightning math calculations arrived with thoughts about his future that frightened him, but they came and went too fast. (uit: William Kotzwinkle The Bear Went Over The Mountain. Black Swan, 1997. p 143.)]
van Occy

nieuwe aardappelen

de tribune

Het is waar dat de winterzon mooi en warm kan binnenvallen in Selexyz Dominicanen, maar als ik na dit weekend een favoriete boekhandel heb in Maastricht, dan is het De Tribune in de Kapoenstraat. Ik kocht er twee dingetjes van A. Alberts; die werden ingepakt in bruin pakpapier en nadat er zekerheid over bestond dat een oudere dame met een wandelstok het afstapje opgemerkt had, kwam er op dat papier een stempel.

Zo'n aanbod in A. Alberts, zo'n mooi sobere stempels op sober pakpapier én oog voor dametjes, dat zie je toch nelders.

[Aankomst in de stromende regen. Onmogelijk de omgeving te verkennen gezien de elementen. Veel bomen. Donder en bliksem. (uit: Julio Cortázar & Carol Dunlop De autonauten van de kosmosnelweg. Meulenhoff, 1986. p 42.)]