24.4.18

[Een man gleed voorbij met de grijptang en porde de das juist op het moment dat de hond naar voren schoot en de das verhief zich en beet onder luid gejuich terug naar de hond en de hond dook weg van de beet die zo snel als de bliksem was geweest. (uit: Cynan Jones De burcht. Koppernik, 2015. p 101.)]

18.4.18

[De lucht stond daar in lichterlaaie en de meeste vlammen kwamen van een lange, omrasterde pijp die als een vuurspuwende vrouw grote, oranjerode bolbliksems tegen het grijze zwerk toverde. (uit: Lévi Weemoedt De ziekte van Lodesteijn. Penta Pockets (nr9727), 1997-1998. p 121.)]

4.4.18

In de nacht van maandag op dinsdag zag ik in mijn droom een huismus.

Ik wandelde door een park, misschien het Elisabethpark in Ganshoren, en zag rechts naast het pad een huismus. Nee, het waren er twee - ze aten van achtergelaten brood. Ik greep er één met mijn rechterhand en wandelde verder, huismus (vrouwtje) in mijn hand, maar ik zat ermee verveeld dat de vogel luid begon te piepen. Ik zette haar weer neer, rechts van het pad.

Weer wakker, dinsdag, dacht ik terug aan de kuifmakaak die ik eens een huismus zag pakken. En nu, dit tikkend, zie ik de vos voor me die ik vanmiddag zag bij het Galgenweel. Dood was die.