30.12.10

Vannacht, in een droom, zag ik een goudvink.

26.12.10

In de nacht van vrijdag op zaterdag zag ik in een droom een zomertortel.

24.12.10

Vanochtend 8.05u, 1081 Koekelberg. Een bestelwagen stond nogal onhandig geparkeerd aan het kruispunt van de Pantheonlaan en de Frans Gasthuislaan. De bestuurder opende de deur, sprong uit zijn cabine en baggerde door de sneeuw op me af. "Luxembourg, c'est où?" Ik strekte mijn arm en wees naar het zuidoosten. Ik besefte dat ik hem hiermee niet hielp. Ik zei: "Je ne sais pas."

*

Woensdagmiddag, iets over drieën, 2600 Berchem. In de Amethiststraat zag ik een wagen van Google Street View. De zon scheen niet, het was geen zomer. Kan zulks? Op street view?

['Hoe weet je dat nou dat hij zo oud is,' zei Ajold op een toon alsof hij bliksemsgoed wist hoe zij dat wist, maar wilde dat ze een onbevredigend antwoord zou geven. (uit: Willem Frederik Hermans Onder professoren. De Bezige Bij, 1981. p 228.)]

19.12.10

Enkele nachten geleden was ik in een droom in het oosten, in Japan misschien of in Korea. Ik liep met een man over het land. Er waren groene velden en we hadden een verrekijker die een buis was, als de ontdekkingsreizigers op hun schepen. We zagen oninteressante ganzen maar ook, inenen, een dertigtal kraanvogels.

8.12.10

[Op mij, zijn zoon, de hijo van señor Schultz, is gewacht, en nu gaat u - mijn hand slingerde bliksems in zijn richting - mij niet vertellen dat ik hier aan het eind van de weg gekomen ben, o nee, u gaat ons doorgang verlenen, sterker, u gaat ons ernaartoe brengen, mij, hijo de señor Schultz, en Vrijdag hier. (uit: Tommy Wieringa Caesarion. De Bezige Bij, 2009. p 347.)]

25.11.10

[De deur was open, hij glipte de kerk binnen en trok een paar keer flink aan het klokkentouw zodat het halve dorp rechtop in bed zat. Hij ging er als de bliksem vandoor want de koster kende hij nog van de rugby - een snelle jongen. (uit: Tommy Wieringa Ga niet naar zee. De Bezige Bij, 2010. p 249.)]

22.11.10

['Je papieren,' brulde hij, 'en als de bliksem.' (uit: Raymond Queneau Zazie in de metro. De Bezige Bij, 2004. p 189.)]

16.11.10

[Willu die dan als de bliksem weghalen, meneer, dur geldt hier een stopverbod. (uit: Remco Campert Tjeempie! Of Liesje in Luiletterland. De Bezige Bij, 1968. p 75.)]

[Je hoeft geen apollo te zijn, als je de god van de bliksem bent! (uit: Winshluss Pinokkio. Oog & Blik, 2009. p 90.)]

12.11.10

Enkele nachten geleden zag ik in een droom een ijsvogel. Hij was niet echt, maar stond gedrukt op een verpakking ijsvogelvoer in een supermarkt. Men verkoopt werkelijk alles.

Op de verpakking van het ijsvogelvoer - het kan ook een ijsvogelnestpijp geweest zijn - stond de ijsvogel een keer of zeven, misschien acht. Het was een fotomontage, zei de verkoopster. De aanvliegende ijsvogel was zeven of acht keer op zijn aanvliegroute gefotoshopt.

De verkoopster zei me dat ze ook voer hadden voor paarse strandlopers. Dat kon ze wel niet dadelijk terugvinden.

[Het is of beiden gevangen zijn in een bliksemend duet, een choreografie van snelheid en wendbaarheid. (uit: Kester Freriks De valk. Athenaeum - Polak & Van Gennep, 2008. p 20.)]

[Als de gesmeerde bliksem! Mijn vriend heeft zo'n honger dat ie best je vrouw zou lusten! (uit: Sylvain Ricard & Christophe Gaultier Poolijs. Toog, 2003. p 11.)]

5.11.10

[Uiteindelijk bel ik hem het adres door van CASU, een klein sociaal centrum bij de Anderlechtse poort. Hij kent de plek al. Bliksemsnel gaat zoiets. (uit: Michael De Cock & Stephan Vanfleteren Aller/Retour: de grenzen van fort Europa. Meulenhoff|Manteau, 2010. p 309.)]

29.10.10

Ik reed vannamiddag met de fiets van mijn vriendin over de parking van de Aldi. Op die parking: geen pestvogels.

[Zou de man wanneer ik weg was bliksemsnel de vierkantjes waarop ik mijn vingertoppen had gelegd schoonmaken met een desinfecterende vloeistof uit een spuitbus? (uit: Paul Mennes Het konijn op de maan. Nijgh & Van Ditmar, 2010. p 33.)]

[De lotto is niets anders dan een strafheffing op het gebrek aan wiskundige kennis. De kans dat je door de bliksem wordt getroffen is 45 keer groter dan dat je zes getallen goed hebt. (uit: Günter Wallraff Heerlijke nieuwe wereld. Ambo, 2010. p 104.)]

24.10.10

[Voor u staat de grote Kaput, de beroemde, intergalactische bliksemspuwer. (uit: Lewis Trondheim Kaput & Zösky I. Ruimtetuig. Silvester, 2003. p 28.)]

[En nu jullie twee als medeplichtigen... Boem! Twee bliksems verpulveren jullie! (uit: Lewis Trondheim Invalkrachten. Silvester, 2008. p 47.)]

21.10.10

["Some flowers for the girl?" vraag ik aan Ali, want ten slotte zijn zij het die in deze het laatste woord moeten spreken.
Hij pleegt overleg met zijn vrienden en zegt dan dat het goed is.
Goed is, goed is. Dat vind ik geen antwoord. Mij kan het eigenlijk geen bliksem schelen, geloof ik, want ik heb geen aandeel in de onderneming en ik vraag dus nog even of zij er op gesteld zijn of niet.
"In ieder land moet men doen zoals de mensen die er wonen," beweert hij. En of ik ze dan maar kopen wil, want zij worden hier nog al eens afgezet, omdat zij met ons geld niet overweg kunnen. (uit: Willem Elsschot Het dwaallicht in het verzameld werk. Amsterdam: Van Kampen en zoon, 1960. p 696.)]

20.10.10

[Immers, het staat hem vrij dat natuurlijk kind naar de bliksem te zenden indien onze termen hem mishagen. (uit: Willem Elsschot Pensioen in het verzameld werk. Amsterdam: Van Kampen en zoon, 1960. p 619)]

17.10.10

[En toen hij de steen neerlegde, zag je van die kleine bliksemschichten en de aarde beefde. (uit: Lewis Trondheim Tikkie. Silvester, 2007. p 48.)]

15.10.10

[En ze gaat er als de weerlicht vandoor wanneer ik haar de vertaling van Lijmen/Het Been geef. (uit: Bart van Loo & Alain Giebens Elsschot, Antwerpen & Coraline. Houtekiet, 2010. p 45.)]

[Er rende een hermelijn langs me heen, die telkens grote sprongen maakte als de bliksem neerschoot. (uit: John A. Baker De slechtvalk. Atlas, 2010. p 215.)]

[De ondergaande zon werpt een intens rode gloed op tussen de horizon en een formatie van inktzwarte onweerswolken waarin zilverwitte bliksem losbarst. (uit: Erwin Mortier Afscheid van Congo. Met Jef Geeraerts terug naar de evenaar.. De Bezige Bij, 2010. p 17.)]

[Maar Maruška's arm schiet bliksemsnel uit, ik zie een flits, ze heeft een naald in de onderarm van de conciërge gestoken. (uit: Jáchym Topol De werkplaats van de duivel. Anthos, 2010. p 113.)]

[Als we het vragen, moet je die zo hard mogelijk naar beneden duwen... Heel hard! Klak! bliksemflitsen... De rook, de stank... Alles stinkt! (uit: Bailly - Lapière Agadamgorodok. Dupuis, 2003. p 57.)]

[Op dat moment klonk het geknetter van de bliksem die de hemel openscheurde, gevolgd door een oorverdovende dreun van de donder en er verscheen een immens monster in de deuropening. (uit: Chris Riddell Louize en het schoolspook. Manteau, 2009. p 83.)]

[Ze verdronken niet, ze werden niet getroffen door de bliksem, niet gemangeld door een machine of verpletterd bij een aardverschuiving. (uit: Joseph Heller Catch-22. Flamingo Moderne Klassieken, 2009. p 176.)]

[Maar het bleek vals alarm. Even bliksemschichtig als ze was gaan liggen, stond ze weer naast me. (uit: Peter Drehmanns De begeleider. Querido, 2009. p 36.)]

['Der geht sofort nach Hause!' zei hij dadelijk, en toen gebeurde er iets eigenaardigs wat in onze kamer absoluut nog nooit was voorgevallen, iets wat mij in hoge mage geneerde, zodat ik een kleur van schaamte kreeg: de jongen met de schotwond stond op uit bed en ging met gevouwen handen voor de dokter staan, alsof hij wilde gaan bidden, en toen de arts, kennelijk niet begrijpend wat hem bezielde, verbijsterd achteruitweek, viel hij vlak voor hem op zijn knieën, graaide met beide handen naar zijn benen en omvatte zijn knieën, waarop de dokter bliksemsnel zijn hand hief en hem met een verontwaardigde uitdrukking op zijn gezicht een kletsende oorvijg gaf en iets zei wat ik niet verstond. (uit: Imre Kertész Onbepaald door het lot. De Bezige Bij, 2009. p 189.)]

[Je bent gewoon een zielige vent. Je kunt naar de bliksem lopen!
(uit: Paul Edmond Bloem op de Kunstberg (opgenomen in: Koen Peeters & Kamiel Vanhole (eds) Bloem in Brussel. Meulenhoff, 2000. p 127.))]

[Tegen ongeluk, donder en bliksem, en vooral tegen Sjaitan, de duivel.
(uit: Chris de Stoop Vrede zij met u, zuster. De Bezige Bij, 2010. p 34.)]

[Mo was dead, as was Lightning.
(uit: Thomas Mullen The last Town on Earth. 2006. p 381.)]
van Lope

10.9.10

hoe Etienne me deed denken aan de man die ballen in tomatensaus uit een pot waardevoller vond dan stoverij uit een pot

Gisteren was ik in het ziekenhuis en Etienne lag naast me. In het begin bewoog hij, maar na enkele minuten al hield hij daar mee op. Etienne leek wel dood. Tot hij begon te snurken. Toen leek hij levend. Tot ik merkte dat het gesnurk niet uit Etienne, maar uit zijn volumetrische pomp kwam. Toen leek hij doder dan ooit. Na drie uur schuifelde hij naar het toilet om daar met de deur open omstandig zijn gevoeg te doen.

Een verpleegster vertelde me nadien dat ze ooit lessen chemie kreeg van een dwerg. Alle leerlingen hadden schrik van hem en hij gooide met zijn bordenwisser.

9.9.10

lammetjes en witgat

Buiten het ziekenhuis stond een aanzienlijke rozemarijnstruik. Ik stak mijn handen erin. Lammetjes, dacht ik. Ineens ook maar mijn armen erin, tot mijn oksels - het was immers warm geweest en ik had gezweet.

Thuis, zo herinnerde ik me, had ik op de pc nog een natuurfilm die ik maakte van een witgat.

3.9.10

eind jaren '80, zo inenen

Vanavond herinnerde ik me hoe ik eind jaren '80 samen met mijn moeder naar Langs de kade keek. Zij zat dan in de zetel en ik zat op de vloer.

Eind jaren '80 was ik ongerust dat ik zou afstuderen van de lagere school zonder dat iemand me daar geleerd zou hebben hoe ik een cheque moest invullen. Het echte leven zou me nog zwaar vallen. Dat zag ik zo aankomen, eind jaren '80.

1.9.10

Ik had veel werk vanochtend en dus hing ik lamlendig in de sofa. Waar is de tijd, dacht ik, dat in de sofa hangen me slechts matig interesseerde.

Op Nederland 3 speelde Sneeuwwitje.

29.8.10

Eergisterennacht, in een droom, zag ik een handvol wulpen. Ze zaten in een boom. Over die boom zat plastic folie gespannen.

24.8.10

Vannacht zag ik in een droom een bijeneter en twee roodborsttapuiten. De bijeneter hing dood in een struik in de tuin van mijn ouders. Hij leek al daar al een tijd te liggen, had nog het meeste weg van een verdroogd & bontgekleurd slangenvel.

De roodborsttapuiten zaten ook bij mijn ouders, naast de voordeur. Ik bekeek ze vanuit de woonkamer. Af en toe kwamen ze tot op de vensterbank gevlogen en bekeken ze het glas, zich verwonderend over het materiaal.

13.8.10

Dit tikte ik vorige week zaterdag:

07.08.2010
Gisterennacht, in een droom, zag ik een havik. Ik herkende hem zelf niet, maar iemand vertelde het me.

[Bliksemsnel veranderde hij achtereenvolgens in een vleermuis, een uil en toen weer in een wilde kat. (uit: Philip Pullman Het noorderlicht. Prometheus, 2001. p 105.)]
van k.artman

[In het ijs zitten nooit eerder geziene bloemen vastgevroren, kariatiden van bloemblaadjes, ze zijn door de kou getroffen als door de bliksem, ze weten niet dat ze gestorven zijn, kijk, het lijkt wel of ze door het ijs heen proberen te breken, .. (uit: Amélie Nothomb De winterreis. 2009. p 106.)]
van jevski

[Dat mag niet! Dat kan niet! Ik verheug me al weken op dit lustvuurwerk! Bliksem en donder nog aan toe! (uit: Atte Jongstra De heldeninspecteur. De Arbeiderspers, 2010. p 36.)]
van Occy

['Ja.'
'Goed, ik loop nu eerst als de bliksem naar meneer Otter toe om het hem te zeggen, en dan ga ik met jou mee.'
(uit: John Cowper Powys Wolf Solent. Prometheus, 2008. p 132.)]
van Occy

19.7.10

ICA Folkungagatan

17.7.10

Ik zag Cristophe Vekeman een blauwe zwembroek kopen.

8.7.10

Lammerstraat / Gent

Vannacht, in een droom, zag ik in de Lammerstraat in Gent een grauwe gors en alsof dat niet genoeg was ook twee, misschien drie, kraaigrote blauwe vogels met grijze snavels met van die stormvogelbuisjes erop. Hans H was er ook. Hij bleek vogelkenner. Ik vertelde hem dat ik op Isbladskärret op Djurgården een zwarte ruiter had zien fourageren.

We hadden geen verrekijker bij, daar in de Lammerstraat. De vogels waren moeilijk te bekijken. Ik overwoog de Sint-Pietersnieuwstraat in te lopen om ergens een vogelgids te zoeken. Die blauwe vogels leken niet op iets dat ik kende.

Eén van de vogels viel plots dood in de Schelde. Hans H en ik en nog twee, drie personen maakten een vlot en boomden naar de vogel om hem grondig te bekijken. Het duurde allemaal nogal lang. Hans H vertelde later dat deze vogelsoort officieel niet bestond, maar enkel in de geheime archieven van het Vaticaan. Wellicht waren ze onwel geworden door een lozing uit een vliegtuig en zo in de richting van de Lammerstraat gesukkeld. We besloten de waarneming niet aan het Vaticaan door te geven.

Mosebacke Torg / Stockholm

In de nacht van dinsdag op woensdag zag ik in een droom een witte kwikstaart. Ik was op het Sainctelettesquare in Brussel maar het voelde aan als Mosebacke Torg, Stockholm. Aan de noordwestelijke kruispunt- en kanaaloever was een steile helling, daarop een supermarktje met verdiepingen onder- en bovengronds en ook een groentetuin. In die tuin de witte kwikstaart.

23.6.10

het Bastenakenplein / Brussel

In de vooravond dronk ik mijn koffie op het terras van de Délices du Bastogne op het Bastenakenplein / Place de Bastogne. Koekelberg is dat. Wie door de straten rond de basiliek wandelt, weet dat dat van die berg niet gelogen is.

Vlakbij is het aquarium van Brussel. Ik wil dat al geruime tijd bezoeken maar ik zit met een toeristische drempel. Ik vrees dat het daarbinnen ruikt naar te veel natte kinderen, Fristi en urine. Dat er kleverige plekken op de muur zitten, dat het er te warm zal zijn ook. Zo'n drempels houden me tegen.

Boven het terras: een schreeuwende halsbandparkiet, op het Bastenakenplein zelf: een everzwijn.

13.6.10

[We kunnen meer dan tien kilometer ver kijken: heuvels, vulkanen, smaragdgroene valleien, wolkenformaties, een rookpluim uit het groen, een verre bliksemschicht. (uit: David van Reybrouck Congo. een geschiedenis. De Bezige Bij, 2010. p 544.)]

[Iemand plakt een bliksemflits op het raam, haalt hem meteen weer weg. (uit: David Veldman Egidius Donker ra-ra boem-boem. Mouria, 2009. p 63.)]

Vrijdagochtend, ergens tussen 6 en 7, liep ik in een droom over de Antwerpsesteenweg in Westmalle. Ik was niet alleen in die droom, nee, mijn collega V uit Melsele was er ook. We liepen over de baan, naar het oosten, naar Oostmalle, en we praatten over belangwekkende zaken. Boven de straat verschenen twee kraanvogels. Ze vlogen naar het oosten, ook zij, en landden kort op een puntdak. Een kleine vijftig meter verder was het kruispunt met de Zoerselbaan.

11.6.10

[Haar ogen bliksemden achter de brillenglazen. (uit: Zoran Zivkovic Het laatste boek. De Vliegende Hollander, 2010. p 63.)]
van Occy

2.6.10

Misschien veeleer een anti-vims: vanochtend, uitslapend, zag ik in een droom een verdorrende struik langs een hete stadslaan en ik was er heel zeker van dat er geen huismus in zat, geeneen, in die struik.

29.5.10

Vrijdagochtend hoorde ik in een droom de appelvink en de koepelvink vernoemen.

[lightning stabbed down, and sympathetic fire leapt from spear-tip and sword-point. (uit: Terry Pratchett Small Gods. Corgi Books, 2008. p 370.)]
van Occy

24.5.10

Vannacht, in een droom, zag ik acht bonte vliegenvangers. Eén volwassen exemplaar en zeven net uitgevlogen jongen. Ze zaten in een struik langs de weg in de straat waar ik mijn jeugd doorbracht.

Eerder deze week zag ik op een nacht, in een droom, een velduil. Die vloog boven een weiland naast een pad dat niet bestaat in de Bourgoyen in Gent.

En, geen droom: maandagmiddag half één zag ik in het noordstation de chikkenbakvuller. Wie had dat ooit echt durven verwachten?

[Emma Bovary doceerde: 'De liefde, meende zij, moest plotseling komen, met donder en bliksem - als een orkaan uit de hemel, die het leven overvalt, het omverwerpt, ieders wil als blaadjes van de bomen rukt en het hart volledig in de afgrond stort.' (uit: Daniël Rovers Elf. Wereldbibliotheek, 2010. p 124.)]

15.5.10

Twee nachten geleden zag ik in een droom een grutto en een boomklever. Ik wandelde het noordstation in Brussel uit langs de kant van de GB en daar was een waterpartij met in het midden een eilandje. Op dat eilandje de twee vogels.

13.5.10

[Ons verblijf op dit eiland eindigde met de bliksemsnelle logica van een droom. Alfio Mastropaolo stond op het dek van de Lelantina op ons te wachten. Marina Klee was er niet. (uit: Laurent Graff Je laatste foto. Nijg & Van Ditmar, 2010. p 99.)]

12.5.10

Als ik op dinsdagochtend om zeven uur de rolluiken van de woonkamer opentrek, zie ik verspreid over de stoep enkele sneden oud brood, wat aardappelschillen en een hoopje koffiegruis liggen.

Elke dinsdagochtend gaat dat zo. De straatkraai heeft aan de dertig seconden tussen zak buitenzetten en rol optrekken genoeg om alles te inspecteren. Soms zie ik hem nog wegvliegen.

11.5.10

[Wat knap was: zijn bliksemsnelle analyse. (uit: Jean-Pierre Geelen Blinde vink. Atlas, 2009. p 119.)]

[Donder en bliksem, mijn Blackboro is terug en vloekt als vanouds. (uit: Mirko Bonné IJskoude hemel. Querido, 2009. p 65.)]

[‘Ik hoef alleen maar te bliksemen,’ zei mijn vader, ‘want Ginus onweert.’ (uit: Maarten 't Hart De vlieger. De Arbeiderspers, 1998. p 76.)]
van K. Artman

1.5.10

dit stuk verzin ik niet zelf, maar tik ik over van een postkaart afgestempeld te Oostende op 30.07.07

Wij zaten aan het Garda-meer en trokken ons plan onder de oleanders. Wel veel Duitsers. Toen we terug in B. waren, zei iedereen: 'Maar wist je dat dan niet?' Nee, ons zegt nooit iemand iets.
Thuis kwam een parkiet (een gele) aanvliegen die de dochters met veel moeite & kunst konden vangen. Hebben een papiertje in de Colruyt gehangen: 'Wie wil een p?'
Geen mens wil nog een parkiet!

[Zeitoun zag daar het nut niet van in, maar haar bliksemende ogen nodigden niet uit tot discussie. (uit: Dave Eggers Zeitoun. Lebowski, 2009. p 342.)]

[Bliksem en regen op een warme dag, als excuus vooraf; zelfs op een warme dag heb ik graag iets aan, oude kleren vol gaten. (uit: Nachoem M. Wijnberg Divan van Ghalib. Contact, 2009. p 64.)]
van Jevski

23.4.10

[Ja, het was misschien wel brutaal dat hij het durfde zeggen, maar het kon hem geen snars meer schelen. Ze konden met hun auto naar de bliksem lopen. En met hun afgedragen pakken ook. (uit: Willem Frederik Hermans Moedwil en misverstand. De Bezige Bij, 1990. p 96.)]

9.4.10

[ 10) Station-car, 11) Ford-Atmos, een auto van de toekomst, 12) Mercedes-Benz, racewagen, 13) Opel, vrachtwagen «Bliksem», 14) Kip-auto (uit: de bonte wereld van A tot Z. Zuid-Nederlandse uitgeverij, 1961. p 17.)]

7.4.10

Mijn broer had een tweezit te veel en die staat nu in onze keuken. Die tweezit. Ik nam er enkele foto's van om de overdreven gezelligheid die die tweezit teweegbrengt aan mijn broer te tonen.

Nadien fotografeerde ik ook enige ondertitels. De meeste geheimen van het leven zijn ooit al in ondertitels verschenen.

ik hoef niet met jou te praten

5.4.10

Ik was op de koer aan een fiets aan het knutselen toen ik een gerucht hoorde. Een meter of zes boven mijn hoofd, aan de dakrand, zat de pimpelmees tegen het houtwerk te tikken. Je reinste vandalisme.

Ik probeerde er een dierenfilm van te maken met de titel: "waarom, o pimpelmees, waarom?"

24.3.10

[En dit is het relaas van een beroerte, vernietigend als een inwendige blikseminslag, en van de tergende aftakeling die zich daarna twee jaar lang voltrok aan een vijfvoudig moederdier .. (uit: Tom Lanoye Sprakeloos. Prometheus, 2009. p 9.)]
van Jevski

14.3.10

Vannacht, in een droom, fietste ik in etappes van ergens in centraal Frankrijk naar het noorden, naar huis. Soms fietsten er andere mensen mee. Ik denk niet dat ik ze kende.

Onderweg zag ik vogels, natuurlijk. Twee kepen langs een dreef, Vier pijlstaarten onder een brug en in een kasteelpark vier boomklevers die elkaar achterna zaten. Bij die boomklevers ook een boomkruiper.

7.3.10

[Maar zoals we daar stonden, onder de bliksem, de luid en dichtbij knetterende donder en de roffelende regen, samen in de kou, elkaar een beetje warmte gevend, had ik het gevoel dat ik haar, juist haar over Hanna zou moeten vertellen. (uit: Bernard Schlink De voorlezer. Cossee, 2003. p 70.)]
van Occy

[Er was een bliksemstraal, en nog een, een zwaar gerommel en toen viel de regen als een waterhoos over onze hoofden. (uit:Amin Maalouf De geograaf van de paus - Leo Africanus. De Geus, 2006. p 26.)]
van Occy

5.3.10

Al een week of drie rijdt er op dinsdag- en donderdagavond, zo tegen achten, een ijskar door de straat. Met een muziekje alsof het dertig graden is. Exotisch ijs, staat er op de flank.

3.3.10

[Ik loop rond met in elke zak een afgrond. Ik heb altijd bliksemschichten bij de hand die ik kan gooien naar wie ik wil. Maar ik houd me in. (uit: Gaétan Soucy De onbevlekte ontvangenis. Querido, 2007. p 171.)]

[.. en rode vonken sproeiden met een boog in het water kookten sisten en de ogen van de soldaat onderscheidden plotseling een enorme school en keken heel goed maar jou zagen ze niet zagen ze niet en even schrok je even sloeg verradelijk armzalig berouw je om het hart verwondde het en je spartelde in het water schreeuwde krijste en je vrees verspreidde zich als een bliksemflits recht naar het hart van de school want de zee .. (uit: David Grossman Zie: liefde. 1986. p 147.)]
van Jevski

14.2.10

het beste uit 2009-2010

de jaarlijkse afrekening // 76 gelezen // 8 gelabeled als favoriet, als steeds een verscheiden boeltje

Emma Adbåge: Femti kronors krämen
A. Alberts: In en uit het paradijs getild
Edgar Hilsenrath: De nazi en de kapper
Primo Levi: Is dit een mens
Milena Magnani: Branko
Ilja Leonard Pfeijffer & Gelya Bogatishcheva: De filosofie van de heuvel
Willy Schuyesmans: De winter van de Belgica
Edward Van de Vendel: De gelukvinder
Het worden er steeds minder. 't Is het leven dat daar voor zorgt, met zijn bezorgenissen en zijn angsten. De favorietenlijsten van de voorbije jaren staan bij de boeken, onderaan.

11.2.10

de Boechoutselei / Mortsel

Gisterenmiddag zijn mijn Raes en ik Godsgruwelijk de weg kwijt geweest in Mortsel. Nu, hier, thuis, met een wegenkaart voor me, lijkt Mortsel nochtans maar een zakdoek groot. Maar een ongestreken zakdoek, zoveel is duidelijk, een zakdoek die langdurig in de zak van een donkerblauwe winterjas van een mongoloïde Mortselnaar heeft gezeten.

Ik had geen kaart bekeken of meegenomen gisteren, en de zon scheen niet dus wat boven en onder was in mijn hoofd, was al na even niet erg vanzelfsprekend meer. En ik was neerder in Mortsel geweest, nee. Ik moet het mijden in de toekomst, dat was wat ik ervan dacht op de Boechoutselei, of toch zeker dat deel van Mortsel bezuiden de spoorlijn Antwerpen-Hasselt. Ik stel voor dat we het ontruimen, dat we het laten platleggen door de Russische luchtmacht en de bewoners onderbrengen in een woontoren op Linkeroever. Misschien moesten we van Mortsel maar een vijver maken, een paaiplaats voor brasem, een fourageerplek voor aalscholvers. Ach, Mortsel, Mortsel-put. En in het noorden dan Mortsel-zigeuner.

Als avondmaal maakte ik iets met kip, pancetta, wortelen, peterselie en witte wijn. Alsof er niets gebeurd was.

7.2.10

[De bomen, laat de secretaris van de districtsraad weten, zijn tijdens een recente storm neergebliksemd of omgewaaid. (uit: Rudi Rotthier Hotel Fabiola. Atlas, 2001. p 133.)]

4.2.10

Vannacht, in een droom, zag ik onder andere kleine zwanen. Het weer was heel guur en de zwanen zaten op een kluitje aan een waterkant. Ze hadden geen geel op hun snavel en hun veren waren grijs, maar toch waren het kleine zwanen. Zeker.

27.1.10

lichtduivels zijn ook bliksems

[Het water stroomde vrijelijk door de straten, er stonden gebouwen in de fik en tegen de onderkant van de wolken gingen zoeklichten als lichtduivels heen en weer. (uit: Bibi Dumon Tak Oorlogsdieren. Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2009. p 7.)]

15.1.10

[It can strike like lightning anywhere, any time. Wham, that’s it. (uit: Russell Hoban Linger awhile. Bloomsbury, 2006. p 4.)]
van Occy

Een paar koortsnachten geleden zag ik in een droom een vrouwtje eidereend. Ze zat in een onderzompige houtkant. Dat was vreemd. Toen ik dichterbij kwam, sperde ze haar snavel open en die snavel bleek dan geen snavel maar een gigantisch paar kieuwen.

[Wie zie ik daar zo ijlings vluchten, nichtje ? / Spreek toch, Lavinia ! Waar is je man ? / Droom ik, laat al mijn rijkdom mij dan wekken ! / En waak ik, laat de bliksem mij dan treffen, / zodat ik in een eeuw'ge slaap verzink ! / Zeg mij, lief kind, wiens barse, wrede handen / hebben je lichaam zo barbaars verminkt? (uit: William Shakespeare Titus Andronicus (vertaling Willy Courteaux). 2007. p 274.)]
van Jevski

1.1.10

een triestiger einde

Bij de stofzuigerzakken in de Blokker stond een man een geïllustreerd magazine voor erg breed denkende meerderjarigen in te kijken. In diezelfde winkel aan de roltrap: een meer dan levensgrote kartonnen Piet, manisch lachend als altijd. Dat op oudjaar.

Op 31 december 2008 zag ik pestvogels. Dat was in Stockholm, dat was heel wat anders.