31.12.13

Verleden nacht zag ik in een droom een middelste bonte specht.

Ik zat met mijn vrouw en enige vrienden te eten, op een rijtje. Mijn collega P kwam achter ons staan en wees omhoog naar een rij populieren. Dat er een middelste bonte specht in zat, zei ze. Er was één verrekijker en daar keken we om beurten mee, maar we konden het eigenlijk ook zonder al zien: de felrode kruin, de witte wang. Naast de middelste bonte kropen er ook twee grote bonte spechten omhoog. En nog ietsje hoger zat een groene specht.

25.12.13

[Hij had gezegd: 'Ik wil je zwarte smoel niet meer zien! Ik wil je stinkende vel niet meer ruiken! Jij gaat als de weerlicht je pens afschrobben!' (uit: Willem Frederik Hermans Het behouden huis in de bundel "Paranoia". Van Oorschot, 2007. p 94.)]
[Er lag een man, tenminste het moest een man geweest zijn, waar ik naar keek. Het zag eruit als een door de bliksem getroffen holle boom. (uit: Willem Frederik Hermans Glas in de bundel "Paranoia". Van Oorschot, 2007. p 131.)]

22.12.13

[Hij plaatste zich tegenover haar op de divan. 'Dat moet je dan maar doen, want als ze die druppels niet neemt, dan gaan haar ogen naar de bliksem, en het is duidelijk dat ze ze niet neemt, of in ieder geval onvoldoende.'(uit: J.J. Voskuil De moeder van Nicolien. Van Oorschot, 1999. p 76.)]

17.12.13

[De gastvrouw bliksemde mij dood met haar blikken. (uit: Marc Didden Een gehucht in een moeras. Luster, 2013. p 173.)]

12.12.13

(1) Aan het kruispunt van de Fakkelloopstraat (Rue du Relais Sacré) en de Herkoliersstraat (Rue Herkoliers) werd aan de straat gewerkt. Een lapjeskat zat vanop twee meter te kijken hoe de stoeptegels werden opgebroken.

(2) Ik had de toegang tot 20 computers geblokkeerd. Ik had één printer, één rolluik en twee fotokopieermachines laten vastlopen.

(3) Op de trein hoorde ik twee treinbegeleiders overleggen welke boodschap ze zouden omroepen. Drie mogelijkheden waren er: -tractieproblemen -problemen met de locomotief -slechte staat van het materieel.

(4) De fotokopieermachines en het rolluik had ik later weer aan de gang gekregen.

5.12.13

[‘Als door de bliksem getroffen,’ souffleerde de heer Bondy. ‘Yes. Richtig. Als door de bliksem getroffen. Ik was er zo ondersteboven van dat ik er een dag langer met mijn schip ben blijven liggen. (uit: Karel Čapek Oorlog met de salamanders. Wereldbibliotheek, 2011. p 39.)]

4.12.13

Gisterenmorgen zag ik in een droom een ransuil. Het was, of het leek, vlak voor ik wakker werd.

Iemand had heel hard met een knotwilg geschud en die dan weer neergezet. Daarop stak een ransuil – ik zag kort het oranje oog – zijn hoofd boven wat takken uit.

3.12.13

[Ze verdween bliksemsnel in een pol bloeiende alpenroosjes. Zigzag. Weg. Grijs. (uit: Koos van Zomeren Het verlangen naar hazelworm. De Arbeiderspers, 2013. p 68.)]