29.12.16

[De hemel waaruit bliksems flitsen en die de aarde omspant is altijd mannelijk. (uit: Bruce Chatwin Anatomie van de rusteloosheid. Ooievaar, 1997. p 200.)]

21.11.16

Vannacht zag ik in een droom - ik stond in een woonkamer in een woonblok, de vierde verdieping misschien, door de ruit naar buiten te kijken - twee pestvogels in de top van een bijna kale boom invallen.

Twee pestvogels; even daar, en dan weer verder. Ik denk niet dat ik een verrekijker bijhad, maar ik zag het donkere masker duidelijk. Verder weinig details, het weer was grijs.

Wellicht waren het er twee van een grotere groep. Al dagen, nachten, zag ik in de verte groepjes vreemde spreeuwen vliegen, spreeuwen die ik ervan verdacht pestvogels te zijn.

[+ Van wie was die woonkamer?]

18.11.16

[Ik gooi de halve sigaret in de badkuip. Dwars door de tegelwand loopt een versteende bliksemschicht. (uit: Jaap Robben Birk. De Geus, 2014. p 107.)]

7.11.16

[Als de constante muziek een halve minuut zwijgt, is het als het eindeloos stille moment dat tijdens een onweer tussen bliksem en donder ingeklemd zit, angstig, ademloos, met stilstaand hart. (uit: Joseph Roth De blonde neger en andere portretten. Bas Lubberhuizen, 2015. p 149.)]

2.11.16

[Hier en daar lagen op open plekken plassen fel zonlicht, Vincent zag dat Fiona eroverheen probeerde te stappen en dacht aan zichzelf als kind, aan de onbezweerbare dwang (op straffe van bliksem, kogel) niet op lichte of donkere stoeptegels te gaan staan. (uit: Stephan Enter Grip. Van Oorschot, 2012. p 150.)]

21.10.16

-de man die de trappen voor de basiliek voegt. Soms zit hij op zijn knieën de trappen voor de basiliek te voegen. Soms staart hij in de verte, over het Elisabethpark, over de Leopold II-laan, over de torens rond het Noordstation.

-de Koreaanse dames die 's middags over de heuvel rond de basiliek wandelen. De Koreaanse dames die 's middags over de heuvel rond de basiliek wandelen - dat weet bijna niemand - komen met de auto.

12.10.16

[De eerste avond op Fialta werd een voorlichtingsbijeenkomst genoemd, maar was in feite niet meer dan het opdreunen door een van de twee stagiairs die er het jaar daarvoor ook al waren geweest, Reuben genaamd, van Waar Stadbakken Van Houdt, zijnde, in willekeurige volgorde: ochtenden, afzondering, zwarte koffie, Yeats, orde, zelfredzaamheid, privacy, sketches, musicals, gefilterd licht, drempels, bliksem. 'Piña colada's,' zei het meisje dat naast me zat - Elisabeth - zachtjes. 'Overvallen worden door de regen.' (uit: Rebecca Lee Lynx en andere verhalen. Nijgh & Van Ditmar, 2015. p 156.)]

1.10.16

[Een paar weken later, terug in Brussel. Een optreden van Patti Smith, op het Paleizenplein. Ze zingt 'Because the Night'. Gaat op de rand van het podium staan, maant het publiek aan mee te zingen. Heel even, een flits, is haar knie bloot: die kleine bliksemschicht van Valis staat er nog altijd op. (uit: Stijn Tormans De zomer van 1976. Polis, 2016. p 22.)]

30.9.16

['Praat me er niet van. Ik zit tot hier vol met gedichten.' (Ze wees op haar keel.) 'En wat voor gedichten! Drie uur lang het ene gedicht van Milton na het andere. We hebben gevochten aan het firmament. Bliksemflitsen, bulderend onweer... Ik was blij toen ik vanmiddag naar huis kon. Wat heb jij gedaan?' (uit: Yusuf Atilgan De lanterfanter. Uitgeverij Jurgen Maas, 2016. p 122.)]
[We zeiden nog, hij zal die kleermakers die hem een mep verkocht hebben wel gevonden hebben, hij staat ze nu natuurlijk al vijf dagen af te ranselen.(Idem, maar p 17.)]

20.9.16

[Ze waren veel handelbaarder dan de reigers die ik gewend was te ringen, dieren met een vlijmscherpe bek waar ze al op jonge leeftijd stevig mee kunnen uithalen, op dezelfde manier als ze later bliksemsnel naar een vis in het water stoten. (uit: Dirk Draulans In de putten. Polis, 2016. p 235.)]

19.9.16

Vannacht, in een droom, zag ik in mijn slaap een vogel. Iets. Het was een leuke. Maar wat, wat, wat - wat was het weer?

2.8.16

21.7.16

[Hij tastte in zijn zak en bracht zijn hand bliksemsnel naar zijn mond. Daarna begon hij diep te ademen en wachtte tot hij weer goed was. (uit: L.H. Wiener Bomen die te mooi zijn moeten worden omgezaagd. De Bezige Bij, 1980. p 47.)]

14.7.16

9.7.16

[Ik schrok ervan, ik schrok van wat hij schreef, dat hij echt zijn best gedaan had, terwijl ik alles wat hij in zijn brieven schreef altijd als de hele bliksemse boel omzeilend, misschien zelfs als onecht heb beschouwd. (uit: Gerbrand Bakker Jasper en zijn knecht. De Arbeiderspers (Privé-domein nr 287), 2016. p 288.)]

15.5.16

['Dat is het goddomme zeker,' zei Lary, die naar het backpack met de medicijnen liep. 'Ik kan gewoon niet wachten tot ik aan de beurt ben. Kunnen we hier niet als de bliksem vandaan? Voordat ik het ook krijg? Naar huis terug?' (uit: Redmond O'Hanlon Congo. Pandora, 2001. p 70.)]

17.4.16

Helemaal zeker ben ik er niet van, maar ik geloof dat ik enige dagen geleden in mijn slaap een koekoek hoorde. En misschien zag ik ook een beflijster toen. In mijn slaap dus.

23.3.16

Vanochtend vroeg zag ik in een droom twee goudplevieren en ook twee tjiftjaffen.

Ze zaten op een braakland/aardappelveld tegenover het huis waar ooit de ouders van mijn vader woonden. De goudplevieren had ik het eerst gezien. Eén ervan had een handpen die uit de linkervleugel hing. De tjiftjaffen zaten er niet ver vanaf en ze waren erg geel, geel als fluiters. Maar het waren tjiftjaffen, dat wist ik.

13.3.16

In de nacht van vrijdag op zaterdag hoorde ik in een droom een koekoek. Ik werd er wakker van en mummelde tegen mijn vrouw naast me: "hoor, een koekoek. Ik zet het raam open."

Daarna sliep ik weer in, na dat mummelen.

4.3.16

[Voor mij waren die plaatsen de bergen van Lhasa waar de stad zich openbaarde als een stroom goud in een goudwasserszeef, de Menez-Hom, die de drie rotspunten van het schiereiland Crozon afgrendelt, de top van de Dru waarop een maagd de wacht houdt die vaak door de bliksem wordt getroffen. (uit: Sylvain Tesson Berezina. De Arbeiderspers, 2015. p 126-127.)]

25.2.16

[Enkel hier, wanneer er even geen wagens voorbijrijden, is het gedonder van buiten goed hoorbaar. De bliksem weerkaatst op het bijna zwarte water. (uit: Lize Spit Het smelt. Das Mag, 2016. p 451.)]

14.2.16

De kleine kat ligt op een plek waar ze niet liggen mag, maar ik laat haar. Ik ga naar de kelder en haal een Vicaris tripel/gueuze.

13.2.16

7.2.16

Vanmiddag, slapend op de zetel, zag ik in een droom een geelgors en een kleine bonte specht.

Ik liep over een bedrijventerrein, want ik moest ergens wezen daar, in een modern fabriekje. Er bleek een brandje te zijn, mijn afspraak ging allicht niet door, maar niemand maakte zich al te druk. Op een hekken achter me zat een geelgors en op de grond een kleine bonte specht. De droom liep naar zijn einde, ik dacht - nog steeds dromend - die zie ik vaker in mijn dromen, die kleine bonte specht.

5.2.16

[Een klein stukje van de tuin lijkt getroffen door blikseminslag tijdens het onweer van maandag. De dag erna zag ik dat de aardappels leken te verdorren. Nu zijn, op zo'n 4m², bijna alle aardappels, de meeste snijbonen, sommige koolrapen & radijsjes, enkele jonge erwtenplanten & zelfs sommig onkruid verdord & gaan dood, alsof er een vlam overheen is gegaan. Het moet te maken hebben met het onweer, ik denk niet dat de waterstroom iets giftigs in het bed gespoeld kan hebben. Wat heel opmerkelijk is, is dat alle beschadigde planten op hetzelfde stukje grond staan, de rest van de tuin is niet getroffen. Maar waar is dat op dat stukje één rij erwten staat die ook niet beschadigd lijkt. (uit: George Orwell Dagboeken 1931-1949. privé-domein, 2014. p 326.)]

30.1.16

29.1.16

Zowat een week geleden, in de nacht van zaterdag op zondag, zag ik in een droom een roodkeelduiker. Hij zat in Hoboken, hij zat op de Schelde.

Ik was met de trein gekomen en had de verdomd hoge dijk beklommen. De Schelde, erg breed, had aan de Hobokense kant een boulevard en een lint hoogbouw als aan de kust. Ik leunde tegen een metalen reling en zag de vogel vlak tegen de rand langszwemmen, stroomafwaarts, richting Antwerpen. Wellicht probeerde ik een foto te nemen. Er waren nog mensen. Mannen.

Later daalde ik de dijk weer af naar het achterland. Er lag daar een wachtbekken dat volliep met water uit de rivier, het water kwam onder hoge druk uit de dijkwand gespoten. Op dat wachtbekken zat - geloof ik - nog een bijzondere vogel, maar welke was dat weer?

16.1.16

[Ik was niet onbekend met de bliksemflits; ik was niet onbekend met de donderslag. Benijdenswaardig ervaren in deze zaken, was ik niet onbekend met de wolkbreuk - de wolkbreuk, en daarna de zonneschijn en de regenboog. (uit: Martin Amis Het interessegebied. Atlas Contact, 2014. p 7.)]

8.1.16

[Hij ziet het aan haar ogen, die bliksemen van verontwaardiging. Maar ze gaat de discussie met hem niet aan. (uit: P.F. Thomése De onderwaterzwemmer. Atlas Contact, 2015. p 110.)]

1.1.16

[En opeens zie ik, zoals in een huis wanneer het onweert en tientallen in het donker verborgen voorwerpen een seconde lang door het weerlicht zichtbaar worden, allerlei andere, eerdere momenten uit onze relatie waarin dat ook al is gebeurd, momenten waarop haar emotie met de mijne bleek te resoneren of zelfs te corresponderen. (uit: Stephan Enter Compassie. Van Oorschot, 2015. p 84.)]