22.2.21

Eind vorige week zag ik in mijn slaap twee ooievaars.

Tegen de straatkant bij nummer 48 zat een rechthoekige waterbak in de grond. Een drinkbak? Een strakke vijver, zoals bij Victor Campenaerts? Alleszins: er zat een laag ijs op het water en daaronder zag ik twee lange rode snavels, ooievaars. Ik stampte het ijs stuk en de ooievaars vlogen dadelijk weg. Er bleken ook aalscholvers en pinguïns in het water te zitten. Ik zag de meisjes bij de voordeur hun laarzen en regenjassen aantrekken.

[Zo jagen sneeuwpanters, de verrassing is hun wapen. Anders dan hun soortgenoten van de Afrikaanse savanne zijn ze te zwaar om een prooi rennend te pakken. Daarom stellen ze zich verdekt op, naderen hun prooien tegen de wind in en bespringen die van een paar meter afstand. Militairen noemen die tactiek van onverwacht en uit het niets voluit aanvallen een bliksemactie. (uit: Sylvain Tesson De sneeuwpanter. De arbeiderspers, 2021. p 138-139.)]