5.1.05

André Sollie: 'De grote reis van kleine Emma'

Hoe ouder, hoe conservatiever, hoe rechtser. Zo zal het mij vergaan - helaas. Ik zeg helaas, want alles en iedereen is nu eenmaal gebaat bij linksigheid en progressiviteit; de wereld is beter af met een jonge ik, idealistisch en solidair. De evolutie naar rechts moet daarom zo lang mogelijk tegengehouden, want ze stoten mij af, rechtse oude zakken. Maar af en toe krijg ik al conservatieve reflexen. Ik beken.

Zondagnacht bijvoorbeeld. Ik las De grote reis van kleine Emma, André Sollies hervertelling van De sneeuwkoningin (H.C. Andersen). Voor 8 en ouder, met iets moois van Kristien Aertssen op de cover en zacht roze bladen om mee te beginnen en te eindigen. Het was heerlijk om nog eens te beleven hoe snel de seizoenen elkaar in sprookjes op kunnen volgen. Hier en daar waren er wendingen die lijken op de originele tekst (de dikke blauwe Lemniscaat neem ik gemakshalve als origineel), maar dan soberder en daar hou ik van.

Ze gingen op elkaar lijken.
Zoals een jongen en zijn zusje.
Een meisje en haar beste vriend.
En hier en daar duikt, uit het niets, de typische sprookjeswoordenschat op. Zo is er in het origineel geen spoel te bekennen, maar wel bij Sollie. Niet de traditionele spinnewielspoel, maar een spoel is een spoel is een spoel.
Op zijn hand zat een meisje, zo groot als een spoel naaigaren.
Het was een verhaal als een sprookje. Maar op bladzijde 22 kwam de schok.
'Moet je horen,' zei de kraai. 'Ik heb verkering met een steedse kraai die in de toren van het kasteel woont. Die heefd de afgelopen weken wel honderd jongetjes gezien. Dat heeft ze me zelf verteld.'
'Ik zoek maar één jongetje,' zei Emma, 'Bas.'
De kraai draaide zijn kop weer alle kanten op en zei alleen maar: 'Kun je fietsen?'
Het begon eigenlijk al met "verkering". Ik vind verkering geen mooi woord, al niet voor een kraai en helemaal niet voor in een sprookje - misschien is het gewoon te noordelijk voor mij. Geef mij dan maar iets als verloofd, maar dat is voor de schrijver dan misschien weer te huwelijks, te religieus, te hetero. Maar achteraf bekeken was die verkering slechts de voorbode van "fietsen"..

"Fietsen"! Een sprookje met een fiets. Dat vond ik niet kunnen, dat brak in mijn hoofd heel de sfeer. Ik schrok er wel van dat ik het niet vond kunnen, zondagnacht in bed, maar ik vind het nog steeds. Vlak na het verschijnen van het F-woord bleek de stad beneden in het dal - dus bergaf - te liggen en "dat was boffen" (gil!) Emma staat vervolgens rechtop op de trappers en rijdt "met een rotvaart" (gil! gil!) naar beneden. Tegen die tijd zat ik rechtop in bed, mommelend van welk een ongehoorde taalnieuwlichterijen. Het duurde tot de koets (p26) voor ik weer echt in het sprookje zat. Oude zak, zei ik tegen mezelf.

Maandag herlas ik Andersens versie nog eens helemaal. Geen fiets, inderdaad, maar voor de rest heb ik snel gekozen. Voor de rest heeft Sollie goed gewerkt; enkele wolkjes adem zijn versprongen, de gedroogde vissen bleven. Hij kortte het ook in tot een aangenamer voorleesformaat en gooide die dekselse psalm eruit. Ik mis eigenlijk slechts één zin in de bewerking. Laat ons afspreken dat die erin komt bij de herdruk, wanneer de fiets geschrapt wordt:
'Ze is vet, ze is lekker, ze is gevoed met nootjes' zei het oude roverswijf.
André Sollie De grote reis van kleine Emma. Wielsbeke: De eenhoorn, 2003.
Hans Christian Andersen Sprookjes en verhalen. Rotterdam: Lemniscaat, 2001. (derde druk)

Geen opmerkingen: