17.2.05

Joke van Leeuwen: 'Slopie'

Na een paar bladzijden in Slopie is het al duidelijk: dit is opnieuw een heerlijk Joke van Leeuwen-boek met enkele klassieke Joke van Leeuwen-ingrediënten. Klassieke Joke van Leeuwen-ingrediënten? Ja, ik ben natuurlijk geen kenner, maar met Deesje en Het verhaal van Bobbel die in een bakfiets woonde en rijk wilde worden in het achterhoofd vallen er in Slopie wel een aantal terugkerende elementen op. Ik noem er enkele:

Het begint al met de titel van het boek, of de naam van de hoofdfiguur: Slopie. Dat is geen Marieke of Lies. Dat is een bijzondere naam – even bijzonder als bijvoorbeeld Deesje of Bobbel – en dat heeft een reden: een bijzondere naam hebben gaat immers, net als bijzonder gekleed gaan trouwens, hand in hand met beroemd zijn. Ik verzin het niet, het staat in de eerste regels van het eerste hoofdstuk.

Toen Tonnus en Lisa wisten dat ze een kind zouden krijgen, keken ze vaak naar de televisie. Ze keken naar mensen in een lange jurk of een glanzend pak die veel applaus kregen, want die waren beroemd en hadden een beroemde naam. Tonnus en Lisa wilden hun kind graag een beroemde naam geven, een bijzondere naam, een naam waar ze zelf niet op gekomen zouden zijn.
In het boekenuniversum van Van Leeuwen is beroemd zijn blijkbaar iets waardevols, iets dat nagestreefd mag en moet worden. Het is een universum waarin Dag Allemaal het grootste weekblad zou kunnen zijn. Het is het Vlaanderen van Shania en Kenji met de pet. De hoofdpersonages zelf streven weliswaar niet echt roem na, zij vinden een vader beschermen (Slopie) of de weg naar halftante vinden (Deesje) belangrijker, maar de omgeving van die hoofdfiguren staat wel vol bewondering voor wie beroemd is. En welke weg leidt het snelst tot beroemdheid? De weg der TV natuurlijk. En wie komt er op die TV? Slopie. En Deesje. Luister naar Slopie (a) en naar Deesjes halfnichtje Oele (b):
(a) Wat zullen papa en mama trots zijn, dacht Slopie. Ik ben nu al een beetje beroemd.

(b) 'Wauw hé,' zei ze vol bewondering, 'jij was op de televisie. Ik wou dat ik eens op de televisie was. Hoe doe je dat toch allemaal?'
Oeles bewondering geldt niet enkel Deesjes TV-optreden, zo blijkt later:
'Wauw hé,' zei ze nog een keer. 'Jij verdient geld en jij bent op de televisie. Hoe dóé je dat toch?'
Ook zelf geld verdienen en rijk worden is iets dat de bijzondere kinderen in de boeken van Joke van Leeuwen wel eens doen. Slopie doet mee aan Miljoenenpoen op TV, Deesje beantwoordt tegen betaling vragen over het heelal en ook Bobbel die in een bakfiets woonde en rijk wilde worden verzint allerlei manieren om aan geld te geraken. Net als bij de factor beroemd zijn, moet ook hier wel weer gezegd worden dat de hoofdfiguren zelf niet zo veel belang aan geld hechten maar het vooral voor anderen doen. Slopie wil haar vader en moeder de jetski en de winkel gunnen waar ze zo naar verlangen, Deesje wil van het geld spijkers kopen voor haar klussende vader en broers, en Bobbels grote ambitie is mooi wit papier te kunnen kopen voor haar moeder. Jaja, u merkt het, in Joke van Leeuwens wereld zijn familiebanden nog waardevol. De hoofdpersonen houden altijd van hun ouders, net zoals de ouders uiteindelijk altijd onvoorwaardelijk van hun kinderen houden. Andere volwassenen zijn wel vaak dwingender, gevaarlijker.

Ook het tweede hoofdstuk van Slopie opent met een echt Van Leeuwen-ding. Ze maakt zinnen grappig door ze moeilijker dan nodig te maken, door te spelen met taal, relaties en verwijzingen.
Wie net geboren is moet worden ingeschreven. Dat hoort zo. En het is ook handig, want als een achterachterachterkleinkind wil weten wanneer zijn betbetovergrootmoeder op de wereld was, dan kan zo'n achterachterachterkleinkind dat in boeken opzoeken.
Taalspielerei vinden we wel vaker in de boeken van Joke Van Leeuwen. Hieronder bijvoorbeeld een telefoongesprek uit Deesje:
'[...]Ik ben Deesje'
'Deesje?' zei de stem, 'Die ken ik niet. Ik dacht dat jij dacht dat ik was wie ik was, en jij dacht dat ik dacht dat jij was wie jij was, maar ik denk dat ik niet ben die jij denkt dat ik ben en ik denk dat jij dat nu ook denkt, denk je niet?'
Wat komen we nog tegen? Grappige tekeningen natuurlijk. En vooral wanneer die tekeningen brieven of tekstjes bevatten zijn ze zeer geestig en zeer herkenbaar Joke. Of tekeningen die op de een of andere manier verschillende mogelijkheden van toekomstig handelen voorstellen. Er zitten in Slopie wel minder tekeningen dan in Deesje of in Het verhaal van Bobbel etc, maar ze zijn er nog steeds. De tekeningen hebben hetzelfde lieve, leuke, soms naïeve maar steeds verfrissend geestige van de hoofdpersonen.

Al die inhoudelijke en vormelijke gelijkenissen; schrijft Joke van Leeuwen dan keer op keer hetzelfde boek? Ook nu weer? Nee natuurlijk niet (en al was het zo, dan was er nog geen reden tot klagen, want dan zou het wel keer op keer een erg goed boek zijn en we zeveren per slot van rekening toch ook niet omdat er in een roman van Rudi Hermans weer ergens een vader-bakker figureert, nee toch). Nee, Slopie heeft erg duidelijk iets wat ik in nog geen enkel ander boek van Joke van Leeuwen terugvond, namelijk dreiging. In alle boeken zijn er wel problemen; ieder kind is in een bepaald hoofdstuk wel even de weg kwijt in een vreemde stad, ieder kind komt in een bepaald hoofdstuk wel een lastige en dwingende volwassene tegen, maar de beklemming die de souffleur in Slopie teweegbrengt is ongezien. Onder Slopies geestige wedervaren wordt een constant dreigende onderlaag gelegd en die dreiging komt veel ernstiger, veel serieuzer en beangstigender over dan in de andere boeken. Ik moet toegeven dat ik dat heel bijzonder vond, dat ik de sfeer erg kon smaken, dat ik erg uitkeek naar het einde. Ik moet zelfs zeggen dat ik halverwege dacht dat Slopie het beste Joke van Leeuwen-boek ooit worden ging. En ik bleef dat denken tot het voorlaatste hoofdstuk. Tot hoofdstuk 26 waarin de dreiging wegvalt, plots. Op een abrupte manier die vlotjes zou kunnen in de andere, lichtere boeken of in onze echte wereld waar ingrijpende gebeurtenissen nu eenmaal veelal erg lullig zijn, maar die verschrikkelijk ontgoochelend overkomt na de beklemmende sfeer waarin we zaten. Het einde voldoet gewoonweg niet na al die doorgedreven spanningsopbouw, na al de opgewekte nieuwsgierigheid naar het einde. Het is nog niet af. Het mag nog niet eindigen, er moet nog vanalles gezegd. Maar toch is het af. 'Af. Blijkbaar,' denk je dan. 'Jammer,' denk je dan.

Na dat voorlaatste hoofdstuk lees je natuurlijk ook het laatste nog. Het is goed dat er daar vrede, liefde en begrip is, zodat je het boek met een warm gevoel weg kan leggen, maar de ontgoocheling blijft. 'Jammer,' denk je nog steeds, omdat je voelt dat het nog beter kon. Er moest nog een einde verzonnen en de deadline kwam erg dichtbij, zo lijkt het wel. Zo lijkt het nog steeds. Maar ondertussen heb je in het laatste hoofdstuk ook dit gelezen:
Weer zwegen ze een poosje. Er hing nog teleurstelling in hun hoofd die moest wegdrijven. Er voeren nog miljoenen in rond die moesten zinken.
En dat heeft ze goed gezegd, Joke van Leeuwen. Het moet ook bij mij nog even zakken dat het orgelpunt er niet uitgekomen is. Maar misschien kan een mens niet alles hebben en moet ik doen zoals Slopies ouders en de teleurstelling opzij schuiven en houden van wat is en was, alles weer goed laten komen tussen haar en mij. Ik moet blij zijn met de overvloed die er is en niet neuten over dat beetje dat ontbreekt. Joke van Leeuwen heeft altijd gelijk en ik was er nog niet klaar voor. Wat een goed boek. Wat een goed boek. Ondanks het einde. Misschien wel het beste van Joke van Leeuwen.

Joke van Leeuwen Slopie. Antwerpen: Querido, 2004.

Geen opmerkingen: