Het was op een zaterdag, het was in Amsterdam. Ik had mijn beste hemd aangetrokken.
Op het Spui werd Remco Camperts verjaardag gevierd – komt allen had er op de affiches in de etalage van Athenaeum gestaan – en we zagen de dichter bier drinken op een sofaatje. Er waren geen nadarhekken, er was geen gelikt evenement, niet half de stad was afgezet, Patrick Janssens moest niet speechen, het was goed.
Amper een kwartier eerder had ik voor €2 een heerlijke uitgave van Het leven is vurrukkulluk gekocht (1961, Literaire Reuzenpocket no24) met een paginagrote foto van een schuchtere Campert op de achterkant. Dat verlegene was nog heel goed terug te zien in de Campert op het sofaatje; wie aarzelend bladert in een bundel, wie een pilsje drinkt, wie staart naar zijn schoenen, hoeft geen publiek aan te kijken.
Wat ik nog niet wist is dat Kees de jongen in Het leven is vurrukkulluk speelt, zelfs Rosa Overbeek. De bliksem had ik wel al, van Occy. Ik citeer bij deze feestelijke gelegenheid dan maar ander passends:
Het is gedaan met ons land. We kunnen niet eens meer voetballen. Het is gruwelijk. Alleen de drank geeft nog soelaas. (p 144)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten