29.10.12

de paden op

In het weekend voor allerheiligen reden W., P. en ik met de wagen door Zeeuws-Vlaanderen. We zagen een geoogst grafbloemenveld. Er lagen nog resten op het land, kluiten met chrysanten die onverkoopbaar waren, rood, geel, wit of paars. In de wagen maakten we grappen over het smelleken dat we zouden gaan zien. Ik had mijn rubberlaarzen aan. En ik had een thermos hete koffie meegenomen en drie kopjes van mijn trouwservies.

Mijn vrouw had me verteld dat ze op vrijdag in het centrum op de tram had staan wachten. Het was koud geweest, en er had een grijze vochtigheid tussen de straten gehangen. Een tram sneed de bocht om en door het raam had mijn vrouw een kind gezien dat verkleed was als een spook.

Zelf had ik in het koffiehuis aan haar verteld over het stoken vroeger. Dat we vroeger naast de tafel met de computer erop in de woonkamer een papiermand of papierdoos hadden en dat we die dan elke twee weken op het landje tussen het huis en het kanaal opstookten. Ik droeg dan al het papier en karton naar de stookplaats en stak alles daar aan met een lucifer en bleef staan wachten tot het opgebrand was.

Vlak voor we de grens overgingen, had W. nog getankt in Kieldrecht. Hij had vijftien euro te spenderen. Ik vind het mooi dat je voor je autoverplaatsingen een maximumbudget opstelt, maar de kwestie was onpoƫtischer. Wat er ook van zij, nadat we het smelleken hadden gezien - wat kwam dat toch onverwacht en wat was het mooi en wat zat-ie stil en hoe was-ie daarna toch ongezien weer verdwenen - nadat we dat smelleken hadden gezien en weer in de stad aangekomen waren, was die vijftien euro er wel ongeveer weer door. P. en ik gaven W. elks vijf euro. Daarna gingen we taartjes eten.

Geen opmerkingen: