13.10.12

outijzer, kooweper, loowetenzink

Vanuit een auto klinkt het gekraak van een cassettebandje door de wijk. Outijzer, kooweper, loowetenzink. En ouwestooven. Wijnemenok ouwvrakken vanautos. Verder is er buiten niets dan regen en grijzigheid. Binnen lig ik onder een deken op de zetel, de kat tegen de holte van mijn knie. Ik probeer een boterham met pikante pitasalade te eten, maar na tien keer kauwen spuw ik de hele prak weer uit. Ik spoel mijn mond met koffie.

Outijzer, kooweper, loowetenzink. En ouwestooven. Wijnemenok ouwvrakken vanautos. Gisteravond heb ik Het A.P. Beerta-Instituut uitgelezen [Ik had dat aangekondigd op het werk: 'Vanavond lees ik na bijna een maand mijn boek uit!' Het enthousiasme was bescheiden, maar in de namiddagpauze was er toch taart met krieken - V. had die gekocht - en op de trein balde E. haar vuist in triomf.] Het A.P. Beerta-Instituut uitgelezen dus en ik kan mijn hoofd moeilijk bij mijn nieuwe boek houden. Nee, mijn hoofd zit bij koperwieken, die wil ik stilaan wel weer eens zien, en niet bij Jiří Weil, ook wel bij oud ijzer.

Een paar nachten geleden, zo herinner ik me nu, zag ik in mijn slaap een rosse franjepoot. Of een grauwe franjepoot. Ik heb niet zo heel goed gekeken. Het deed er niet toe in mijn droom. Ik had mijn telescoop opgesteld op een smal wandelpad in een kloofje achter een rij huizen. Er was een reling van roodgeroest ijzer. De weg ernaartoe leek op de passage van La Redoute, maar de plaats aan het water zelf leek veeleer op Monschau. Maar dat doet er allemaal geen bliksem toe. De kat ligt ondertussen op een stoel onder de eettafel. Het is herfst. De voorband van mijn fiets staat plat.

Ik tik nog twee citaten over.

[Maar dat doet er allemaal geen bliksem toe. Zolang je maar bezig bent en de mensen de illusie kunt geven dat dat zin heeft. (uit: J.J. Voskuil Het Bureau 4: Het A.P. Beerta-Instituut. Van Oorschot, 2001. p 389.)]
[Als fatsoenlijk mens kun je de zaken niet zwart genoeg zien. Die gedachte beurde hem op. Bij het omslaan van de hoek van de Voorburgwal rook hij de lucht van kerry, knoflook en mosselen uit de stal van de mosselman voor Dorrius, als in een stad uit een ver verleden. (uit: J.J. Voskuil Het Bureau 4: Het A.P. Beerta-Instituut. Van Oorschot, 2001. p 88.)]

Geen opmerkingen: