6.2.14

Op de trein lees ik weer in Koos Van Zomeren. In 1979 was-i 33. Dat maakt hem ondertussen bijna 70, daar zit ik van te kijken. Ik onthoud dat ik een fragment vanop p 58 moet overtikken als voetnoot bij gisteren.

Wanneer ik thuis aankom, is het aanzienlijk later dan verwacht - personen op het spoor, verminderde snelheid. In de keuken vind ik lauwe pasta met witte kool, witte bonen, broccoli en een pepertje. Het smaakt heerlijk. Erbij mijn voorlaatste Westvleteren 8, vervaldatum 10.09.13.

Een dag later zal de kleine kat in de kattenbak kakken [regen], maar dat weet ik nu nog niet. [O jee, de tijden, de tijden. O jee.]

Momenten dat het regent krijgen structureel meer aandacht dan momenten dat het niet regent. In de wandeldagboeken van Voskuil lijkt het continu te regenen. Toen ik daar een keer een opmerking over maakte, zei Lousje: 'Maar het regende bijna nóóit.' (Bovendien: 'We zijn toch niet van peperkoek?')(uit: Koos Van Zomeren Naar de natuur. De Arbeiderspers, 2011. p 58.)

Geen opmerkingen: