We zaten op een terras en dronken tripel van Westmalle. Het was nog warm en we konden ons zonder al te veel moeite een Seine inbeelden onder de spoorwegbrug waar we tegenaan keken. Rechts de straat in zong een merel. Aan een tafel achter onze ruggen hoorde ik iemand, een man, zeggen dat-ie vanmiddag een zomertaling gezien had, en een blauwborst. Hij klonk zeer enthousiast. Daarna zei hij - nog steeds enthousiast - iets over seks, maar wat dat exact was, kon ik niet horen.
Ik vertelde mijn vrouw over de diepmenselijke contacten die ik die middag op mijn wandeling had gehad. Het waren er twee:
- een boer op een tractortje die vroeg wat ik aan het doen was, met mijn verrekijker en telescoop. 'Vogels kijken,' zei ik. Ah, dat dat mocht, zei de boer, maar eigendommen bespioneren, dat mocht niet. Ik vertelde daarop - om hem gerust te stellen, te overtuigen wellicht - iets over kramsvogels en Scandinavië of Siberië, maar dat kon-ie niet volgen. Hij zat al die tijd boven op zijn tractor, de motor draaiend.
- een Duitse scheper (of een Mechelse, wat weet ik ervan) die een joggende vrouw met zich mee trok. Het beest kwam zeer enthousiast & niet te stuiten op mijn tas af. De vrouw struikelde erachteraan. Ze excuseerde zich, ik leek op haar zoon, vandaar dat de hond zo deed. Dat kon ik dan weer niet helemaal volgen.
- Ik fietste in de avondschemering naar huis. In de Diksmuidelaan was een bejaarde vrouw aan de praat met twee mannen, Noord-Afrikaanse origine, een jaar of 30. Toen ik langskwam, stapte de vrouw het fietspad op en deed ze me stoppen. 'Meneer, excuseer, kan u de klok zetten?' Ze zwaaide met een draadloze telefoon. Ik zei iets van 'Ach' en van 'Zo'n telefoon' en van 'Het spijt me, mevrouw.' Dat laatste had ze wellicht al niet meer gehoord, ze had zich opnieuw naar de twee mannen gekeerd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten