15.12.18

[Op zijn bureau ligt een dun, donkergeel schrift met op de kaft: 'De val. Toneel'. Binnenin is niet meer dan één pagina beschreven, in 2011.

Slot: sirene ambulance
Schaduw vliegt bliksemsnel omhoog
3 x 20 minuten

(uit: Mirjam van Hengel Een knipperend ogenblik. Portret van Remco Campert. De Bezige Bij, 2018. p 546.)]

2.11.18

[Bewoners weten dat er een site uit de Steentijd in hun omgeving is, en ze omarmen dat gegeven bliksemsnel. (uit: Redmond O'Hanlon De groene stad. Atlas Contact, 2018. p 84.)]

20.10.18

[Vader zag niets. Hij tuurde naar de bergen en wachtte op de volgende bliksem. Die kwam. Zijn gezicht lichtte op.
'Je voelt je een beetje als God,' zei hij. (uit: Paul Theroux Muskietenkust. De Arbeiderspers, 1993. p 241.)]

[In het theater zie je de flits niet, hoewel ik dat niet zeker weet, aangezien de flits wel duizend keer zo sterk kan zijn als die van een bliksemschicht, en wie weet staat er ergens een deur op een kier? (uit: Lieke Marsman Het tegenovergestelde van een mens. Atlas Contact, 2017. p 17.)]

25.7.18

Om 00:18u hoorde ik een witgat boven de koer overvliegen. Ik hoorde: tiebie wit-wit-wit. Dat noteerde ik: "tiebie wit-wit-wit". En het uur "00:18u", dat schreef ik er ook bij, er gaat al genoeg verloren.

Een onlangs gestorven nonkel van mijn moeder, dat moest ook nog maar niet verloren gaan, kon een huis binnenkomen en dadelijk roepen: "Ik blijf eten hè."

Tussendoor nog een vogel uit mijn slaap. Visarenden. We keken uit op de speelplaats van een lagere school. Er vlogen visarenden. Ze zaten ook op palen die normaalgezien gebruikt worden voor balspelletjes.

25.6.18

[Lara verwondert zich over het bezoek, Kristin daarentegen is als door de bliksem getroffen, ze zit stokstijf op de keukenstoel en het zweet droogt op haar lijf terwijl Lara met de koffie bezig is, koekjes op tafel zet, zich het hoofd breekt over de reden van het bezoek en een paar keer zegt: Ja, ja, en ook: Hè, hè, naar nieuwtjes vraagt, hoe het met het vee is, hoe de hooioogst was, de staat van de weiden, Asdis geeft antwoord, maar ook niet meer dan dat, en af en toe valt er een stilte, en Lara wiegt met haar bovenlijf nerveus van voor naar achter. (uit: Jón Kalman Stefánsson Zomerlicht, en dan komt de nacht. Ambo/Anthos, 2018. p 125.)]

12.6.18

Afgelopen nacht zag - en hoorde - ik in mijn droom een grote karekiet. Mijn vrouw was er ook bij.

[Tijdens het eten zorgde Barend dat het gapende gat voor mijn vader verborgen bleef door zo min mogelijk zijn tanden te ontbloten, en verder liet hij bliksemsnel een snor staan. (uit: Charlotte Mutsaers Harnas van hansaplast. Das Mag, 2017. p 177.)]

6.6.18

De afgelopen weken, zo blijkt, heb ik een sterke sympathie opgevat voor weegbree. Smalle, ruige, grote. Hertshoorn. Die dingen.

5.6.18

[De eerste bliksemflits is ergens achter de horizon. (uit: Cynan Jones Inham. Koppernik, 2016. p 15.)]

29.5.18

[Het lawaai ontstaat doordat bladeren met de snavel bliksemsnel opgepakt en opzijgegooid worden terwijl één poot als een tuinharkje bijspringt. (uit: Hay Wijnhoven De merel. Atlas-Contact, 2017. p 85.)]

21.5.18

[Hij gooide de resten van het ijswafeltje in het water en glimlachte om het patroon dat nu ontstond: bliksemsnelle aanvalletjes, gevolgd door korte vluchtmanoeuvres, alsof elk zinkend kruimeltje een dieptebom was die eerst onschadelijk gemaakt moest worden. (uit: Martin Michael Driessen De pelikaan. Van Oorschot, 2017. p 23.)]

18.5.18

14.5.18

[Zijn leven lang zou de splijtende bliksemschicht van die avond hem bijblijven, in de tijd waarin er in Deurlo kruisraketten op het oosten stonden gericht maar je voor een seksboekje helemaal naar de stad moest. (uit: Tommy Wieringa De heilige Rita. De Bezige Bij, 2018. p 134.)]

In de nacht van zaterdag op zondag zag ik in een droom Koen Peeters - hij gaf me enige uitgeprinte e-mails. "Lees die eens door," zei hij erbij.

Het gebeurde allemaal in de living van mijn ouderlijk huis. We zouden ergens naartoe met de wagen, eten. Koen zou rijden. G. was erbij, en ook mijn collega F. Ik droeg mijn zwarte schoudertas en ook nog een linnen zak, hoewel ik niets mee hoefde te nemen behalve dan die e-mails. Ik kon mijn schoenen niet vinden.

Toen maakte mijn vrouw me wakker. We moesten de baby iets geven tegen de koorts.

24.4.18

[Een man gleed voorbij met de grijptang en porde de das juist op het moment dat de hond naar voren schoot en de das verhief zich en beet onder luid gejuich terug naar de hond en de hond dook weg van de beet die zo snel als de bliksem was geweest. (uit: Cynan Jones De burcht. Koppernik, 2015. p 101.)]

18.4.18

[De lucht stond daar in lichterlaaie en de meeste vlammen kwamen van een lange, omrasterde pijp die als een vuurspuwende vrouw grote, oranjerode bolbliksems tegen het grijze zwerk toverde. (uit: Lévi Weemoedt De ziekte van Lodesteijn. Penta Pockets (nr9727), 1997-1998. p 121.)]

4.4.18

In de nacht van maandag op dinsdag zag ik in mijn droom een huismus.

Ik wandelde door een park, misschien het Elisabethpark in Ganshoren, en zag rechts naast het pad een huismus. Nee, het waren er twee - ze aten van achtergelaten brood. Ik greep er één met mijn rechterhand en wandelde verder, huismus (vrouwtje) in mijn hand, maar ik zat ermee verveeld dat de vogel luid begon te piepen. Ik zette haar weer neer, rechts van het pad.

Weer wakker, dinsdag, dacht ik terug aan de kuifmakaak die ik eens een huismus zag pakken. En nu, dit tikkend, zie ik de vos voor me die ik vanmiddag zag bij het Galgenweel. Dood was die.

28.3.18

['Ze schijnen er elektriciteit mee op te wekken,' fluisterde Eddie achter zijn hand.
'Is zo'n molen niet om koren te malen?' vroeg ik.
'Als het straks bliksemt zullen we ook elektriciteit hebben,' mompelde Joris, die een sigaret aan het rollen was. (uit: Bart Koubaa De vogels van Europa. Querido, 2014. p 62-63.)]

24.3.18

13.3.18

[Niet een blikseminslag werd het vliegtuig fataal, maar ijsafzetting in het motorblok. (uit: Gerrit Jan Zwier De omweg naar Paaseiland. Atlas Contact, 2016. p 23.)]

5.3.18

[Hier zit ik dan, in de oude mozaïekbrasserie La Strasbourgeoise en ik kijk naar de godin van het recht die wijdbeens boven op het treinstation zit met een blinddoek voor haar ogen en een gebroken bliksemschicht in haar ene en een weegschaal in haar andere hand. (uit: Oddný Eir Land van liefde en ruïnes. De Geus, 2017. p 38.)]

2.3.18

En een roodhalsgans!

Ja, ook een roodhalsgans zag ik, in een droom. Het kan makkelijk een week of twee geleden zijn.

1.3.18

1.2.18

Smienten!

Van de week, of misschien de week ervoor, zag ik in een droom smienten.

5.1.18

Op een woensdagvoormiddag, half december, zag ik in mijn slaap een roodstuitzwaluw.

Ik lag op de zetel te dutten en wandelde in een droom op straat voor mijn ouderlijk huis. Het waaide. Ik was warm gekleed. Tussen de berken en boven het poortje van de ezelenwei vloog een roodstuitzwaluw. Ik probeerde hem te fotograferen met mijn roze toestelletje en was erg verbaasd dat ik hem op beeld kreeg - het was een blauw-oranje veeg. Een ijsvogel, kon je vermoeden, maar ik wist beter: een roodstuitzwaluw.