25.9.04

lokaal G7.4 (vrijdag 9.05u)

Hoe kleiner de kopjes, hoe sterker de koffie, zeg ik tegen Mary-An.
Zo zou het toch moeten, zegt ze.
Ja, zeg ik.
Nee, hier kunnen we wel net zo goed water drinken, hoe klein en exclusief de kopjes ook zijn. Ik zet mijn monitor aan. Ik zeg: we kunnen wel net zo goed water drinken.

Goeiemorgen, zeg ik, want Sofie komt binnen.
Goeiemorgen, zegt ze, en: ik geef jullie dadelijk jullie passwords, dan kunnen jullie beginnen.
Ik knik, ik drink, maak geen geluid en verschuif de muis tot hij mooi en recht tussen telefoon en toetsenbord ligt. Sofie houdt daarvan. Sofie staat op orde.
Jullie hebben de koffie al gevonden, zie ik, zegt ze. Ik knik, ik drink, Mary-An zegt: ja.

Dit is geen slaapwandelen, dit is geen automatische piloot. Dit zijn bewuste keuzes, hier, vanmorgen, nu, op deze stoel in dit kantoor. Ik draai mijn eerste nummer, knik, Benjamin zegt: goeiemorgen. Zodadelijk zal hij koffie nemen, zeggen: niet echt sterk. Mary-An dan: ja. Ik: we kunnen wel net zo goed water drinken.
Tien na negen ondertussen.
Dit schreef ik op 11 september, de eerste bladzijde in mijn rode boek. En ik schrok; amper één week op kantoor en het proza al helemaal besmet. Boris, duinen en hartenklop lijkt ver weg.

Geen opmerkingen: