24.6.05

weerlicht is ook bliksem

Het donderde en weerlichtte, de regen viel zwaar uit de hemel.
[...]
Weer klonken er donderslagen. Bliksem. Regen. Misschien moest de sonnettenkrans wel zo beginnen, dacht Broer: met een eenzame, half krankzinnige zanger, al dan niet te paard, op een verlaten vlakte, schreeuwend tegen de elementen, de natuur zelf uitdagend. (uit: Aat Ceelen Aan mijn vrouw. Antwerpen/ Amsterdam: L.J. Veen, 2005. p 90-91)
Iets over het boek zeggen ook? Nu we de man toch aan het woord hebben kunnen we dat wel net zo goed aan hemzelf overlaten Een recenserend citaat [hij zal het waarschijnlijk wel zo gewild hebben]:
"Het had kop noch kloten, zin zat er ook niet in, en van drama was geen sprake." (uit: Aat Ceelen Aan mijn vrouw. Antwerpen/ Amsterdam: L.J. Veen, 2005. p 97)
Dat laatste bespaart mij alleszins het vuile werk; het laat mij de positieve noot (de sol, meestal). De regels over Turken met machtige kromzwaarden waren de beste regels over Turken met machtige kromzwaarden in lange tijd. (tiens: re re la)

Geen opmerkingen: