18.11.05

Leo Pleysier: 'De trousse' (bis)

Leo Pleysier schreef rond de jaren '90 een reeksje boeken die samenhangen. Ze zijn perfect afzonderlijk leesbaar, maar ze vormen ook een geheel doordat ze steeds gaan over dezelfde familie uit Hoogstraten. Ik heb het dan over Wit is altijd schoon, De kast, De Gele Rivier is bevrozen, Zwart van het Volk en Volgend jaar in Berchem. Elke keer krijgen we personages van dezelfde familie tegenover ons die in een reeks monologen en gesprekken hun verhaal vertellen. De stemmen van al die verschillende familieleden komen ons van alle kanten tegemoetgezoemd. De boeken bulken van de dialogen – misschien lieg ik hier want voor de meeste boeken is het al een tijdje geleden, maar ik herinner me eigenlijk louter dialogen, amper beschrijvingen. De boeken zijn dialogen. Het zijn boeken als verzamelingen van stemmen.

Die dialogen zijn de grote kracht van Pleysiers familiekroniek; ze komen heel natuurlijk, puur en eerlijk over. Ze zijn veelal geschreven in een bewerkte spreektaal, lekker strak en mooi in het gelid gezet; ze verheffen het Algemeen Hoogstratees tot literatuur en maken de streektaal uit de Antwerpse Kempen leesbaar voor elke Nederlandstalige zonder aan karakter in te boeten. Hoogstratees wordt altijd schoon. Ik ben er, echt waar, lyrisch over.

In enkele van die boeken kwamen we in de dialogen al een zeker tante Roza tegen, een non die als missionaris werkte in China en India. Vooral in De Gele Rivier is bevrozen speelde die een belangrijke rol; daar was ze de veelal afwezige hoofdfiguur die het boek droeg door de brieven die ze vanuit haar missieposten naar de familie in Hoogstraten stuurde. De familieleden lazen en becommentarieerden de brieven en haar afwezigheid en haar korte terugkeer naar het vaderland. Maar echt sprekend kwam de non zelf zelden naar de voorgrond. Haar karakter bleef daardoor vaag, en ietwat mysterieus.

een rij pleysier
Diezelfde non, tante Roza, heeft onlangs, in 2004, van Pleysier een boek helemaal voor zich alleen gekregen: De trousse. Roza komt nu zelf aan het woord en mag haar verhaal nu rechtstreeks aan ons vertellen. Ze doet dat alleen, in een monoloog, en zwijgzaam als ze is maakt dat het verhaal heel sober, heel gebald en uitgepuurd in veelal korte zinnen. Er staan nergens massa's adjectieven bij elkaar of bijzinnen van hier tot in Turnhout, neen, soberheid is troef. Dit dus in tegenstelling tot die eerdere boeken waar de sprekers wel spraakwatervallen waren, waar de dialogen overvloedig ratelden, waar de spreekstemmen van op het papier in je gezicht sprongen. Eerder werd er veel gesproken, veel herhaald, terzake of niet terzake. Nu is er tijd voor verstilling. Roza spreekt, en enkel zij. Natuurlijk herinnert zij zich af en toe nog wel een dialoog, maar die staat dan veel meer op de achtergrond dan vroeger en breekt niet in in de algemene soberheid. Enkel in de tweede helft van het boek, wanneer Roza's monoloog zich richt op thema's die haar echt na aan het hart liggen, waar ze echt emotioneel mee verbonden is, zien we dat er meer woorden nodig zijn, dat ze haar enthousiasme en gevoelens niet verbergen kan.

De versobering, eenvoud, ingetogenheid maakt dit boek tijdloos. Meer nog dan de eerdere – en ook buitengewoon fijne – boeken van Pleysier wordt de Trousse hierdoor een instant klassieker, een boek dat binnen 20 jaar nog steeds zal staan als een huis, dat los staat van modes en grillen maar goed is en goed blijft. Het enige in het boek dat wel vasthangt aan een mode en de tijdloosheid van de uitgave verbreekt, is het hemdje dat Pleysier draagt op de auteursfoto. Maar dat, dames en heren, is worst.

Wat ongetwijfeld wel bijdraagt tot het karakter van klassieker is dat de taal die zuster Roza gebruikt absoluut niet hip is. Ze neigt zelfs naar ouderwetsigheid. Doordat ze al 50 à 60 jaar voortdurend in het buitenland is – ze vertrok vlak na de oorlog en kwam slechts twee keer kort terug naar België – heeft ze natuurlijk wel een paar evoluties in het Nederlands gemist. Het maakt haar spreektaal archaïscher, maar dat gaat wonderwel samen met de verstilde sfeer. "Fijn dat ge mij komt verblijden met een bezoek," zegt Roza tegen een achternichtje dat plots als rugzaktoerist opduikt voor de kloosterpoort. Maar ze zegt het ook tegen ons, lezers. En wij kunnen dan niet anders antwoorden dan dat het genoegen helemaal aan ons is, dat we haar niet snel zullen vergeten en haar ook bedanken voor de mooie tijd.

En die Leo Pleysier, dat is een groot meester in kleine boeken.


Leo Pleysier De trousse. Amsterdam: De Bezige Bij, 2004.

Geen opmerkingen: