13.4.06

Amsterdam

Het was in Amsterdam dat de lente begon. Twee dagen na Reves dood verscheen het lentenummer – nummer 90 – van De Brakke Hond. Dat dat een belangrijk nummer is hoeft weinig betoog want er staat een verhaal in dat ik schreef.

de brakke hond
We kochten dus De Brakke Hond, lief en ik. We deden dat in De Brakke Grond en droegen hem verder de hele namiddag en avond in een tasje bij ons. Tussendoor citeerde lief Reve (Wat hebben we toen gelachen met die zeehond), en maakte ik daar foto's van. We dronken bier, thee en koffie, zagen een en ander van Rembrandt en Vermeer, van parkieten, futen, en meerkoeten. We aten noten. We praatten over spelling in het straatbeeld. Ik kocht nog maar eens een Rood Paleis en wees lief gebouwen aan waar iemand als Bordewijk over zou kunnen schrijven. We aten noten, we knipoogden naar Hafid Bouazza, we waren in Amsterdam.

een dame
Thuisgekomen zat De Brakke Hond natuurlijk ook gewoon in de brievenbus. Dat het een "prachtig[e] nummer" is, stond op een begeleidend briefje. Thuisgekomen was ook nog geen enkel Amsterdams boek helemaal uit, maar een citaat was er al wel:

Hij stapte d'r fijn op los. Desnoods kon het pikdonker worden, dát-ie geen hand voor oogen zien kon, en stormen gaan, dat de boomen omver waaiden. Hij zou d'r doodeenvoudig overheen stappen. Dwars het bosch door. De wind loeide, overal kraakten de takken, de regen striemde hem in z'n gezicht, hij zette z'n tocht voort. Het begon te onweeren desnoods; hij bleef kalm, al sloeg de bliksem vlak naast 'em in. (uit: Theo Thijssen Kees de jongen. Antwerpen: Het kompas, 1946. p 187)
Thuisgekomen, dat is nu.

Geen opmerkingen: