Pas twee dagen later, twee dagen na de installatie, schreef ik in het Kaaitheatercafé over de nieuwe ivars. Ik at er spruiten bij, rösti, kotelet, blackwellsaus. Ik dronk bier.
Ze zijn 2m26 hoog en dat scheelt, dat maakt mooier en dat schept – oef – weer wat ruimte. De indeling is strikter dan ze was: vroeger sorteerden we losjes volgens sferen, talen, aankoopdatum, maar nu heerst bij alle fictie het abc.Voor de nieuwe kwamen, waren er natuurlijk de oude ivars, 1m79 hoog. Tijdens het leeghalen vond ik vergeten schatten: buskaarten vol paginanummers uit wie weet welke boeken, bladwijzers met literaire theorieën en boude uitspraken en als hoogtepunt een pijl uit de Eneco-tour van 2005.
Zomer te Ter-Muren komt zo naast het verhaal van Tom Boonen te staan, Koen Peeters tussen Roland Paul en José Luís Peixoto, Gabriel García Márquez bij Pieter Gaudesaboos, de teksten van Lou Reed naast Ridder Prikneus van Daan Remmerts de Vries.
Door de gedwongen orde valt de wanorde, de aangename variatie in de kast op. Mijn boeken en die van lief nu definitief helemaal door en naast elkaar. Dat bevalt me, net als de geur van het verse hout. Grenen. Onbehandeld.
Pas twee dagen later schreef ik erover in het Kaaitheatercafé, naast me werknemers van de KBC, op hun borden: spaghetti.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten