Ik heb een mooi exemplaar van Het tankschip: een eerste druk uit 1942, met de Joséphine op de cover, volledig afgeleefd en vol stempels en cijfers uit een bibliotheek of drie. Een eerdere bezitter kocht het in 1942 en een andere op 14 maart 1975, "op de luizenmarkt". Ik kocht het op 21 april van vorig jaar. Het stonk toen zo – naar tankschip, dat klopt – dat het heel lang duurde voor ik erin kon lezen. Ik liet het eerst dertien maanden verluchten.
Vorige week deed ik het open, las ik het. En ik vond iets interessants:
"Heb eenig geduld," suste hij, "windt u niet op en tracht niet alleen te begrijpen maar vooral te gelooven, want had die Griek Papagos van de rue Royale geloofd, dan had ik verleden week met hem afgesloten en dan had Peeters nooit van mij iets gehoord, want Papagos of Peeters dat is voor mij precies hetzelfde. En beiden beginnen met een P.Dit stuk tekst is zeer Koen Peeters. Er is natuurlijk de naam Peeters, de toegesprokene hier; wel niet Koen, maar Jack. Maar Koen of Jack, dat is precies hetzelfde, het zijn twee Peetersen.
En de spreker hier is Boorman, een terugkerende naam in Elsschots werk, een steen om onderweg op te rapen, even mee te nemen en dan weer te laten vallen. Noem Boorman Elsschots Robert, Elsschots Marchand. Ah, Marchand. Het feit dat Jack Peeters en Boorman hier met elkaar praten komt voort uit een advertentie geplaatst in het tijdschrift Journal de la Marine Marchande. Ah, Marchande. En wie kan er straatnamen in het Frans lezen zonder aan Koen Peeters te denken? En dan nog een straatnaam met een koning erin. Toeval ongetwijfeld, en onbelangrijk, maar net daardoor misschien ook wel zeer belangrijk. Elsschot, geschiedvervalser die hij is, verzamelde Koen Peeters al in 1941, jawel, en dat het allemaal om het geloven gaat, wist hij ook.
Wanneer Elsschot een sinaasappel at, dan pelde hij die eerst met een mes op een wit bordje, en at hem nadien partje per partje op. Zwijgend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten