28.11.08

Le Dôme / Molenbeek

[I tell him to go easy on the wood pills. Just now, watching him from across the room, dudes are raking bets on how fast he keels over from a stroke. Dude should see how red his face looks, the veins on his forehead standing out as lightning bolts. (uit: Chuck Palahniuk Snuff. Jonathan Cape, 2008. p 53.)]
van Lope

26.11.08

in De Markten / Brussel
een witte hond op een stoel in De Markten / Brussel
Ik lees in het café van De Markten – alweer. W.G. Sebald. Alweer.

Plots en luid hoor ik "Canard! Quack quack. Canard." Ik kijk op. Naast me zitten rond twee tegen elkaar geschoven tafels vijf volwassenen en twee peuters. Ze kijken samen in een prentenboek en leren woorden.

Aan de tafel voor me zit een hond op een stoel. Hij draait zich vaak op zijn stoel naar me om en kijkt me dan aan. Hij ziet er lullig uit en ongelukkig. Door zijn witte vacht heen kan ik de roze schijn van zijn huid zien. Ik wil discreet een foto maken van het tafereel en kan het toestel nog net op tijd naar mijn tafel richten wanneer ik doorheb dat de flits zal afgaan. De tweede foto is beter, voldoende flou. De lucht buiten, achter de ramen naar de inkomhal, wordt al mooi blauw.

25.11.08

[Mijn soepbord vult zich met water, mijn kleren raken doorweekt. De bliksem flitst onophoudelijk, het onweer drijft dichterbij. (uit: Herman De Jonghe Koppenbergblues. Houtekiet, 2008. p 150.)]

22.11.08

koud en vochtig en Maurice Pons

Ik was voor een bewijs van mijn goed & zedelijk gedrag naar het politiebureau geweest – een bewijs dat mij dadelijk en zonder enig probleem verstrekt was, dat spreekt – en ik vond dat ik een espresso nodig had. Het regende namelijk erg koud, met een wind uit het noorden. Ik wandelde dus voort naar de Coffee Lounge, met zijn heerlijke zetels en barista's, nabij het belfort.

Dat ik geen rotte euro bij me had, was een detail. Ik zou na het drinken wel ergens geld uit een muur halen en dan terugkeren om mijn schuld te vereffenen – gesteld dat het ooit zou stoppen met regenen. Ten teken van mijn betrouwbaarheid kon ik desnoods mijn vers verworven bewijs van goed zedelijk gedrag voorleggen, maar dat was uiteindelijk niet nodig want de heren van de Coffee Lounge zijn overtuigend sympathiek. Ja, het was koud en vochtig, maar het was bovenal een mooie dag. En ik had koffie.

Bij de espresso's las ik in De seizoenen van Maurice Pons; een goed boek en ook in het boek was het koud en vochtig. Het regende als in het echte leven. Het is vreemd, dacht ik erbij, dat dit boek, dat dit goede boek onmiddellijk na aankoop en verwerking in de bibliotheek in het magazijn belandde, dat het geen kans kreeg in de rekken van de vierde verdieping bij de P van Peeters, Peixoto, Pleysier. Vermoedelijk ben ik de tweede lezer, ja, ik heb de online-catalogus in de gaten gehouden. Hoeveel moeilijker wordt het zo voor dit exemplaar om een lezersgeschiedenis op te bouwen, om lezerssouvenirs te verzamelen, om ook materieel te leven? Ik maakte ter compensatie dadelijk een koffievlekje onderaan op pagina 153 en en passant besmeurde ik, maar dat per ongeluk, de onderkant. Het is een geluk dat ik eerst mijn bewijs haalde en daarna pas aan de koffie begon.

De laatste regel van De seizoenen las ik later die dag in de KVS in Brussel. Ik zat met mijn lief op het tweede balkon en we zagen hoe Koen Peeters onder ons op het parterre zat. Ik zag hem opkijken en ik zwaaide. Tweemaal. De tweede keer zwaaide hij terug. Ik vermoed dat hij geen idee had wie ik was, maar dat is niet erg en ik moet me ook vaker scheren, dat weet ik.

Bliksem:

Ze gaf geen antwoord. Ze liep rechtdoor en trok de twee meisjes met zich mee. Ze ging recht op huis aan, zwijgend, huiverend, als een merrie die de bliksem achter zich voelt. (p 10.)

---
Maurice Pons De seizoenen Coppens & Frenks, 2007.

[Wat je nu overkomt is een negatieve infectie. Ook wel nachtegaelse bliksemamnesie geheten. Daar heb ik lang op geoefend. Ik betwijfel of het iemand met minder dan zeven breinen goed zou afgaan. (uit: Walter Moers Rumo & De wonderen in het donker. Houtekiet, 2008. p 326.)]
van Occy

20.11.08

mensen riepen

In Brussel/Bruxelles ging ik een koffie drinken in het café van De Markten op de Oude Graanmarkt. In de hal dribbelde een verwaaide vrouw rond. Canard, zei ze. Later kwam ze het café ook echt binnen. Vous êtes tous des canards! Canards! riep ze. Naast me zat een echte Dansaert-vrouw met zeer kort zwart haar en een dure, hippe bril. Eenden, vertaalde ze voor haar kleindochter, dat we eenden zijn, kwak kwak.

Enige uren later, in de metro bij Kruidtuin/Botanique, hoorde ik iemand schreeuwen: Les vélos vaincront!

18.11.08

[Het was een nacht met vreemde temperaturen; het was zo koud dat mijn adem witte wolkjes vormde, maar zo warm dat bliksems ontstonden en insloegen: brandende koorden die steeds ver boven zee stonden en flakkerend licht op de kliffen om me heen wierpen. (uit: Robert Macfarlane De laatste wildernis. De Bezige Bij, 2008. p 256.)]
van Lope

16.11.08

[Onze schuilplaats trilt; de hele nacht lijkt niets dan brullen en bliksemen. We kijken elkaar aan bij de lichtgloed, die telkens maar één seconde duurt, schudden met bleke gezichten ons hoofd en bijten op onze lippen. (uit: Erich Maria Remarque Van het westelijk front geen nieuws. Van Ditmar, 1949. p 77.)]

13.11.08

koen, misschien

Sinds gisterenmiddag rijd ik op een nieuwe fiets. Hij staat niet zo scherp als mijn Vos, ziet er verlepter uit, breder, minder strak, valer, maar ik denk dat we heel goede vrienden kunnen worden. Heel goede vrienden. Voorlopig heet hij Koen.

12.11.08

[De vorige middag, vertelde de directrice (haar bliksemsnelle stem door Frankrijk, België, Nederland), was zij in het park in slaap gevallen en niet meer wakker geworden. (uit: Harry Mulisch Twee vrouwen. Stichting CPNB, 2008. p 11.)]
van k. artman

10.11.08

[He lay down on the bed, his eyes half closed, and rubbed his buzzed hair. "It's like I got hit by lightning." He sniffed. (uit: John Green Paper towns. Dutton Books, 2008. p 192.)]