[En daarna de koelte bij het betreden van de hal in Šporkova 12, de vlak naast de ingang in de muur verzonken loden kast voor de elektriciteit met het symbool van de omlaagkomende bliksemschicht, de achtbladige mozaïekbloem in de gespikkelde kunststenen vloer van de entree, duifgrijs en sneeuwwit, de vochtige geur van kalk, de licht stijgende trap, de op regelmatige afstanden geplaatste hazelnootvormige ijzeren knoppen op de handlijst van de leuning – allemaal letters en tekens uit de letterbak der vergeten dingen, dacht ik, en daarbij raakte ik in zo'n gelukkige en tegelijk angstige verwarring dat ik meer dan eens op de treden van het stille trappenhuis moest gaan zitten met mijn hoofd tegen de muur geleund. (uit: W.G. Sebald Austerlitz. De Bezige Bij, 2003. p 173-174.)]
9.12.08
>> peren >> 14:57 >>
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten