De regen gutste. Ik zou wat lezen en schrijven, maar ik zapte langs Rai Uno en – je zal het altijd hebben – daar bleek de verkiezing van Miss Italia aan de gang. Ik zette het geluid af en schoof de stoel dichter bij het scherm.
Er stonden enkele dames in bikini op een trap; ze kregen allemaal 20 seconden om zich voor het publiek en de natie te bewijzen. Roberta tapdanste. Ze trok daarvoor een rokje aan over haar gele bikinibroekje; na haar twintig seconden ging dat weer uit. Elisa – in rode bikini – zong bij een piano. Monia (lichtroze) schudde ritmisch met billen en borsten. Ze knipoogde naar me, wel twee keer. Federica – ook in lichtroze bikini – smeerde toastjes met choco. Ja, ik had dat goed gezien: ze smeerde toastjes met choco.
Een talent is het zeker, dacht ik, maar gekker moet het niet worden. Ik schoof de zetel weer terug op zijn plaats en nam mijn boek voor iemand op het idee kon komen om in bikini een dwarsfluit te bespelen of een naam te kalligraferen met Oost-Indische inkt.
Ik dacht: ja, dat had een fantastische beginzin, De trousse van Leo Pleysier. Ja. Ja, dat klopt. Mmm.
Wat mij uit mijn slaap wekt, elke morgen, al vijfenveertig jaar lang, is het zangkoor van de vogels in de bomen. Halfzes en pikdonker is het dan nog. De vleermuizen maken jacht op de rondvliegende motten.
PS: echt waar.
Leo Pleysier De trousse. Amsterdam: De bezige bij, 2004.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten