29.12.06

[Vincent Bronski's boerderij lag in een laagte. Er stonden populieren voor die verondersteld werden de bliksem af te leiden. (uit: Günter Grass De blikken trommel. Amsterdam: Rainbow (Meulenhoff), 1999. p 232.)]

21.12.06

vrienden, twee dingen:

  1. Om van azerty naar qwerty te joggen en terug, gebruik alt en shift.
  2. Kies uw baard met zorg.

19.12.06

A. droeg een roze hoed en ik zei het haar. Je draagt een roze hoed, zei ik. Ja meneers, roze, zei ze terug.

geen hoed en niet pluizig, maar wel roze
Niet dat ik er blij van werd, vanochtend, van die roze hoed. De nmbs, de kbc en het secretariaat op het werk hadden mij al te boos gekregen. Ik herinner me niet wanneer ik de laatste keer zo boos was als vanmorgen, vanmiddag, vannamiddag. Tegen iedereen had ik kunnen roepen. Ik deed het bijna tegen I., T., S., M. en zelfs bijna tegen A. Een geluk was het dat mijn bord proper was in het Kaaitheatercafé en mijn glas bier mooi gekraagd.

In de namiddag kreeg ik een tbc-test en L. vertelde me dat ze vroeger kosmonaut worden wou en lerares daarna. En toen, toen was het over. Plots. Weg boosheid, knorrigheid, weg gevaar.

Onderweg naar huis zag ik S. met de oranje muts die hij zijn "deksel" noemt. Toen ik daardoor terugdacht aan A.'s hoed – roze en zeer pluizend ook – werd ik er die keer wel blij van. Bovendien had A. 's middags bij het afscheid gezegd: Morgen, ik draag een hoed couleur groen. Ik kijk er naar uit en ik zal zeggen: Je draagt een groene hoed. Mooi is hij. Maar de roze is nog mooier.

7.12.06

wat ik nog steeds afkeur:

blauwe kerstverlichting.

5.12.06

niet oud, niet billy

Pas twee dagen later, twee dagen na de installatie, schreef ik in het Kaaitheatercafé over de nieuwe ivars. Ik at er spruiten bij, rösti, kotelet, blackwellsaus. Ik dronk bier.

Ze zijn 2m26 hoog en dat scheelt, dat maakt mooier en dat schept – oef – weer wat ruimte. De indeling is strikter dan ze was: vroeger sorteerden we losjes volgens sferen, talen, aankoopdatum, maar nu heerst bij alle fictie het abc.
Zomer te Ter-Muren komt zo naast het verhaal van Tom Boonen te staan, Koen Peeters tussen Roland Paul en José Luís Peixoto, Gabriel García Márquez bij Pieter Gaudesaboos, de teksten van Lou Reed naast Ridder Prikneus van Daan Remmerts de Vries.
Door de gedwongen orde valt de wanorde, de aangename variatie in de kast op. Mijn boeken en die van lief nu definitief helemaal door en naast elkaar. Dat bevalt me, net als de geur van het verse hout. Grenen. Onbehandeld.
Voor de nieuwe kwamen, waren er natuurlijk de oude ivars, 1m79 hoog. Tijdens het leeghalen vond ik vergeten schatten: buskaarten vol paginanummers uit wie weet welke boeken, bladwijzers met literaire theorieën en boude uitspraken en als hoogtepunt een pijl uit de Eneco-tour van 2005.

Pas twee dagen later schreef ik erover in het Kaaitheatercafé, naast me werknemers van de KBC, op hun borden: spaghetti.