19.2.09

Ik zat vanmiddag weer in Murphy's Law in het Zuidstation in Brussel, aan dezelfde tafel als de vorige keer, in het zicht van Boudewijn en Fabiola.

Boudewijn keek ietwat kritisch, alsof hij zich zorgen maakte over mij. Ik wou me tegenover hem verantwoorden, één en ander rechtzetten, uitleggen, verklaren, maar naast me zaten twee vrouwen met elk een glas witte wijn en ik durfde niet te spreken. Ik kom wellicht al wereldvreemd genoeg over bij dames met een glas witte wijn, en ik zag eruit alsof ik te weinig geslapen had. [Dat zal Boudewijn ook wel niet ontgaan zijn.] En ik moet daar eerlijk in zijn: ik converseer niet altijd makkelijk.

Ik schreef dan maar aan Boudewijn in mijn zwarte schriftje. Dat dat zeer Koen Peeters is, besefte ik pas achteraf. Zeer Walter van den Broeck is het ook, maar dat probeer ik te verdringen. Ik schreef dus aan de jonge vorst. Mijn laatste zinnen waren – wellicht wat ongepast – “hebt u misschien een exemplaar van Met 'De Adelaar' naar de Pool van Andrée, Strindberg en Frænkel? Ik zou dat graag bezitten.”

[Fabiola trok zich van het geheel erg weinig aan. Ze keek langs me heen dieper het café in. Ze glimlachte.]

1 opmerking:

Kristof zei

http://www.antiqbook.nl/boox/kok/7517.shtml