12.5.09

[Nu gaan we thee drinken. En ik herinner me nog hoe ik eens onverwachts thuis kwam, terug van een lange reis - als een mannetje uit een Ici Paris tekening-, snakkend naar iets te drinken (de trein was stoffig, rook naar sigarettepeukjes en de binnenkant van oude damestassen) ik zeg: snakkend naar drank als een pastoor naar zijn brevier (nee, inderdaad, ik weet niets van het godsdienstig leven af), als een boer naar regen, en ik opende de kamerdeur en terwijl ik de deur opende, gebeurde er iets in de kamer, iets snels, iets krakerigs, zonder dat ik het zag of hoorde gebeuren, zoals je met je ogen dicht een bliksemflits kunt ondergaan, en het rook naar hooi en zweet en hij zat naast het bed natuurlijk, keurig op een stoel, fatsoenlijk op bezoek, een keurig manspersoon (ik wed dat hij ook advertenties plaatst in de kranten, huwelijk niet uitgesloten), en jij lag op bed met rode rozen in je wangen en een hand die je rok over je kniƫn schikte en een wezenloze welkomsglimlach van verrassing om je lippen. (uit: Remco Campert Thee drinken in Nacht op de kale dwerg. De Bezige Bij, 1965. p 98.)]

Geen opmerkingen: