11.2.05

Koen Peeters: 'De postbode'

Ik wil Nattens Lekar van Stig Dagerman lezen. Het staat hier al sinds augustus 2004, toen het Antikvariat August wisselde voor ons boekenrek.

Het zit namelijk zo: ik las vanochtend De postbode van Koen Peeters uit. Op p 121 wordt Dirk Dew., schrijver, opgevoerd. Op p 123 stapt hij op behoorlijk specifieke wijze uit het leven, enkele regels later doet zijn vrouw hetzelfde. Herinneringen aan een ander boek borrelden toen bij mij op want zou het? Mag het? ... Natuurlijk mag het. Laat Dirk Dew. maar mijnheer De Witte uit Ruyslincks De bovenste trede zijn, de zelfmoordenaar, tevens echtgenoot van mevrouw De Witte, en hadden ze samen niet een hond? En had Stig Dagerman dat ook niet, en was die Stig niet mijnheer De Wittes voorbeeld in literatuur, leven en dood? Het voorbeeld van Dirk Dew.? Onrechtstreeks het voorbeeld van mevrouw De Witte, van de echtgenote van Dirk Dew.? Laat ik dat allemaal maar denken. Het is goed. Het is aangenaam zo. Volgende zin op p 135 krijgt er alleszins nog een extra betekenis door bij.

U merkt het, de personen in dit verhaal lijken allemaal al gebruikt, geven elkaar door alsof het stenen zijn die je onderweg opraapt, even vasthoudt en weer laat vallen.
Daarom wil ik nu Stig Dagerman lezen. Door De postbode en door dat andere boek. En omdat ik meen me te herinneren dat een van de eerste verhalen in Nattens lekar met wortelen te maken heeft. Natuurlijk, dat ook.

Koen Peeters De postbode. Amsterdam: Meulenhoff, 1993.

Geen opmerkingen: