30.7.06

Vandaag koers en Ballan was mee dus zorgen zijn er niet. Volgende week is er een criterium in Lommel en nog later een aankomst van de Eneco-tour in Westmalle. Jeuj. Zeer vakantie.

no bliksem no weblog

Als het regent en niemand zich buiten waagt staat hij op zijn eentje tegen een gevel aangedrumd, de handen in de broekzakken, en de natte rand van zijn versleten bolhoed diep over de ogen. Zo loert hij naar de hoge betonnen muur alsof hij verwacht, dat iedere seconde de eerste trein bliksemsnel kan voorbijschieten.(uit: Louis Paul Boon Vergeten straat. Querido, Salamander Klassiek, 1999. p 108)

En dan komt Roza in de straat, niet langs het pakhuis, niet langs de tunnel, maar langs het oude hol op hun koer. Zij hangt met de armen over een kruk, en vanonder het rokje bengelt één been. En nu zijn haar ogen nog donkerder en dieper dan ze ooit waren; het zijn zwarte tunnels waaruit ieder ogenblik een gele trein, als een bliksem, kan te voorschijn springen. (uit: Louis Paul Boon Vergeten straat. Querido, Salamander Klassiek, 1999. p 302)

Jommeke: O, ramp, vader heeft van het wonderdrankje binnengekapt!
Flip: Alles naar de bliksem!
(uit: Jef Nys De belevenissen van Jommeke (nr 22) Het wonderdrankje. Het Volk. strook 54)

26.7.06

We dwalen in ondergoed door het huis, door ons zwart gat.

Er is zelfs geen koers op tv.

25.7.06

Ze hebben waarachtig de kist getimmerd. Nu moet Peereboom er in, maar daar zie ik geen kans toe, ik ben een lamstraal, een schijthuis, ik zie er geen kans toe, maar het moet, die arme bliksem toch, die arme bliksem. (uit: A. Alberts De eilanden. G.A. Van Oorschot, 1952. p 37)

Het regende bommen op Leuven, het donderde en bliksemde, en verdwaasd wakker wordend zag hij de muren ineenstuiken en de daken brandend neerkomen – en wonder genoeg, hij alleen bleef daar levend in zijn hemd zitten bibberen tussen de dode hoeren. (uit: Louis Paul Boon Mijn kleine oorlog Salamanderpocket Querido, 1974. p 35)

We lopen door de Reguliersbreestraat. Daar gaan we de Cineac in waar Sneeuwwitje en de zeven dwergen wordt vertoond. Als we weer buitenkomen is het nog altijd middag en knalt de zon ons tegemoet. Ik loop stilletjes mee aan de hand van mijn vader. De scène waarin de boze stiefmoeder op de top van een kale berg door de bliksem wordt getroffen (zo herinner ik het me, ik heb de film nooit meer gezien) heeft diepe indruk op me gemaakt. Ik krijg een ijsje en dan neemt mijn vader me mee naar een huis aan de bloemenmarkt. (uit: Remco Campert Over mijn vader. De Bezige Bij, 2004. p 50)

Iedereen stormde naar de salon. José Arcadio Buendía leek als door de bliksem getroffen, niet door de schoonheid van de melodie maar door het zelfstandig werkende toetsenbord van de pianola; onmiddellijk plaatste hij de camera van Melquíades in de salon om een daguerrotype te verkrijgen van de onzichtbare man die het muziekstuk uitvoerde. (uit: Gabriel García Márquez Honderd jaar eenzaamheid. Meulenhoff, 1982. p 67)

'Loop naar de bliksem, vriend,' antwoordde hij. (p 168)

Maar toen de militairen hem vroegen welke datum men kon aankondigen voor de ondertekening van het accoord, keek hij door het raam naar de van bliksemschichten doorsneden hemel en maakte hij een gebaar van grote besluiteloosheid.
'Dat zal gebeuren als het opklaart,' zei hij. 'Zolang het regent worden alle activiteiten opgeschort.' (p 319)
En bijeneters op bladzijde 15, maar dat behoorlijk terzijde.

Een kwartier later gleden we uit de wolken de zomerhitte in. De ballon reageerde bijna bliksemsnel. De waterstof zette uit, de draagkracht nam toe, de sleepkabels kwamen uit het water en verloren hun remmende effect, onze beweging werd even groot als die van de wind en we bevonden ons opnieuw in een volmaakte stilte met slap zeil en slap hangende vlaggen. (uit: Per Olov Sundman De barre pooltocht. Nijkerk: G.F. Callenbach, 1970. p 96)

16.7.06

enige canadese ganzen in de verte
Wie niet op reis is, wie niet stomdronken over pleinen dwaalt, wie geen cols hoeft te beklimmen, kan hier kijken naar een foto van enkele canadese ganzen. In de verte. Of hij kan een citaat van Torgny Lindgren lezen.

Als het leven leeg en zinloos is geweest en men ontmoet dan de balkenbrij, dan zegt men tegen zichzelf: ondanks alles is er een basis of kern of middelpunt in het onmetelijke en grenzeloze, men hoeft het niet per se op te geven. (uit: Torgny Lindgren Het ultieme recept. De Bezige Bij, 2005. p 177)

14.7.06

In de stille uren tussen zondag en maandag vertrekken we op vakantie. Tot die tijd verzamelt alles wat mee wil zich op de lage kast in de gang. Voorlopig zijn dat een fles zonnemelk (factor 40), een pot herstellende balsem/after sun en éénenveertig boeken. De prioriteiten zijn gesteld.

10.7.06

maar hoe reageert Opus Dei?

niet klikkn
niet klikkn
niet klikkn
Onder elkaar:
- huizen zoals ze staan op de voorflap van Henri van Daeles Het huis aan de Bargiekaai
- huizen zoals ik ze vanmiddag in Gent vond aan de Sint-Antoniuskaai
- een gezellige kaart met daarop links de Bargiekaai, rechts de Sint-Antoiniuskaai en mooi ertussenin een schematische voorstelling van een gefrankeerde brief

Grotere foto's staan hier en hier. Was Henri van Daele Dan Brown, dan was dit wereldnieuws. Gelukkig is dat niet zo en kunnen we volstaan met een citaat van Dimitri Verhulst:

Feit en fictie zijn nu eenmaal de ingrediënten van de roman, het is aan de kok om te kiezen tussen snuifje en pollepel. [uit: De Gids van maart 2006 (p 234 of 235)]
als ik u was, ik klikte niet hier

boeken, bier en straattoerisme

als ik u was, ik klikte niet hier
Zelden zag ik zoveel drank vloeien in een jeugdboek als in Het huis aan de Bargiekaai van Henri van Daele. Er wordt gedronken, genipt, gezopen; tafelbier, jenever, whiskey, Carlsberg, export. Vooral export. De eerste export komt al op p 14 en later volgen er nog liters, liters, liters. Vreemd dan dat het op p 144 – dat is 8 bladzijden voor het einde – plots een sterretje krijgt (*een soort bier).

Jawel, ze zorgen steeds weer voor mysterie en vertier, de verklarende woordenlijsten van Henri van Daele. Want er is ook een geprotesteerde wissel* (p 93), met sterretje maar zonder verklaring achteraan.

Waar, zo vraag ik me af, zitten de redacteurs en revisoren als we ze nodig hebben? Op welk Grieks eiland, in welk hotel? Of misschien op Madeira all-inclusive en in hun hand een pint, in een zwembad hun voeten. We moeten ze terugroepen, hun loon intrekken en hun billen tuchtigen met een riet.

Waar de bliksems zitten, is daarentegen wel erg duidelijk:

'Dertig, veertig misschien,' zeg ik.
Nonkel Richard kan bliksemsnel rekenen. 'Dat is ook geen vetpot!' (p 15)

Uit de deur van Het Vaderland komt een bijzonder dikke dame gestuiterd met een wit schortje voor. Als ze nonkel Richard ziet, blijft ze als door de bliksem getroffen staan, klapt in de handen en zegt: 'Richard!' (p 80)

Met open mond sta ik me te vergapen aan dat schouwspel, minutenlang.
De naald tikt in de groef, maar als de bliksem start ik de grammofoon opnieuw. (p 151)
En nu neem ik de fiets voor een toeristische tocht naar de Bargiekaai, als was Van Daele Boon en ik Peeters. Ik zal er opschrijven aan de huizen. Het is vakantie. Ik ben toerist.

Henri van Daele Het huis aan de Bargiekaai. Lannoo, 2005.

7.7.06

We voeren door Brussel/Bruxelles.  Ik at twee broodjes met tonijn en dronk twee pils.


We voeren door Brussel/Bruxelles.  Ik at twee broodjes met tonijn en dronk twee pils.
We voeren door Brussel/Bruxelles.  Ik at twee broodjes met tonijn en dronk twee pils.
We voeren door Brussel/Bruxelles.  Ik at twee broodjes met tonijn en dronk twee pils.

4.7.06

In mijn jeugd waren wij heel eng behuisd. Spelen mocht alleen op voorwaarde dat er geen lawaai werd gemaakt, want vader zat altijd te lezen en kon geen drukte verdragen.
Doordat spelen nu eenmaal altijd met gerucht gepaard gaat, bliksemde vader mij om de haverklap neer over de rand van krant of boek. Uiteindelijk hield ik alleen die bezigheden over die weinig of geen gerucht maakten: tekenen en schrijven.
Daar vader hardhorig was, drong het krassen van pen of potlood niet of nauwelijks tot hem door. (uit: Walter van den Broeck Het beleg van Laken. Manteau, 1985. p 99)
Dat onthoud ik uit Het beleg van Laken. Voor de bliksem én voor de anekdote uit 8weekly. Verder kreeg ik vandaag mail van Kristofer Gustafsson, journalist bij Svenska Dagbladet, die me zei – en ik citeer – "Du har så rätt!" Alstublieft.

2.7.06

het lijkt Disneyland wel

Ik had één pluim in mijn Fågelguide. Nu heb ik er twee. Dat kwam zo:

Het was donderdagmiddag en ik las de woensdagkrant in het Elisabethpark bij de basiliek. Ik had de tijd, nam het ervan en slenterde door de centrale dreef in de richting van Simonis. Ook die dag voetbalden er kinderen – 19, ik heb ze geteld – allemaal op een zakdoekje. Er werd gebadmintond en iemand knutselde aan een podium. Helemaal op het einde van de dreef zijn links de parkietenverzamelbomen; je herkent ze ’s avonds aan het lawaai, overdag aan de stront eronder. Er lagen vier onbevlekte pluimen in het zand, zomaar voor mijn voeten en zonder vogel eraan. Ik scheurde een stukje uit de woensdagkrant (Vermageringspillen helpen niet bij obesitas / Hamas flirt met erkenning Israël) en stak de veren ingepakt in de krant als bladwijzer tussen De bijeneters van Peter Terrin; in dat boek zou ik in de namiddag op de trein naar huis beginnen.

Drie dagen later, vandaag, is De bijeneters uit, heb ik geen bladwijzer meer nodig en stop ik de parkietenveren in mijn Fågelguide. En kijk eens aan op bladzijde 222-223: broederlijk onder elkaar staan daar bijeneter en halsbandparkiet. Het titelverhaal was al het sterkste uit Terrins bundel (en eervol op de tweede plaats komt Schoonmaak of De lotgevallen van Abdullah en ikzelf, maar dat terzijde) en onwillekeurig wordt het nu nog beter.

Ja, dat het een kleine wereld is, zo al bij al. Ik maak een sprongetje.