[voor de recentste posts ivm Koen Peeters: klik]
Koen Peeters is de bomen, Koen Peeters is het bos. Ik zou ongelofelijk veel willen vertellen over de fijne boeken van Koen Peeters, overdag hoofd sponsoring bij de KBC-bank, 's avonds auteur van – ja – fijne boeken.
Ik las er de afgelopen maand 3 van de man: Conversaties met K. (8 juli), Het is niet ernstig, mon amour (15 juli) en Acacialaan (1 augustus), en dat maakt dat ik een en ander delen wil. Bovendien las ik eerder dit jaar ook nog De postbode (11 februari) en Mijnheer sjamaan (10 maart), in 2003 Bellevue/Schoonzicht, en in 1997 al een eerste keer Het is niet ernstig, mon amour. [Wat ik nog niet las? Bezoek onze kelders, een boek dat ik in het laatste jaar van de middelbare school op woensdagnamiddagen vaak uit het rek haalde in de bibliotheek, maar nooit mee naar huis nam.]
Maar het is zo veel, het is de bomen, het is het bos, en dan lees ik er op dit moment nog de eik van De Kapellekensbaan bij. Gelukkig ben ik ook alweer heel wat vergeten.
Over Koen Peeters en zijn boeken moet ik – zal ik – schrijven, en de psychologische barrière van het bos omzeilend zal dat in korte stukjes gebeuren; in stukjes die uitblinken in anekdotiek, speculatie, feitelijke irrelevantie, onnauwkeurigheid, onafheid en onvolledigheid. In stukjes die getuigen van een zin voor bos, wasco en meerjarenplannen. In stukjes die een verzameling vormen en onregelmatig en onverwacht komen, behalve dan het eerste, dat voor morgen is.
#1 (3.8.05)
De laatste woorden uit Acacialaan zijn: "sommmige dingen in dit boek zijn echt, en andere niet. (p175)"
Tja, zo gaat dat wel vaker in de literatuur. Of in de krant. Of op tv, bijvoorbeeld tijdens de live-uitzending van de Eneco-tour. Sommige dingen zijn echt, en andere niet. Bewust, onbewust, door onwetendheid of vergeetachtigheid. Niet dat het belangrijk is wat nu echt is en wat niet (behalve onder lezers van Dan Brown natuurlijk) maar soms krijg je door toevallige lectuur een dubbelcheck op een schoteltje. Bijvoorbeeld hier. Fragment [1] komt uit Acacialaan (p110), fragment [2] uit het voorwoord van Gerrit Borgers bij de uitgave van Paul van Ostaijens Music Hall in de Ooievaarreeks (nr 197/198, 3e druk, p8).
[1] In café Hulstkamp op De Keyserlei dronk ik koffie van een zilveren schaaltje. [...] In dit café kwam Gilliams in de jaren twintig en speelde Van Ostaijen schaak en domino. Maurice noteerde hoe hij Paul ontmoette, hij noemde hem 'Orpheus in Bierdermeier costuum'. Hij beschreef de extravagante kleren van de dandy: 'Hij werd aangegaapt om zijn onmodische rode das, om zijn roodfluwelen ondervest en zijn vreemde zwarte kleding. Somtijds droeg hij een parelgrijze Mac-farlane, en wanneer de wind in het kapje speelde, kreeg hij als het ware vleugelen gelijk een keizerlijke adelaar.Ja, je kan hier natuurlijk ook een Altavista plegen, maar een toevallige verzameling is veel leuker, dat spreekt.
[2] Maurice Gilliams beschrijft zijn [Paul van Ostaijens] verschijning uit die dagen als volgt: ' 's Avonds, op de Keyserlei, ontmoette ik Orpheus in Biedermeiercostuum. Hij werd aangegaapt om zijn onmodische rode das, om zijn roodfluwelen ondervest en zijn vreemde zwarte kleding. Somtijds droeg hij een parelgrijze Mac-Farlane, en wanneer de wind in het kapje speelde, kreeg hij a.h.w. vleugelen gelijk een keizerlijke adelaar. 's Winters zag men hem met een bontmuts; hij droeg een hoge stijve boord. Hij was de dandy, de lord in het machtige grauwe Antwerpen.'
#2 (5.8.05)
Koen Peeters (Acacialaan p175):
Zijn [Gilliams'] huis in Antwerpen was een onopvallend rijhuis, géén kasteeltje of villa, en zijn straat is een lange smalle pijp, met amper ruimte voor een auto en een tram. De romantiek van zijn jeugd, die hij opriep in Elias, is enkel literair. Achteraan in Gregoria schrijft Gilliams: 'opeens ben ik mij ervan bewust, – het kasteel uit mijn kinder- en jongelingsjaren bestaat niet meer. Thans is het landgoed aan alle kanten bebouwd met kleine nederige woningen waarin de vijanden van mijn verleden geboren worden en sterven.' Die zin was voldoende om Acacialaan te schrijven, want: sommige dingen in dit boek zijn echt, andere niet.Louis Paul Boon (De Kapellekensbaan p 16):
En ge hoest eens, en steekt uw papier in de farde waar ge het verhaal over de kleine ondine verzamelen zult, terwijl mossieu colson van tminnesterie zwijgt en afwacht als hij ziet dat de kantieke schoolmeester het hoofd schudt: ge spreekt wel van de konijnenberg die ik van hier kan zien, en van het niemandsbos dat ik door het open raam kan rieken, maar van het lelijke rijkemensenhuis op de konijnenberg maakt ge een kasteel waar een voor mij onbekende meneer derenancourt zou wonen. Dat versta ik niet: waarom zegt ge de dingen niet gelijk ze zijn, waarom mengt ge het één met het ander en koppelt ge aan bekende namen onbekende dingen en mensen, die verwarring brengen in mijn kantieke gedachten.
#3 (16.8.05)
17 juli, 20.10u, Parijs.-- Op de Place Saint-Gervais raap ik een papiertje op van het trottoir. Het is wit, vierkant, 9x9cm, en met zwarte pen beschreven op voor- en achterzijde. Iemand had zich voorbereid op een erg moeilijk gesprek, iemand had een en ander opgeschreven om bij het heetst van de emotie de woorden niet te vergeten, milderend medelijden te vermijden en een objectieve waarheid achter zich te weten. Ik raap het op, ik laat het zien aan lief; ik zit nog met Het is niet ernstig, mon amour in mijn kop en stop het in mijn tas, bij metro- en museumkaart. Later komt het tussen mijn eigen notitieblaadjes en volgeschreven enveloppen terecht, uiteindelijk op een stapeltje links op het bureau.
Ik houd het dus bij, ja, maar nu, een maand later, moet er iets gebeuren; de rest van de stapel links is al weggewerkt. Ik denk ik houd het bij en maak een verzameling in een ringmap, een plakboek met een gedeelte voor de originelen en een gedeelte voor de transcripties. Ik denk meer nog ik houd het bij maar dan geplakt op een houten plankje – naar de fruitboer voor een kist! – en overkleurd met wasco in primaire kleuren. Ik houd het bij tot later, tot een latere ik volwassen is en bezitter van zolder, kelder, fietsenhok waar het mooi aan de muur hangen kan. En ik stuur het op naar iemand in Nieuw-Zeeland, een vriend die ik nog niet ken.
transcriptie VOORZIJDE:En lief zegt: ga je naar de fruitboer, neem dan een kistje mee. Voorwaar een waar woord!
-le pacte de 2005 etait
je m'occupe du petit le
+ lngt possible et toi
tes etdudes. mais....
-> Salut. - vivre encore ensemble
jusque tu puisse subvenir
a tes besoin et louer un
appmt+ A [.?.] de ce mom
vivre sep[.?.]. ~ u.
transcriptie ACHTERZIJDE:
-> Jouissuer -> Pb
-> Repp espereé
-> je ne prx pu curie changé
-> OK je ne propose ps gr chose
mais queceque tu proposé
-> queq tu organise
-> Melon. / trumvan |
-> [-> pucté um sem -
-> Moi psy peut être / pas avnt Reuol suffissint
-> Toi moin sympa avec les autre
depuis 1 bon moment.
-> tes copains?
#4 (17.8.05)
Ik bied u een voor en na aan, en ook een relevant stuk uit Het is niet ernstig, mon amour (p79). Verder: omdat ik niet wachten wil op kelder, zolder, fietsenhok, stuur ik het geheel naar Koen Peeters, aanstichter.
Neem een plankje, niet groter dan A4-formaat, en smeer dat in met lijm. Breng de dagbladfoto aan en rol met een fles alle plooien en luchtbellen weg. Wacht even tot de lijm droog is en bewerk de foto met waskrijt, tot je niet meer ziet dat er een foto onder zit. Laat aan de rand de naam van de fotograaf nog zichtbaar, dan beschuldigt niemand je van plagiaat.
#5 (28.10.05)
Vanmiddag fietste ik naar St.-Amandsberg om op zoek te gaan naar de Masereelstraat. Na een kwartiertje dwalen door het noordelijke hinterland van de Antwerpsesteenweg had ik haar al gevonden.
Dat ze bestaat weet ik sinds gisteren, toen ik er een kolom over las in het stadsmagazine, en dat ik naar die straat ging heeft alles met mijn verzameling over Koen Peeters te maken. Peeters leerde me Masereel kennen in Het is niet ernstig, mon amour; de cover is een houtsnede van Masereel en ook in de tekst wordt hij genoemd, ergens op een linkerbladzijde. Ik sla het boek voor u open en vind dadelijk het fragment:
In de middagpauze ontsnapten we naar buiten, en gingen we wandelen. We noemden hardop de namen van winkels en bedrijven die we passeerden. Beeldbuisfabriek Jacobini, confectieatelier Trentin, Mercedes-garage Carnewall, sigarenfabriek van het merk Farao. Een wandeling als een stoet van firmanamen. Wij van de wereldcongressen, zei Robert, de dweper die net Hergé had geruild voor Masereel. Was Masereel zoëven gestorven? Nee, Robert had gewoon een boek over hem gelezen. Frans Masereel, die leefde van 1889 tot 1972, was een Franssprekende Vlaming wiens houtsneden beroemd werden tot in China. Hij kapte in perehout de anekdotes van vriendschap en liefde, betogingen en oorlog, en van de mannen die de vrouwen bruut naar de borsten grijpen. Vanuit zijn atelier in Parijs beloerde hij met een kijker het spektakel in de straten. Robert tonde me in een boek die ene houtsnede: De kus. Hoog boven de stad leunt een vrouw uit haar raam en haalt een man aan die uit het raam van de overkant leunt. Zij kust hem innig. Het is indrukwekkend, zo'n liefde. (p 42-43)De cover is De kus, maar dan in de beste traditie van de Belgische Mythologische kunst overkleurd met geel en rood.
Wat de Masereelstraat nog extra in mijn verzameling passen doet, is het basale feit dat het een straat is; en zoektochten naar straten zijn erg Koen Peeters. Om dat te illustreren zou ik graag citeren uit Acacialaan, maar dat boek staat niet in het rek, dat boek moet ik nog cadeau krijgen. Wat ik wel kan citeren uit Acacialaan is een irrelevante alinea die hier nog in een bestandje achtergebleven is:
Vincent gaat vandaag op schoolreis naar Brussel. Ik toonde hem gisteravond in een gidsje alles wat hij vandaag zal zien. Het parlement, het koninklijk paleis enzovoort, tot hij in slaap viel van mijn enthousiasme. (p ?)Nadat ik de Masereelstraat zo snel gevonden had, wou ik ook het graf van Frans Masereel bezoeken op het Campo Santo, de indrukwekkende grafheuvel in Sint-Amandsberg. Dat bleek al heel wat moeilijker want het Campo Santo is een behoorlijk rommeltje – een mooi en nu in de dagen voor allerheiligen en allerzielen nog steeds rustig rommeltje, een heerlijk rommeltje onder een zomerse herfstzon, maar een rommeltje. Tenzij je op zoek bent naar de mastodont van Jan Frans Willems ben je daar een hele tijd zoet met het zoeken naar een graf. Een uur en een kwartier in mijn geval. De nabestaanden hielden het dan ook sober. Ik rustte enkele minuten uit op het bankje dat Masereels graf flankeerde en keek naar een vrouw die enkele etages lager een zerk verzorgde. Bedeesd nam ik een foto. Ik ging opnieuw zitten en zag een schoolklas passeren. Ik veegde wat bladeren weg. Ik kon naar huis. Straks eindigt de ramadam, dacht ik, ik fiets langs de Zondernaamstraat voor een nieuwe voorraad koeken – Ülker en Eti – dan kan een en ander gevierd worden.
PS: Vanaf vandaag (21 oktober) tot en met 15 januari 2006 is er een tentoonstelling van tekeningen, prenten en originele houtblokken van Frans Masereel in het museumpaviljoen van het Museum voor schone kunsten in Gent.
UPDATE: Ik kocht vandaag Masereels biografie door Joris van Parys. (winnaar Gouden Uil 1996)
#6 (11.11.05)
Koen Peeters schrijft meer dan boeken, hij schrijft een oeuvre. Hij verzamelt, verwijst, vult aan.
["Alles komt terug, maar anders." (Bezoek onze kelders p 62)] + [In november 2005 verschijnt Peeters' eerste dichtbundel Fijne motoriek bij Meulenhoff. Daar wordt naar uitgekeken.]
#7 (13.11.05)
Een uitbreiding:
Koen Peeters schrijft meer dan boeken, hij schrijft een oeuvre. Hij verzamelt, verwijst, vult aan. (11 nov)Want ja, het is waar. Peeters individuele roman is niet Life of Pi, Mijn kleine oorlog of Hoe oma plots verdween; de Acacialaan is de Kapellekensbaan niet, maar het geheel, het verzamelde kluwen, de hele woonwijk van Peeters boeken, heeft een meerwaarde op de som van de delen en is meer, aanzienlijk meer dan de moeite waard. Zoals een banaan en een kiwi samen gemengd fruit worden – en zoals dat meer is dan een banaan en een kiwi – zo zijn boeken als De postbode en Bezoek onze kelders samen meer dan twee boeken.
Zet ook uw hart niet uit bij het zien van een auteursportret genomen voor een levensgroot okapi-schilderij? Suddert dan ook bij u niet de voortdurende sympathie voor de auteur en zijn universum? Houdt het ook u niet warm tijdens deze herfst? Ja toch. Ik durf te geloven dat we het eens zijn.
#8 (18.01.06)
Ik geef grif toe dat het niet de meest geslaagde regel uit Fijne motoriek is, maar hij blijft een bron van vreugde. Bliksem en Koen Peeters. Dat is zelfs dubbele vreugde, dat is – zo stel ik me voor – als Okapi Aalst.
Straten van rivieren. De hemel licht op met aders giftig als pickles.
(uit: Koen Peeters Fijne motoriek. Amsterdam-Antwerpen: Meulenhoff-Manteau, 2005. p 37.)
#9 (22.01.06)
[Ik kookte hutsepot met spiegeleieren. Ik maakte een boodschappenlijst (boter, eieren, oordopjes) en dacht: als ik nu eens ongeveer 50 woorden verzamel die ik hier en nu, wijlst kokend en een boodschappenlijst schrijvend, associeer met Koen Peeters, en als ik die lijst dan in alfabetische volgorde zet, wat krijg ik dan?]
Aalst - Acacialaan - autoradioweerbericht - banaan - Belgische mythologische kunst - België - Boon - Boudewijn - brief - Brussel - correspondentie - cursus - Dagerman - DWB - Elsschot - fabriek - gummi - Gilliams - handleiding - Hergé - hondjes - IRC - K. - kanaal - kantoor - Kapellekensbaan - KBC - kelder - Kongo - koning - kunst - mailart - Marchand - Maria van Dam - Masereel - meisjesbillen - Nescio - okapi - post - Robert - straten - sjamaan - theorie - titaantje - tricoloor - verantwoording - verzamelen - wandelen - werkhuizen - Zaïre[Binnen een maand of zes doe ik het opnieuw (koken, schrijven, verzamelen). Want dat is interessant. Toch?]
#10 (23.01.06)
Het is 15.36 uur. Ik zit met een laptop en kilo's, echt kilo's paperassen in het café van het Kaaitheater. Ik werk, ik zwoeg. En dat terwijl hier om de hoek de hoofdkantoren van de KBC zijn, in een uithoek van mijn tas Bellevue/Schoonzicht zit, en één van de urinoirs uitgerust is met een mikzwijn – bijna gedichtendag, inderdaad.
#11 (25.01.06)
Ik ontmoette een vrouw wier favoriete tv-programma Mooi en meedogenloos was, dat vergat ik nog te zeggen toen ik het gisteren had over werken en zwoegen. Ze was heerlijk enthousiast. Ik kijk graag naar snooker op tv, was wat ik zei. Mager leek dat.
Wat ik gisteren, werkend en zwoegend dus aan de Place de Sainctelette, nog niet wist, was dat mijn bladwijzer in Bellevue / Schoonzicht amper 10 pagina’s voor deze zinnen zat:
Aan de Sainctelette steken ze het kanaal over.Een halve bladzijde ervoor heb ik dit aangestreept; nu ik toch aan het citeren ben:
[…]
Hoe strategisch geplaatst, hoe bestudeerd zijn de logo’s om hen heen. De gekleurde rolletjes van Carpetland, de blauwe smartie van Kredietbank, Zanussi ginds en het Citroën-logo rood tollend als een lolly. (p 71-72)
‘Laat je koffie staan, Robert, je bent nerveus. Steek je croissant op zak, we vertrekken.’ (p 71)Maar dat las ik maandag dus niet. Dat las ik allemaal net. Dat de tijd vliedt, dacht ik erbij, want maandag is ondertussen al niet meer gisteren en Carpetland is Carpetright. En wie kent nog de “smartie van Kredietbank” (p 72) of de “CERA-blauwe lijn” (p 111). Wie kan vandaag de dag nog op een bus verkondigen dat “de Apocalyps die oorspronkelijk voorzien was voor negen uur zevenenvijftig […] vermoedelijk een vertraging van tien tot vijftien minuten [heeft]” en daarmee enkel beschaafd gegrinnik en rustige blikken veroorzaken? Er zijn veel gisterens nodig om opnieuw in 1997 te geraken, bijna 3000, en toch is 1997 nog erg vers. Ik las Het zinneloze zeilen van Brusselmans in de tuin van mijn ouders en voor de eerste keer Nescio, op een bank bij het Albertkanaal.
U zucht, ik ook. Nu nog een bliksem-Peeters-combinatie, een foto van de 73 nietjes die mijn Leitz 5501 stukbeet op enkele stapels papier, een groen bannertje, en dan te bed.
Robert schudde opnieuw het hoofd. 'En ik die dacht dat jij tegen elke vorm van nationalisme was.'
'Hoe kun je nu tegen de bliksem zijn, of bij decreet de griep afschaffen. Nee, maar wie me wel misselijk maken, zijn de mensen die van dat groepsgevoel gebruik maken. De mannetjes aan het hoofd...' (p 87)
#12 (07.02.06)
De afgelopen dagen kreeg ik heel wat cadeaus. Leuk is dat, zelfs al is Valentijn pas over een week.
Father Ted gaf me twee bliksems:
Nadat hij Fischer met een 25 meter lang koord had gezekerd, overreedde Lopsang zijn vriend niet te springen en toen zette hij hem langzaam in beweging richting Zuidcol. 'Storm is heel erg nu,' gaat Lopsang verder. 'Boem! Boem! Twee keer, als geluid van geweer, grote donder. twee keer slaat bliksem vlak bij mij en Scott in, keihard, doodsbang.' (uit: Jon Krakauer De ijle lucht in. Prometheus, 1998. p 199.)Ook Cockie vond bliksem: in Het leven van Pi. Twee bladzijden vol (1-2) stuurde ze me. Ik citeer hier de eerste relevante paragraaf. Meer nog: ik citeer hem twee keer, ook een keer uit mijn Engelstalig exemplaar, want – eerlijk is eerlijk – Life of Pi is zowat het beste dat ik de afgelopen vijf jaar las en dat verdient lof. En herhaling. Life of Pi is zowat het beste dat ik de afgelopen vijf jaar las.
En daar kwam de volgende, die spleet Kenneth’s perenboom in tweeën, dus ik rende de schuur in en wachtte tot de bliksem een pitttig eindje weg was en ging toen bij Oud Egypte kijken. Hij bewoog niet meer, maar hij was ook niet dood, nog niet. (uit: Annie Proulx Accordeonmisdaden. De Geus, 1996. p 415.)
Op een keer bliksemde het. De hemel werd zo zwart dat het wel nacht leek. De regen viel met bakken uit de lucht. In de verte hoorde ik onweer. Ik dacht dat het daarbij zou blijven. Maar toen stak er een wind op die de regen alle kanten op blies. Vlak daarop knetterde er een witte splinter naar beneden die het water doorboorde. Het was een eind bij de sloep vandaan maar de gevolgen waren haarscherp te zien. In het water vertakten zich een soort witte wortels; even stond er een schitterende hemelse boom in de zee. Ik had niet gedacht dat zoiets mogelijk was, bliksem die inslaat op zee. De donderslag was ontzagwekkend. De lichtflits was onvoorstelbaar fel. (uit: Yann Martel Het leven van Pi. PCM pockets, 2005. p 234.)Een erg goed boek, dat Life of Pi; zowat het beste dat ik de afgelopen vijf jaar las.
Once there was lightning. The sky was so black, day looked like night. The downpour was heavy. I heard thunder far away. I thought it would stay at that. But a wind came up, throwing the rain this way and that. Right after, a white splinter came crashing down from the sky, puncturing the wather. It was some distance from the lifeboat, but the effect was perfectly visible. The water was shot through with what looked like white roots; briefly, a great celestial tree stood in the ocean. I had never imagined such a thing possible, lightning striking the sea. The clap of thunder was tremendous. The flash of light was incredibly vivid. (uit: Yann Martel Life of Pi. Edinburgh: Canongate, 2002. p 232.)
En dan was er vorige week natuurlijk ook het cadeau van Koen Peeters [Van Koen Peeters!!!?!] Ja, van Koen Peeters. [Leuk!] Jazeker. Een brief, wat spulletjes en een "schone synoptische tabel [...] om de Wereld beter te begrijpen." Dank aan hem, dank aan alledrie. Dat spreekt.
#13 (17.02.06)
SCENE 1. A desert place.Gekregen in mijn reactiedoos van ene Afra, ongetwijfeld een aangenaam, mooi en jong persoon. Net als Eddy die vorige week de weg wees naar een interview met Peeters op Kunststof en daarbij naar een okapi van Peeters. [Lief over die okapi: "Ik vind dat wel een betere zebra dan uw zebra." U zucht mee, maar toch: ik hou van haar.]
Thunder and lightning. Enter three witches
First Witch
When shall we three meet again
In thunder, lightning, or in rain?
Second Witch
When the hurlyburly's done,
When the battle's lost and won.
Third Witch
That will be ere the set of sun.
First Witch
Where the place?
Second Witch
Upon the heath.
Third Witch
There to meet with Macbeth.
First Witch
I come, Graymalkin!
Second Witch
Paddock calls.
Third Witch
Anon.
ALL
Fair is foul, and foul is fair:
Hover through the fog and filthy air.
Exeunt
(uit: William Shakespeare MacBeth. Act 1, scene 1)
Ook aangenaam, mooi, jong en in de reactiedoos: Jan van Mersbergen: "Over de bliksem: daar zal ik bij mijn volgende boek ook aan denken." Klantenbinding uit de 21e eeuw, dat is het, maar wel aangenaam.
#14 (13.06.06)
Toen het vanochtend nog niet overdreven heet was, bleef ik staan in de Rue de l'Intendant / Opzichterstraat. Ik keek naar de zwaluwen en hoe ze af en aan vlogen en af, opnieuw. Aan.
De nacht ervoor had ik Black Swan Green van David Mitchell uitgelezen [Het lovends dat daar over verteld wordt is waar.] en hoe anders, dacht ik, is Mitchell lezen van Koen Peeters lezen? Hoe anders is dat van kijken naar zwaluwen? En zou ik louter uit het profiel tijdens de vlucht, zonder te kijken naar omgevingen, biotopen, nesten of geluiden een gierzwaluw van een huis-, boeren- of oeverzwaluw kunnen onderscheiden? Zou ik dat kunnen? Zou ik dat kunnen?
Black Swan Green is – ook net onder de douche dacht ik er weer over na – zeer de moeite, dat staat vast, ook al zit ik met een probleem bij de portefeuille-verhalen. Verder merkte ik dat ik uitslag heb op mijn borst. Ja, en helaas, ook dat staat vast.
If i fell, it was smash through a glass pane and slam on a concrete floor. Unless I got impaled on a tomato cane, like the priest in The Omen who gets spiked y a falling lightning conductor. (p 171-172)David Mitchell Black Swan Green. Spectre, 2006.
'What happpened there?'
'Thunder, lightning, hailstones, fireballs. Biggest storm in years. (p 222)
#15 (10.07.06)
Zelden zag ik zoveel drank vloeien in een jeugdboek als in Het huis aan de Bargiekaai van Henri van Daele. Er wordt gedronken, genipt, gezopen; tafelbier, jenever, whiskey, Carlsberg, export. Vooral export. De eerste export komt al op p 14 en later volgen er nog liters, liters, liters. Vreemd dan dat het op p 144 – dat is 8 bladzijden voor het einde – plots een sterretje krijgt (*een soort bier).
Jawel, ze zorgen steeds weer voor mysterie en vertier, de verklarende woordenlijsten van Henri van Daele. Want er is ook een geprotesteerde wissel* (p 93), met sterretje maar zonder verklaring achteraan.
Waar, zo vraag ik me af, zitten de redacteurs en revisoren als we ze nodig hebben? Op welk Grieks eiland, in welk hotel? Of misschien op Madeira all-inclusive en in hun hand een pint, in een zwembad hun voeten. We moeten ze terugroepen, hun loon intrekken en hun billen tuchtigen met een riet.
Waar de bliksems zitten, is daarentegen wel erg duidelijk:
'Dertig, veertig misschien,' zeg ik.En nu neem ik de fiets voor een toeristische tocht naar de Bargiekaai, als was Van Daele Boon en ik Peeters. Ik zal er opschrijven aan de huizen. Het is vakantie. Ik ben toerist.
Nonkel Richard kan bliksemsnel rekenen. 'Dat is ook geen vetpot!' (p 15)
Uit de deur van Het Vaderland komt een bijzonder dikke dame gestuiterd met een wit schortje voor. Als ze nonkel Richard ziet, blijft ze als door de bliksem getroffen staan, klapt in de handen en zegt: 'Richard!' (p 80)
Met open mond sta ik me te vergapen aan dat schouwspel, minutenlang.
De naald tikt in de groef, maar als de bliksem start ik de grammofoon opnieuw. (p 151)
Henri van Daele Het huis aan de Bargiekaai. Lannoo, 2005.
#16 (10.07.06)
Onder elkaar:
- huizen zoals ze staan op de voorflap van Henri van Daeles Het huis aan de Bargiekaai
- huizen zoals ik ze vanmiddag in Gent vond aan de Sint-Antoniuskaai
- een gezellige kaart met daarop links de Bargiekaai, rechts de Sint-Antoiniuskaai en mooi ertussenin een schematische voorstelling van een gefrankeerde brief
Grotere foto's staan hier en hier. Was Henri van Daele Dan Brown, dan was dit wereldnieuws. Gelukkig is dat niet zo en kunnen we volstaan met een citaat van Dimitri Verhulst:
Feit en fictie zijn nu eenmaal de ingrediënten van de roman, het is aan de kok om te kiezen tussen snuifje en pollepel. [uit: De Gids van maart 2006 (p 234 of 235)]
#17 (05.09.06)
Ik zat weer met papierwerk, koffie en Orval in het café op de Sainctelette. Dat was een tijd geleden, besefte ik, maar ik werk niet langer waar ik werkte; ik werk nu waar ik werk.
Er werd een sollicitatiegesprek gevoerd aan de tafel rechts van mij. J was aan het rits afgestudeerd als regisseur en zocht een job, bij voorkeur deeltijds. Zwiepte hij minder met zijn handen, hij zou er één kunnen krijgen. Nu kreeg hij iets als een kluitje. [Hij zwiepte echt verschrikkelijk met zijn handen.]
Wat zeer vreemd is, dacht ik bij het urinoir, is dat de Sainctelette altijd aanzet tot schrijven. Altijd. Het weer is hier ook altijd net iets vriendelijker. Vlak daarna dacht ik: waar is mijn gsm? Waar is mijn gsm? Fuck.
Mijn gsm zat in mijn achterzak; ik begrijp nog steeds niet hoe dat kon gebeuren en vreemd is ook dat ik hem pas voelde toen heel mijn tas ondersteboven gehaald was. Meevaller bij het zoeken was wel dat volgende notitie uit mijn tas bovenkwam.
in de basiliek v. Koekelberg: HENRI-JOSEPH HOLEMANS maakte een kelk uit zilver, verguld zilver en malachietIk schreef het ooit op een envelop. In die envelop zaten pleisters.
#18 (11.09.06)
[Wat ook leuk is: boeken herlezen en passages herkennen die je de keer ervoor overschreef. En die passages opnieuw willen overschrijven.
Wat konden we doen? Moesten we baldadig worden, alle glas stukslaan? En daarna de stad in gaan en in de cafés ruzie zoeken met volk dat veel sterker was dan wijzelf? (uit: Koen Peeters De postbode. Meulenhoff/Kritak, 1993. p 15.)Ik miste er bijna mijn station door. Op het perron zong ik van Ben, het leven en het kinderspel. Kip siste in pannetjes op het plein en bij de fietsenstalling noteerde ik deze zin op een oud treinticket, geldig voor een reis heen en terug: "Kip siste in pannetjes op het stationsplein." De straatlantaarn scheen geel. Ik fietste naar huis.]
#19 (15.09.06)
Vanavond begon ik aan een boek te werken. En zie in mijn verbeelding de huizen waarlangs wij gaan, werd de eerste zin; het paginanummer dadelijk vijf. Spannend. [En nu meer witte plakkaatverf zorgen. Sappige. Verse.]
#20 (06.10.06)
Vannamiddag kocht ik kaarten voor de zesdaagse van Gent. [jeuj] Ik zocht in mijn evernote naar de term zesdaagse en kwam terecht bij de fluiter. Ja, de fluiter, hij wordt wel eens vergeten maar hij blijft bestaan. Als Elvis.
Vanmorgen had ik een afspraak met M. in Molenbeek. M. had haar zoon van vier meegebracht en hij zei goeiemorgen tegen me [jeuj] en kin en bril en vier en spin en vis. Toen ze naar huis gingen zei hij tot ziens en dag, daaag.
Gisteravond vond ik in de brievenbus een brief van Koen Peeters; op de envelop een stempel van het IRC. [jeuj] Het was een hele tijd geleden dat ik nog eens een brief opende met een steakmes en niet met een wijsvinger of een sleutel. Het is een schone brief, net als de vorige.
#21 (08.10.06)
Ook Koen Fillet doet aan straattoerisme. En het mooie en toevallige toeval is: hij draagt er geheel onbewust mee bij tot mijn Koen- Peetersverzameling. [jeuj]
Appendix.
Peetersgerelateerde Citaten uit:
-Anoniem, handgeschreven briefje uit Parijs. Waarschijnlijk uit 2005.Peetersgerelateerde Citaten uit:
-Louis Paul Boon, De Kapellekensbaan. Amsterdam/Antwerpen: De arbeiderspers, 1996.
-Koen Peeters, Bezoek onze kelders. Amsterdam|Leuven: Meulenhoff|Kritak, 1991.
-Koen Peeters De postbode. Amsterdam|Leuven: Meulenhoff|Kritak, 1993.
-Koen Peeters, Het is niet ernstig, mon amour. Amsterdam: Meulenhoff, 1996.
-Koen Peeters & Kamiel Vanhole, Bellevue / Schoonzicht. Amsterdam: Meulenhoff, 1997. (tweede druk voor het dagblad De Morgen)
-Koen Peeters, Acacialaan. Amsterdam: Meulenhoff, 2001. (26e druk)
-Koen Peeters, Fijne motoriek. Amsterdam-Antwerpen: Meulenhoff-Manteau, 2005.
-Koen Peeters, persoonlijke brief aan mij geadresseerd en gedateerd op 25 januari 2005 (sic). Ontvangen op 30 januari 2006.
-Henri van Daele Het huis aan de Bargiekaai. Tielt: Lannoo, 2005.
-Paul van Ostaijen, Music-Hall. Den Haag: Bert Bakker / Daamen N.V. (Ooievaarpocket nr 197/198), 1964. (3e druk)
-Joris van Parys Masereel, een biografie. Antwerpen: Houtekiet, 1995.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten