29.9.08

Mijn Vos is gestolen.

28.9.08

[Allerhande stomme-filmscènes begonnen zich nu voor mij af te spelen. In de Via Alberto Mario zag ik diverse heren heen en weer lopen en juist op het moment dat zij zich onbespied waanden met een bliksemsnelle sprong zijwaarts in de ingang van een huis verdwijnen, waar zich de praktijkruimte van de in Parijs en Wenen opgeleide Dr. Ringger bevond. (uit: W.G. Sebald Melancholische dwaalwegen. Van Gennep, 1992. p 97.)]

[Ziezo, dat is wat anders, hé kinderbeul! En nu als de bliksem naar buiten. (uit: Jef Nys De belevenissen van Jommeke: De jacht op een voetbal. Het Volk. strook 27-28.)]

[Wel op een dag... O, dat duurde maar even: een bliksemgedachte in het genre van de blikken waaraan ik vroeger onder mijn vrienden niet schuldig was. (uit: André Baillon Een doodeenvoudig man. Manteau, 1985. p 83.)]
van pironik

flikkendag!

Gelukkig is er koers op tv.

25.9.08

Vannacht, in een droom, zag ik buizerds. Eerst vier of zes op rotsen langs een water. Ik stond met mensen op een bootje en zei: buizerds. En: kijk hoeveel wit ze hebben op hun borst.

Daarna zag ik er vier of zes boven heuvels met pas gemaaide gouden velden. Ik reed er met mijn vos doorheen. Het was aangenaam warm. De buizerds vlogen hoog maar ook laag en schreeuwden. Toen ik eindelijk mijn verrekijker uitgepakt had, stonden er zoveel mensen om me heen dat er nog amper lucht te zien was.

W.G. Sebald bis

Ik stond met K. te praten aan de ingang van de parking achter de basiliek van Koekelberg. Zaken, wou ik hier tikken, want we voelden ons belangrijk, maar het is natuurlijk gewoon werk. Boven het geronk van de auto's die uit de tunnel kropen uit, boven dat geluid uit, hoorden we een slepend gepiep. Het was geen wagen. Het was geen rem die bleef hangen. Het was een spreeuw.

Ook dat is wel eens goed bij Sebald, want ja dat mag: hij schrijft niet vogel, hij schrijft spreeuw, gaai, winterkoning, kauw.

Ik had dat wel tegen K. willen zeggen, maar dat kon natuurlijk niet. We waren zeer professioneel aan het praten over zaken.

23.9.08

Deel I en III zijn me soms wat moeilijk, maar dat middelste stuk, over Georg Wilhelm Steller, is toegankelijk en o zo mooi, episch en ongetwijfeld volkomen waar. De slotregel luidt: "als een doodgeslagen vos".

W.G. Sebald Naar de natuur. De bezige bij, 2006.

21.9.08

[Bliksems, ik liet het kompas vallen. Driedubbele ezel die ik ben! (uit: Jef Nys De belevenissen van Jommeke: Wie zoekt, die vindt. Het Volk. strook 97.)]

20.9.08

Dit merkte ik net: als je het woord links typt, dan gebruik je voor allevijf de letters je rechterhand. Typ je rechts, dan gebruik je voor vier van de vijf letters je linkerhand. Zeer verwarrend is dat; wellicht begon het als een vorm van pesterij.

Ergens tussen donderdag en vrijdag zijn de chikkenbakken in het station hervuld. Bakken voor botsballen en niets anders zijn er niet meer, maar ik vond wel drie bakken koud gemengd. Is dat voldoende, vroeg ik me af, koud gemengd, botsballen en brol?

Eén van de mengbakken had tot donderdag die twee laatste exemplaren in de hoekjes. Ik vond het aannemelijk dat de vuller die ballen tot in de selectieholtes schudde, duwde, rolde vooraleer de bak weer vol te storten. Ik had gelukkig 50 cent op zak. De rode van linksachter heb ik nu in mijn rechterbroekzak zitten.

[Wellicht haal ik verder niets meer uit die bakken. Daarvoor ben ik te weinig gokker. En brol heb ik genoeg, dat ook.]

[Voor botsballen kan je wel nog naar Berlijn. In de Friedrichstrasse staat een automaat op de stoep met een erg laag tarief: €0.20/stuk.]

[Ik had daarbij willen zijn, bij het hervullen. Ik moet dat proberen, ééns in mijn leven de vuller aan het werk zien, 's nachts, en dan toekijken van op een afstand, van naast een pilaar.]

15.9.08

[De bliksemflits die hem zo diep had getroffen, vond hij in haar lijfje belichaamd terug, zo frêle dat het hem verbaasde dat het die intense bevalligheid kon verdragen. (uit: Raymond Queneau Een barre winter. De Bezige Bij, 1989. p 22.)]
van Occy

14.9.08

meer verval

13.9.08

een vermakelijk boekje

Na het werk had ik nog geluncht aan de Leopold II-laan. Ik had er bij wat correctiewerk gegeten wat ik er altijd eet en er een pintje bij gedronken – une bière had ik gevraagd, nadien verduidelijkt: vingt-cinq.

Het regende toen ik door de openstaande grote ruit het natgeregende terras op de natgeregende stoep weer opliep. Onder mijn linkeroksel klemde ik een bibliotheekexemplaar van Wat fietst daar? van Bob den Uyl – misschien is dit twijfelachtig vanuit hygiëne-standpunt, dacht ik, maar waterschade is erger en bovendien: wie leest er nog Bob den Uyl? Misschien verdwijnt het na mij wel weer 13 jaar ongelezen in het magazijn. Wie zal het zeggen?

[Persoonlijk ken ik één, 1, één persoon die ook den Uyl leest en dat is F., de man die den Uyl aan mij aanraadde.]

Wat fietst daar? is een hoogst vermakelijk boekje en ik geloof echt dat ik zonder schroom boekje mag zeggen hier. Niemand vindt dat erg. Het lijkt op een tussendoortje, is nog lichter dan veel van de andere den Uylen en neemt zich ook zelf niet serieus. Een Vitalinea is het, maar dan met humor. En het gaat over fietsen, fietsen op de wijze die ik aanhang met mijn Vos. Het blijft algemeen, maar er staat wijsheid in; ook flauwere redeneringen, dat klopt, maar vooral veel wijsheid. Over wat niet te doen tijdens fietstochten door bos en hei bijvoorbeeld:

Werkelijk sterk af te raden is het aanranden van vrouwen op eenzame bospaden. Tegenover iedere vrouw die u nog jarenlang dankbare brieven zal schrijven, staat altijd wel een tweede die verontwaardigd naar de politie loopt. (p 69)
Wie Wat fietst daar? tegenkomt in een antiquariaat zou het eigenlijk moeten kopen en lezen. Dat duurt in totaal misschien een uurtje. En daarna moet u het mij maar cadeau doen. Voor mijn verjaardag bijvoorbeeld. Ik zal er erg blij mee zijn.

Weer in Gent kocht ik in de wereldwinkel twee flessen cabernet sauvignon en een pot choco. Ik sprak met mijn lief af dat we 's avonds uit eten zouden gaan.


Bob den Uyl Wat fietst daar? Querido, 1980.

update 21.30u:
Vannamiddag was ik in een tweedehands-boekenwinkel. Er lag daar natuurlijk een ongelezen eerste druk van Wat fietst daar? F. was er ook. Dus ik zeg iets als: kijk! Hier!
En ik kan natuurlijk niet voordringen. F. als Bob-den-Uyl-lezer-&-collectionneur van voor mijn Bob-den-Uyl-lezen krijgt natuurlijk de kans om het te kopen. Wellicht zie ik nooit meer zo'n exemplaar. En wie had kunnen vermoeden dat in de eerste druk (1970) nog enkele hoofdstukjes staan die uit de tweede druk (1980) verwijderd zijn en dat er 32 keer zoveel prenten instaan? Het leven is niet om mee te lachen.

12.9.08

[Net voordat ik het woord had kunnen nemen, werd hij door een nieuwe gedachte getroffen. Die bracht hem ertoe bliksemsnel het vuur in een andere richting te openen. Er klonk een oordverdovend geratel en de schrijfmachine spuugde een nieuwe stroom letters uit over het papier. (uit: Göran Sahlberg Aan het einde der tijden. Van Gennep, 2007. p 33.)]
van Occy

11.9.08

[Ik... Ik ging er als de weerlicht vandoor. Ik rende de gang in, het huis uit, over het pad langs het water. (uit: Siska Goeminne Ik was een steen. De eenhoorn, 2008. p 65.)]

['Nothing.' There was a flicker of lightning, electrical and sharp, felt rather than seen. Then after a moment or two a long drum roll of distant thunder. (uit: Iris Murdoch A Fairly Honourable Defeat. Penguin, 1970. p 331.)]
van Occy

9.9.08

naast de okapi's: enige vossen
okapi's in brussel

ik weet nog hoe je daar toen ik 10 was koekjes van Lu kon ruiken, door de fabriek op de noordelijke oever. Misschien kan dat nog steeds. Wie weet.

Het was zaterdagavond, tegen kwart voor acht. Ik reed met de trein over het Albertkanaal bij Herentals. Het water was onder de al zakkende zon tegelijkertijd blinkend blauw en oranje en metalig grijs, onbewogen, zwaar, kwikkig.

Schuin tegenover me was net een bejaard koppel komen zitten. Hun stokken lagen op het tafeltje. Ook zij staarden naar buiten en vonden het uitzicht – hoewel ze natuurlijk al heel wat gezien hadden in hun leven – wonderlijk mooi.

Ze begonnen trompetterend stinkende winden te laten. De rest van de rit hield ik voortdurend mijn vingers onder en tegen mijn neus.

7.9.08

["De hoofdzaak is dat het smaakt," zei zij vergenoegd. Plotseling kromp zij in elkaar en wendde haar hoofd bliksemsnel in de richting van het kamerscherm, waarachter nu een krakend geluid was te horen.
"Ik dacht dat hij niet wakker zou worden," fluisterde zij verblekend, "hij wordt anders nooit wakker." (uit: Edgar Hilsenrath Nacht. Baarn: De Boekerij, 1966. p 194.)]

6.9.08

[Dommerik, als de spionnen dat ontdekken is alles naar de bliksem! Ge moest de naam van Jommeke opgeven! (uit: Jef Nys De belevenissen van Jommeke (nr 27) Geheime opdracht. Het Volk. strook 38.)]

4.9.08

Lommel.  Nabij de Blekerhei.
Iets meer naar het noorden.
Ook daar.

3.9.08

[De bliksem-
(uit: Thomas Pynchon De regenboog der zwaartekracht. Bert Bakker, 1992. p 122.)]
Dit citaat kreeg ik via mail van Lope De Aguirre. Hij schreef erbij: "Ik heb het letterlijk opvergetyped. de zin stopt daarna. Het staat er echt cursief."

Berlijn.  In de kast rechts hangt een snip.  In het midden: de oehoe.

2.9.08

musea / schoon / Berlijn

We waren in Berlijn, we beleden mijn liefde voor natuurhistorische musea.
Op de website staat dat er 'Wiener Würstchen oder Bouletten mit hausgemachtem Kartoffel- oder Nudelsalat' zijn.  Maar er is ook gewoon malachiet.

We waren in Berlijn, we beleden mijn liefde voor natuurhistorische musea. Op de website stond dat er 'Wiener Würstchen oder Bouletten mit hausgemachtem Kartoffel- oder Nudelsalat' waren. Maar er was gelukkig ook gewoon malachiet.

En ik vertel niets nieuws als ik zeg dat Avondlog een zeer schoon weblog is, vol waarheden bovendien. Ik citeer voor u:

Zo, weet ik, moet een museum zijn. Een beetje stoffig, dat verhoogt de concentratie. Er is een koffiehoekje waar je lang kunt zitten staren naar een zeer gesoigneerde, erg Duitse caissière. (bron)