Weinig blijft er over, denk ik wel eens als ik alle bliksem van het perenblog wegdenk. Maar dat is niet erg, denk ik daar dan telkens achterna. Stel je voor zeg, nee, dat is niet erg. De verdorring van de aarde, dat is erg. En domme agressie misschien ook een beetje, of emmertjes die niet proper achtergelaten worden of luide telefoongesprekken in het toilet en kauwen met je mond te ver open.
Eigenlijk is zowat alles erger dan bliksem op een weblog.
Je mag misschien vinden dat ik een sentimentele lul heb, maar toen destijds, toen ik voor arme aapmans z'n kleine bestwilletje op z'n verpeste verjaardag na een tamelend kil feestje bij z'n ouders thuis onder valse voorwindselen liep te doen alsof ik wist wat ik liep te doen, terwijl we werden achtervolgd als in een achtervolging door aan de enerzijds de heilige inquisitatie en 's anderenzijds de heilige intifada en de hele bliksemende kutshit leek wel een q-film zo b met die kleine aan het handje en hij begon ook nog zachtjes in zichzelf te grienen van verdriet dat ik maar als te goed kon indenken, toen dacht ik bij m'n eigen was Babs maar hier, snuit m' n snikkel als het niet waar is. M'n bloedend eigenste baggerinnetje. Daar is deze jongen nogal een rare in. (uit: Ilja Leonard Pfeijffer Het grote baggerboek. Amsterdam: De arbeiderspers, 2004. p 177.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten