29.11.04

stroop

Ik ga eens voor een onperens lange post. De Literaire Prijs van de Provincie Gelderland is namelijk uitgereikt en ik ken een 'kort verhaal voor de jeugd van 8 tot en met 12' dat niet gewonnen heeft: Stroop voor de koningin. Ondertussen weer vier maanden geleden geschreven.


De koningin van Nederland heeft een been gebroken.

Ja, ik schrok me ook een aap toen ik het voor de eerste keer hoorde en Henk, dat is mijn pa, die geloofde het zelfs niet. Maar het is waar. Gisteravond was het op het jeugdjournaal en vandaag staat het in de krant. De koningin van Nederland heeft een been gebroken. Van het keukentrapje gevallen, staat erbij.

Het is haar linkerbeen, dat kan je zien op het plaatje in de krant. Er zit gips rond. Eerst dacht ik dat er ook wat met haar hoofd was, maar Henk zegt dat dat gewoon een erg duur hoedje is. De koningin zit in een rolstoel, met haar been en het hoedje, en één van haar zoons duwt haar het ziekenhuis uit. Dat gipsverband moet zeker zes weken blijven zitten, zegt Henk, en daarna zal het nog wel een week duren voor ze weer mag voetballen. Dat is een hele poos! Dat zal die zoon ook wel niet leuk vinden als ie haar de hele tijd duwen moet.


--

Ik had meteen medelijden met de koningin en haar zoon. Ik ging natuurlijk niet snotteren of zo, maar zielig is het wel. Ze hebben toch maar pech gehad met dat keukentrapje.

Niks pech, zei Henk toen, als je een arm of een been breekt, is het eigenlijk net alsof je jarig bent. Daar sta je misschien van te kijken, ik anders wel hoor, maar Henk heeft het uitgelegd. Als je een arm breekt, mag je namelijk een week lang elke avond naar de bioscoop, en als je een been breekt, krijg je tien dagen lang elke avond pannenkoeken. Dat zijn de regels van de breuken. Die regels staan nog niet in de grondwet, maar volgende week worden ze hoogstwaarschijnlijk goedgekeurd door de minister van gezondheid. Je kan er dus best nu al rekening mee houden. (Anders krijg je misschien problemen met de politie.)

Dankzij die regels is een arm of been breken even fijn als verjaren. Je zou al bijna kunnen denken dat de koningin met opzet van haar keukentrapje gevallen is.


--

Vanmiddag hebben Henk en ik pannenkoeken gebakken. Dat kwam natuurlijk omdat we er na al dat gepraat over die regels enorme trek in hadden. We zijn wel nog eerst naar de supermarkt geweest om stroop te halen, want dat is het allerlekkerste op pannenkoeken.

Je zal het altijd hebben als je stroop voor pannenkoeken gaat kopen: er was maar één kassa open en er stond een rij van wel zesentwintig mensen. Mensen met hoedjes en mensen met petten. En heel veel mensen die uren rommelen tussen hun muntjes wanneer ze moeten betalen.

Ik vroeg aan Henk of de koningin ook moet betalen in de supermarkt. Dat wist ie niet zeker, maar, zo zei ie, ik denk wel dat ze niet hoeft aan te schuiven... En wat Henk toen deed! Hij stak de stroop boven zijn hoofd en zwaaide en riep: Opgepast! Hier komt de stroop voor op de pannenkoeken van de koningin. Iedereen aan de kant! Laat de koningin niet wachten op haar stroop!

En alle mensen keken ons aan en gingen aan de kant. Alle zesentwintig. En ze fluisterden: het is waar want de koningin van Nederland heeft haar been gebroken. Haar linkerbeen. Van een keukentrapje gevallen. Tien dagen lang krijgt ze pannenkoeken. Die twee zullen de keukendienaars van de koningin zijn.

En de dame van de kassa zei dat we niet hoefden te betalen. En ze gaf ons ook een prentkaart met 'veel beterschap' erop, en zei dat we die aan de koningin moesten geven. Ze bloosde er een beetje bij.


--

Wat een toestand! De stroop was helemaal niet voor de koningin, die was gewoon voor ons. En wij zijn helemaal geen keukendienaars van de koningin, wij zijn gewoon Wimmert en Henk. Wat kan die Henk een potje liegen. Nee, van Henk krijg ik geen goede opvoeding hoor, dat kan ik je wel verzekeren. Meestal moet ik hém zelfs opvoeden. Zo wou ie die prentkaart met 'veel beterschap' erop thuis al dadelijk in de prullenmand kieperen.

Henk, die is voor de koningin, riep ik, die mag niet in de prullenmand! We moeten dat kaartje opsturen. En ik vind dat we ook een pannenkoek met stroop moeten meesturen want je hebt zelf gezegd dat die stroop voor haar was.

Henk moest wel toegeven dat ik gelijk had. Want ik had gelijk natuurlijk. Hij stond er wel op dat de koningin hem dan ook pannenkoeken brengt als hij zelf ooit nog eens een been breekt. Dat heb ik snel even aan haar gevraagd en dat was oké.


--

(Ja, dat weet je misschien niet, maar je kan heel snel dingen aan de koningin vragen. Je moet niet bellen of e-mailen of zo, je kan dat veel sneller gewoon aan een muntje van 50 cent vragen. Dorien uit mijn klas heeft me geleerd hoe dat moet. Eerst stel je je vraag, en dan gooi je gewoon je muntje in de lucht. Als het muntje op de grond valt met het gezicht van de koningin naar boven, dan betekent dat ja. Valt het muntje met het gezicht van de koningin naar beneden, dan betekent dat nee. Als het muntje op zijn kant rechtop blijft staan, dan betekent dat dat de koningin het antwoord niet mag vertellen omdat het een staatsgeheim is, maar dat heb ik nog nooit gehad.

Brengt U mijn vader pannenkoeken als hij zijn been breekt, vroeg ik dus aan het muntje. En het viel met de koningin aan de bovenkant. Ja dus. Ik wou het best nog wel eens vragen om zeker te zijn, maar dat mag je nooit doen. Dat is de regel van de 50 cent: je mag nooit twee keer hetzelfde vragen. Als je zeker wil zijn dat je een eerlijk muntje hebt, moet je daarna een vraag stellen waar je het antwoord al op weet. Ik vroeg dus: Is dat een erg duur hoedje op Uw hoofd in de krant? En weer viel het muntje met het hoofd van de koningin naar boven. Toen kon ik er wel zeker van zijn dat Henk zijn pannenkoeken zal krijgen.)


--

Hier is mijn envelop nu. Ik heb hem net dichtgelikt en er twee postzegels opgeplakt. Dat moest, want hij was nogal dik. Het kaartje van de dame aan de kassa zit erin, samen met twee pannenkoeken. Ik heb er ook een heel klein beetje stroop ingedaan, maar niet te veel want ik wou niet kliederen. Achterop staan onze namen en ons adres, voor als ze met de pannenkoeken komt. Dan zal het feest worden, net een verjaardag. Met tien dagen pannenkoeken én met de koningin! Hopelijk brengt die dan haar zoon mee want ik heb gehoord dat die heel goed kan voetballen. Was het al maar zover.

27.11.04

Onthullend artikel in Dagens Nyheter: de aantekeningenboekjes van Katarina Frostenson, Kerstin Ekman en Kjell Johansson.

26.11.04

middag in het atelier

Linda heeft pizza laten komen. Tamara en Patricia eten frieten met stoverijsaus en viandellen, Veerle heeft chocoladebroodjes uit blauwe plastic zakjes, Clothilde verse appelflappen. Maar Linda zweert 's middags bij sigaretten en pizza. Elke middag. Dat betekent dat vóór de maaltijd de kantineschaar afgewassen moet worden.

[-?][-Wie pizza met een mes snijdt, trekt de kaas tot onhandige slierten, wie pizza knipt, krijgt hemelse spietjes.][Ah.]

het kruipt

Ik zat in de koele witte gang. Ik zat op de koele grijze vloer in de koele witte gang en de mouw van mijn t-shirt kleurde donker aan de elleboog rechts; zwart op grijs. Mensen in witte jassen liepen voorbij, mensen met overjassen en bloemen, verpleegsters met lege bedden, en ik duwde door het t-shirt op het pleistertje. Ik probeerde de vlekken discreet in plooien te laten verdwijnen en hoopte dat het bloeden snel stoppen zou.

Het stopte snel, maar het was nog lang een vreemd gevoel, met een natte arm onder trui en vest met de fiets door de kou. Het voelde ook helemaal fout in de bank; met nog bebloede vingers geld uit de muur halen, al ziet niemand het, past enkel in andermans leven. Biotex maakte later het meeste weer grijs, niets aan de hand.

En vanaf morgen/straks werk ik in een illegaal naaiatelier, dat ook. Ergens in India. Calcutta.

25.11.04

van het niets tot het nu

Ben ik al ooit tijdens een film uit de zaal weggelopen? Ik vroeg het me vanmiddag af, tien minuten ver in Genesis, een behoorlijk slechte documentaire.

Er zat een gedubde verteller met een kookpot in de film en dat had niet gehoeven. Ik weet dat hij een kookpot had omdat de verteller en zijn hutje in de savanne uitgebreid in beeld kwamen; vooral in het begin zorgde dat voor een reeks saaie, hoogdravende en irrelevante opmerkingen links en rechts - we zijn als prauwen die vechten tegen de stroom van de tijd. Je leert hem negeren, je biologische en geestelijke gids, maar dat neemt niet weg dat hij met zijn interventies het tempo blijft breken. Ik had dan liever in de plaats wat meer kikkers gezien, of regen. Zelfs magma.

Pas wanneer er dieren in de film verschijnen, en dat duurt echt een hele tijd, wordt het leuker en krijgen we eindelijk mooie beelden. Echt meeslepend wordt het weliswaar nooit want we springen voortdurend van hot naar her. De verteller zwijgt nu meer, maar de geluidseffecten worden dan weer te sterk; zelfs de voetstappen van de kleinere dieren klinken als monsterpoten uit The lord of the rings. De te nadrukkelijk gemanipuleerde geluiden maken ook dat je niet meer gelooft dat dit-en-dat beest echt "burri-burri" roept bij een territoriumconflict, en geloofwaardigheid is toch altijd meegenomen bij een documentaire.

Misschien is de opzet van de film - het leven sinds het niets tot het nu - wel te ambitieus en kan je toch nog steeds beter een beperkter thema verfilmen. In plaats van een knip-en-plak aaneenlulling van (weliswaar soms mooie) losse stukjes, kan je dan een echt geheel krijgen, dat geen voodoo-verteller behoeft. De brakende slang en de zeepaardjes - de tamtam van het hart weerklinkt - waren wel leuk, maar om voor die 5 minuten naar de bioscoop te gaan..

24.11.04

'De kale zangeres' door Olympique Dramatique. Bij aanvang leek het wel een uit de hand gelopen bonte avond. Vier jongemannen, bepruikt en berokt, recht uit de verkleedkoffer van de jeugdbeweging, zouden ongetwijfeld allerhand puberaals komen uitvoeren op het podium.

Wat het werd? De Muppetshow, Kulderzipken, een of ander geestig sketchprogramma van op de BBC en een uit de hand gelopen bonte avond met verklede jongemannen sàmen. Vonden wij dat leuk om naar te kijken? Zeer zeker! Er zaten namelijk pinguïns, synchrone pasjes, samenzang, een scène op de scène en een trompet in. En cirkels. Gaat dat vooral zien een van de komende dagen; u kan toch niet elke avond naar de zesdaagse gaan en officieel is het een stuk van Ionesco, dus cultureel correct is het ook.. (nog t/m 27 nov in Vooruit)

22.11.04

José Luí­s Peixoto: 'De blik'

Toen ik een jaar of wat geleden in Gazet van Antwerpen dit boek voor het eerst tegenkwam, wou ik het dadelijk lezen. Ik bekeek het in winkels, aaide het in Fnac en Limerick. Maandenlang zocht ik ernaar in de catalogus van de bib en wachtte tot het zinnetje "werk is besteld maar nog niet verwerkt" zou verdwijnen. Half september was het er, half september heb ik het gelezen, en zoals het hoort bij een langverwacht boek viel het een beetje tegen. Het lag compleet aan mij, ik beken, maar het viel een beetje tegen. Zoals het hoort bij een langverwacht boek vond ik niet alle passages raak genoeg, zaten er te lange stukken in, was het bij momenten te ijl. Dat een ander deel wel heerlijk was, was blijkbaar niet meer zo belangrijk.

Maar het is een goed boek en dus blijft het hangen - ook dat zoals het hoort. We zijn nu twee maanden later en om de een of andere reden zit het nog steeds in mijn hoofd. Om de een of andere reden stuift er nog steeds heet zand van op onder mijn kleren. Beelden, verhaallijnen schroeien nog steeds, kleuren zijn blijven hangen. Warm bruin-oker, de kleur van enkele zeer goede boeken.

En dus zocht ik ernaar in boekhandels toen ik zaterdag te laat was voor de middagfilm. Ik vond het voor 10 euro 50 met als cadeautje dat leuke fotootje van José Saramago erop geplakt - "Het werk van José Luí­s Peixoto is een openbaring" mag hij zeggen. Ik heb het gekocht en ga het nog eens lezen. Met nog hogere verwachtingen nu, dat ook.

Goede boeken kopen om een gemiste film goed te maken, dat werkt. Kwam daar daarna nog bij dat de man voor mij aan de kassa in de supermarkt net gestopt was met roken, het meisje van de soepbar nog steeds blij zwanger is en de jolige cassière (m/v) mij bedankte voor het ook die zaterdag niet plegen van diefstal. Hieperdepiep.

José Luís Peixoto De blik. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

20.11.04

na de tocht

Er brandt geen licht meer bij Lucy en ook de honden slapen in hun hokken. Alleen onze stappen klinken in de straten, en onze adem en tot morgen, Mulders, Verstappen, Holst. Stanne en Kips. Het is al laat en we zijn al veel te lang op. We zullen elk nog wel een slaapmuts vinden in eigen huis. Tot morgen, tot straks. De wind blaast nog steeds, de wolken zullen hun regen pas verder het land in lossen. Het zal ook morgen weer warm worden.

18.11.04

de fluiter (5)

Vannacht droomde ik van de fluiter - dat is me nog nooit gebeurd. Ik zat in de woonkamer met een boek en zag twee oudere mensen voorbijwandelen aan de andere kant van de ruit. Het was de fluiter met zijn vrouw. De fluiter floot niet en droeg geen blauwe jas, maar toch was het de fluiter, en de vrouw was zijn vrouw, daar was ik zeker van.

Er was een geschil, ze hadden een woordenwisseling. Niet dat er echt woorden gewisseld werden want het was enkel de vrouw van de fluiter die sprak, op een drammerige en verwijtende toon, verongelijkt ook. Ze bleven staan recht voor de ruit, op de extra brede stoep hier voor de deur en de vrouw van de fluiter bleef haar klachten opsommen terwijl de fluiter de stoep afkeek, afwezig de meters leek te tellen tot aan het plein, de handen samen op de rug. En ik, ik bekeek hen. Ik hield een vinger tussen de bladzijden van mijn boek en bekeek hen. De fluiter boog zijn hoofd, de vrouw klopte pluisjes van de mouwen van haar groene kleed. Ze zwaaide met een vinger, zette haar andere hand op haar heup.

Langer dan vijftien seconden stonden ze er niet, ze gingen snel weer verder; ik zag nog net hoe de vrouw van de fluiter haar man met twee handen een duw verkocht. Ik denk dat ik hem nog net zag vallen, achter de heg van de buren. Verder herinner ik me niets meer. Man man man, dromen van de fluiter.

Met een fris gepoetste muis lijkt heel de computer vernieuwd. Ik scheer over het internet als nooit tevoren. (op zoek naar wat mensen zoal vinden van Paul Austers The book of illusions)

15.11.04

de proctoloog

De proctoloog heeft een nieuwe stagiaire.
Ze zit schuin achter hem en kijkt mee hoe hij mijn gegevens opvraagt in de computer. Ze heeft blonde krullen. Ze heeft blonde krullen en lacht verlegen wanneer ze merkt dat ik naar haar kijk.

De proctoloog heeft nieuwe grapjes.
Hij kan geen twee dingen tegelijk, dat kunnen enkel vrouwen. Tenzij één van die twee dingen kaartlezen is, want dat kunnen ze niet. Wat is dan het beste, vraagt hij aan niemand in het bijzonder. De nieuwe stagiaire blijft glimlachen. Ook de oude assistente lacht.

De proctoloog heeft een nieuwe lamp.
Hij zit als een mijnwerkerslamp aan een elastiek rond zijn hoofd. Het is een experiment dat helaas niet werken wil. Ik vermoed dat de nieuwe stagiaire glimlacht. De oude assistente neemt de lamp weer van het hoofd van de proctoloog, neemt wat haar mee - au - en doet de oude lamp aan het plafond branden.

De proctoloog heeft nieuws.
Alles is zoals het was. Dat is natuurlijk een probleem, maar natuurlijk ook weer absoluut niet. Niets nieuws onder de zon. Dat is goed nieuws. Hij schrijft het in een rapport in zijn computer, de nieuwe stagiaire leest over zijn schouder mee. Ik glimlach. Best gezellig hier.

Buiten viert men de dynastie en lief is thuis. Maar voor de fluiter is het een dag als een ander en dus riep ik net 'hoor!' en hoorde lief het ook, zag lief hem ook. Wat een feestdag.

13.11.04

zuur fruit eten, hoe doe je dat?

Knijp je rechteroog dicht en je linker tot een streepje. Trek je kaken naar achteren, je kin je hals in; je onderlip plooit nu mee dubbel, je tong duwt zich tegen je gehemelte om smakkend opnieuw los te laten. Draai nu tegelijkertijd met zoveel mogelijk handen van koeken-bakken-vlaaien. Slik. Nu is het over. Nu wil je een volgende hap. Begin opnieuw (oefening is belangrijk).

6.11.04

de gokker

Zie! riep ik tegen mezelf. Zie! Ik dacht: zie!
Ik dacht ik ken die jas, blauw, ik moet luisteren, dacht ik, goed luisteren. Maar ik hoorde niets. Maar ik hoorde niets, ik zag enkel blauwe banen vol dons, ginds ver bij de verkeerslichten. Ik moest naar links naar de bakker en ook verder naar de ganzen in het park, maar ik dacht zie! ik ken die jas. Ik versnelde mijn pas en liet links waar het was, liep rechtdoor, stak de straat over naar waar hij verdween, recht op het gokpaleis af. Ik stond nog enkele momenten te luisteren aan de ingang maar ik hoorde niets. Hij? Hier?

Een evil twin brother misschien?

voor Frank, bijzonder hartelijk!

Drie boeken uit de kast hier:

(1)Kader Abdolah: De reis van de lege flessen
(2)Gie Bogaert: Nathan Meyer, vrouwenwandelaar. Ontboezemingen van een lelijke jongen
(3)Per Olof Sundman: Jägarna
Er is iets dat hen bindt: het zijn mijn drie enige door de auteur gesigneerde boeken. En nog iets: ze zijn alledrie niet voor mij gesigneerd, maar ik kocht ze tweedehands. Het boek van Abdolah (1) kreeg zijn handtekening in april 2000, toen het nog eigendom was van iemand die zijn boeken met een konijnenstempel merkt, (2) werd op 15 mei 2000 bijzonder hartelijk opgedragen aan een zekere Frank en (3) was in februari 1960 voor Margareta Lindahl, een danseres.

Zelf heb ik nog nooit een boek laten signeren. Ook nu ben ik op de boekenbeurs weer vlot langs Gie Bogaert (die!) heen gewandeld en kocht ik Slaap! van Annelies Verbeke zonder een kwartiertje op de schrijfster zelf te wachten. Ik vind ze interessant hoor, handtekeningen in boeken, dat is het probleem niet. Ze dragen bij tot de geschiedenis van het boek in kwestie, net als de streepjes en kruisjes, commentaren en achtergelaten bladwijzers in de boeken uit de bib of de tweedehandszaak. Maar zelf zo'n archeologische bijdrage leveren gaat me te ver. Misschien omdat ik weet dat een handtekening voor mij er gewoon zou staan omdat ik ze vroeg en verder niets betekent. Handtekeningen voor anderen daarentegen zijn interessant, spannend en mysterieus. Handtekeningen voor anderen zijn een extra verhaal, zijn de neerslag van een hartstochtelijke twee maanden durende liefdesaffaire in een pension in Lapland.

Ik ben een boekenvoyeur. Zelf hoef ik er niet bij in, als ik maar mag kijken en lezen en denken. (Zoals ik ook blij naar het Eurovisiesongfestival kan kijken zonder de behoefte te voelen per sms te stemmen.)

4.11.04

Leo Pleysier: 'Volgend jaar in Berchem'

Jongeren hebben wel eens vreemde verwachtingen over 'de literatuur'.

Toen ik 17 was en voor school Wit is altijd schoon van Leo Pleysier las, was ik onthutst, onthutst dat dat boek op de keuzelijst stond, dat dat boek literatuur was. Want Wit is altijd schoon was geen roman over grote ideeën en verheven thema's. Wit is altijd schoon stond niet bol van de ronkende volzinnen met barokke woorden vol geheimen. Niets van dat alles, en integendeel: het was alledaags aards geroddel en gelul in een dialect uit de Noorderkempen! Ziedaar het verval van onze cultuur, dacht ik.

(Jij vreemderd van 17, denkt u? Vergeet het; enkele stageklasjes 17-jarigen aan wie ik enkele jaren geleden fragmenten Campert, Andreus en Mennes voorlas als zijnde literatuur vonden die teksten kinderlijk. Zij wilden Vondel horen. Vondel!)

Maar de tijden veranderen, zo ook ik (en ongetwijfeld ook de studenten uit mijn stageklassen), en ondertussen houd ik van Pleysiers boeken en het kleinmenselijke in zijn portretten. Er staan er tegenwoordig een aantal van in de kast hier. Gisteren las ik er nog eens één van: Volgend jaar in Berchem, het familiefeest-op-nieuwjaarsdag-boek. Ik hield ervan, familiefeesten zijn in de kunst zoveel beter - en sneller voorbij - dan in het echt, ik hield ervan en wel hierom:

- een verteller/zwijger met wie het fijn identificeren is (en hadden wij op familiefeesten maar zo'n zwijg-excuus)
- de dierscènes die het bokje bij de ballen pakken en het confronterende van de relaties extra benadrukken, het een niveau verder slepen
- het ontbreken van alwetende uitleggerij; de soberheid van de vertelsituatie; de naturel van de stemmen; de eerlijkheid
Interessant allemaal, maar dit volstaat; nu naar bed en morgenvroeg fris naar de boekenbeurs in Antwerpen. De trousse kopen.

Leo Pleysier Volgend jaar in Berchem. Amsterdam: De bezige bij, 2000.