24.2.05

Wat hoor ik net in Neon? Een nieuwe van Ian McEwan: Saturday. Woehoe. Eind mei ook in het Nederlands.

de fluiter (9)

Hoor.
Het is de fluiter. Met z'n blauwe jas. Nee, het is geen kind op straat of die nieuwe van hierboven, nee, het is de fluiter met z'n blauwe jas. De fluiter met z'n bontmuts.

Zodadelijk verschijnt hij aan de andere kant van de ruit, dat weet ik. Maar ik zal het niet zien deze keer want de groene gordijnen zijn nog dicht. Dat komt door de ochtendkoude. Dat komt door de enkele beglazing en het grote oppervlak. De kachel heeft nog moeite met de koude van afgelopen nacht en het opwarmen gebeurt dan in stapjes; eerst met de gordijnen dicht, dan met de gordijnen open.

Vannacht zat hij weer in m’n droom, de fluiter. Maar hij was niet alleen, er waren ook de mensen die aanwezig waren bij de overval op het postkantoor hier bij het station. Ik zat er toevallig – zo gaat dat in dromen – op een stoel bij het raam, keek uit op de straat. Lief stond aan het loket, de fluiter kwam op straat voorbij, zo hoort het, en ik probeerde ongemerkt te zwaaien. Ik weet niet meer of het lukte, of hij me zag, en of de man de postzegels kreeg die hij vroeg. Misschien kreeg ikzelf wel een kogel in mijn zwaaiende hand. Of was het een alarmpistool? Er zat in elk geval een hele troep zebravinken graantjes te pikken op de stoep aan de overkant, bij de fietsenrekken.

Hoor.
Het geluid wordt minder. Hij ging ongetwijfeld naar rechts, drinkt misschien zodadelijk een koffie met jenever in café ’t Vat, kruist in de krant zijn favorieten aan voor de Omloop Het Volk. Of vraagt iemand hem dat boek van Bordewijk op de bovenste plank aan te reiken – zijn armen zijn toch zo kort, meneer.

- eerder: (8bis) (8) (7) (6) (5) (4.5) (4) (3) (2) (1) -

22.2.05

lunchen met Gerda

Ik had boterhammen gesmeerd met kaas en kipfilet. Die zouden we tijdens liefs middagpauze opeten in de cultuureel verantwoorde snackbar, zoiets doen we wel vaker.

Links van mij in die snackbar zat een laureate van de gisteren uitgereikte CultuurPrijzen Vlaanderen. Twaalfduizend vijfhonderd euro heeft zij gisteren gewonnen, dacht ik. Proficiat, dacht ik, en schrijft die man aan de andere kant van het tafeltje elk woord op dat zij zegt, of heeft hij ergens een dictafoontje verstopt? Is dat steno? Ik vroeg aan lief of zij wist wie er zoal CultuurPrijzen gewonnen had dit jaar. Zij wist het ook. Ze draagt een witte onderbroek, zei ik. Nee, zei lief, paars. En ze had gelijk: lichtpaars was het. We spraken er nog wat over, en over mensen van vroeger die in studentenverenigingen zaten en ondertussen trouwden. Over de jeugdboekenweek en de kinderjury, over Stockholm, tijdschriften en rode lippenstift. Ik kreeg een telefoontje van iemand die mij werk aanbieden wou; belt u me op het einde van de week opnieuw, zei ik, dan weet ik meer, zei ik. Bedankt. Tot ziens.

21.2.05

bokrean

Waarom? Waarom zijn u en ik niet in Stockholm op dit ogenblik? Morgen beginnen de boekensolden en Gregorius moet nog gehaald.

Stel je voor. Ik was er, ik kocht het boek, ik liep ermee door Östermalm. Het zou fris zijn, een graad of drie onder nul, maar droog en zonnig en ik zou glimlachen met dat boek in mijn tas en het noordse licht tegen de gevels. En ik ging met lief nog eens naar historiska museet, waar we na een rustige rondgang - verbazend weinig andere mensen hier - in het museumcafé zouden zitten. Lezen in mijn nieuwe boek en zij in het hare. En er zouden bullar zijn en ook iets warms van een meisje dat glimlacht en 'hejsan' zegt. En in mijn achterhoofd zou ik weten dat ik nieuw en interessant werk zou hebben bij thuiskomst.

19.2.05

Er zitten twee gratis filmtickets in mijn portefeuille. Ze zijn voor Sideways, de film met de mooist gekleurde filmaffiche van het ogenblik. We gaan hem zien, lief en ik, en misschien wel morgen na het uitslapen en de croissants, de sandwiches en de tonijnsla. Maar daarvoor is er nog vanavond, daarvoor lees ik een boek en drink ik trappist uit Orval. En dat, beste vrienden, maakt mij behoorlijk gelukkig.

17.2.05

En vanvavond? Wat doet u vanavond? Ik ga alvast gezellig solliciteren; tijd voor iets nieuws.

Ik las net Hoe oma plots verdween van Pieter Gaudesaboos. Een wondermooi vormgegeven boek dat bovendien een sterk verhaal vertelt. Dat het goed is merk je al snel, en dan heb je het slot nog niet eens gezien. Magistraal gewoonweg.

Dat die er te weinig zijn, boeken met een magistraal slot, dat een slot wel eens durft ontgoochelen, dacht ik daarbij. En dat er ergens op de pc nog een stukje getypt stond over een goed boek met een ontgoochelend slot, dat dacht ik ook, een stukje over Slopie van Joke van Leeuwen. Toen ik het in september schreef vond ik het niet goed genoeg voor op het perenblog, maar ondertussen zijn mijn kwaliteitseisen blijkbaar gedaald - ofwel heeft het stukje zichzelf stiekem herschreven. Wat er ook van zij: ik postte het net hieronder.

Joke van Leeuwen: 'Slopie'

Na een paar bladzijden in Slopie is het al duidelijk: dit is opnieuw een heerlijk Joke van Leeuwen-boek met enkele klassieke Joke van Leeuwen-ingrediënten. Klassieke Joke van Leeuwen-ingrediënten? Ja, ik ben natuurlijk geen kenner, maar met Deesje en Het verhaal van Bobbel die in een bakfiets woonde en rijk wilde worden in het achterhoofd vallen er in Slopie wel een aantal terugkerende elementen op. Ik noem er enkele:

Het begint al met de titel van het boek, of de naam van de hoofdfiguur: Slopie. Dat is geen Marieke of Lies. Dat is een bijzondere naam – even bijzonder als bijvoorbeeld Deesje of Bobbel – en dat heeft een reden: een bijzondere naam hebben gaat immers, net als bijzonder gekleed gaan trouwens, hand in hand met beroemd zijn. Ik verzin het niet, het staat in de eerste regels van het eerste hoofdstuk.

Toen Tonnus en Lisa wisten dat ze een kind zouden krijgen, keken ze vaak naar de televisie. Ze keken naar mensen in een lange jurk of een glanzend pak die veel applaus kregen, want die waren beroemd en hadden een beroemde naam. Tonnus en Lisa wilden hun kind graag een beroemde naam geven, een bijzondere naam, een naam waar ze zelf niet op gekomen zouden zijn.
In het boekenuniversum van Van Leeuwen is beroemd zijn blijkbaar iets waardevols, iets dat nagestreefd mag en moet worden. Het is een universum waarin Dag Allemaal het grootste weekblad zou kunnen zijn. Het is het Vlaanderen van Shania en Kenji met de pet. De hoofdpersonages zelf streven weliswaar niet echt roem na, zij vinden een vader beschermen (Slopie) of de weg naar halftante vinden (Deesje) belangrijker, maar de omgeving van die hoofdfiguren staat wel vol bewondering voor wie beroemd is. En welke weg leidt het snelst tot beroemdheid? De weg der TV natuurlijk. En wie komt er op die TV? Slopie. En Deesje. Luister naar Slopie (a) en naar Deesjes halfnichtje Oele (b):
(a) Wat zullen papa en mama trots zijn, dacht Slopie. Ik ben nu al een beetje beroemd.

(b) 'Wauw hé,' zei ze vol bewondering, 'jij was op de televisie. Ik wou dat ik eens op de televisie was. Hoe doe je dat toch allemaal?'
Oeles bewondering geldt niet enkel Deesjes TV-optreden, zo blijkt later:
'Wauw hé,' zei ze nog een keer. 'Jij verdient geld en jij bent op de televisie. Hoe dóé je dat toch?'
Ook zelf geld verdienen en rijk worden is iets dat de bijzondere kinderen in de boeken van Joke van Leeuwen wel eens doen. Slopie doet mee aan Miljoenenpoen op TV, Deesje beantwoordt tegen betaling vragen over het heelal en ook Bobbel die in een bakfiets woonde en rijk wilde worden verzint allerlei manieren om aan geld te geraken. Net als bij de factor beroemd zijn, moet ook hier wel weer gezegd worden dat de hoofdfiguren zelf niet zo veel belang aan geld hechten maar het vooral voor anderen doen. Slopie wil haar vader en moeder de jetski en de winkel gunnen waar ze zo naar verlangen, Deesje wil van het geld spijkers kopen voor haar klussende vader en broers, en Bobbels grote ambitie is mooi wit papier te kunnen kopen voor haar moeder. Jaja, u merkt het, in Joke van Leeuwens wereld zijn familiebanden nog waardevol. De hoofdpersonen houden altijd van hun ouders, net zoals de ouders uiteindelijk altijd onvoorwaardelijk van hun kinderen houden. Andere volwassenen zijn wel vaak dwingender, gevaarlijker.

Ook het tweede hoofdstuk van Slopie opent met een echt Van Leeuwen-ding. Ze maakt zinnen grappig door ze moeilijker dan nodig te maken, door te spelen met taal, relaties en verwijzingen.
Wie net geboren is moet worden ingeschreven. Dat hoort zo. En het is ook handig, want als een achterachterachterkleinkind wil weten wanneer zijn betbetovergrootmoeder op de wereld was, dan kan zo'n achterachterachterkleinkind dat in boeken opzoeken.
Taalspielerei vinden we wel vaker in de boeken van Joke Van Leeuwen. Hieronder bijvoorbeeld een telefoongesprek uit Deesje:
'[...]Ik ben Deesje'
'Deesje?' zei de stem, 'Die ken ik niet. Ik dacht dat jij dacht dat ik was wie ik was, en jij dacht dat ik dacht dat jij was wie jij was, maar ik denk dat ik niet ben die jij denkt dat ik ben en ik denk dat jij dat nu ook denkt, denk je niet?'
Wat komen we nog tegen? Grappige tekeningen natuurlijk. En vooral wanneer die tekeningen brieven of tekstjes bevatten zijn ze zeer geestig en zeer herkenbaar Joke. Of tekeningen die op de een of andere manier verschillende mogelijkheden van toekomstig handelen voorstellen. Er zitten in Slopie wel minder tekeningen dan in Deesje of in Het verhaal van Bobbel etc, maar ze zijn er nog steeds. De tekeningen hebben hetzelfde lieve, leuke, soms naïeve maar steeds verfrissend geestige van de hoofdpersonen.

Al die inhoudelijke en vormelijke gelijkenissen; schrijft Joke van Leeuwen dan keer op keer hetzelfde boek? Ook nu weer? Nee natuurlijk niet (en al was het zo, dan was er nog geen reden tot klagen, want dan zou het wel keer op keer een erg goed boek zijn en we zeveren per slot van rekening toch ook niet omdat er in een roman van Rudi Hermans weer ergens een vader-bakker figureert, nee toch). Nee, Slopie heeft erg duidelijk iets wat ik in nog geen enkel ander boek van Joke van Leeuwen terugvond, namelijk dreiging. In alle boeken zijn er wel problemen; ieder kind is in een bepaald hoofdstuk wel even de weg kwijt in een vreemde stad, ieder kind komt in een bepaald hoofdstuk wel een lastige en dwingende volwassene tegen, maar de beklemming die de souffleur in Slopie teweegbrengt is ongezien. Onder Slopies geestige wedervaren wordt een constant dreigende onderlaag gelegd en die dreiging komt veel ernstiger, veel serieuzer en beangstigender over dan in de andere boeken. Ik moet toegeven dat ik dat heel bijzonder vond, dat ik de sfeer erg kon smaken, dat ik erg uitkeek naar het einde. Ik moet zelfs zeggen dat ik halverwege dacht dat Slopie het beste Joke van Leeuwen-boek ooit worden ging. En ik bleef dat denken tot het voorlaatste hoofdstuk. Tot hoofdstuk 26 waarin de dreiging wegvalt, plots. Op een abrupte manier die vlotjes zou kunnen in de andere, lichtere boeken of in onze echte wereld waar ingrijpende gebeurtenissen nu eenmaal veelal erg lullig zijn, maar die verschrikkelijk ontgoochelend overkomt na de beklemmende sfeer waarin we zaten. Het einde voldoet gewoonweg niet na al die doorgedreven spanningsopbouw, na al de opgewekte nieuwsgierigheid naar het einde. Het is nog niet af. Het mag nog niet eindigen, er moet nog vanalles gezegd. Maar toch is het af. 'Af. Blijkbaar,' denk je dan. 'Jammer,' denk je dan.

Na dat voorlaatste hoofdstuk lees je natuurlijk ook het laatste nog. Het is goed dat er daar vrede, liefde en begrip is, zodat je het boek met een warm gevoel weg kan leggen, maar de ontgoocheling blijft. 'Jammer,' denk je nog steeds, omdat je voelt dat het nog beter kon. Er moest nog een einde verzonnen en de deadline kwam erg dichtbij, zo lijkt het wel. Zo lijkt het nog steeds. Maar ondertussen heb je in het laatste hoofdstuk ook dit gelezen:
Weer zwegen ze een poosje. Er hing nog teleurstelling in hun hoofd die moest wegdrijven. Er voeren nog miljoenen in rond die moesten zinken.
En dat heeft ze goed gezegd, Joke van Leeuwen. Het moet ook bij mij nog even zakken dat het orgelpunt er niet uitgekomen is. Maar misschien kan een mens niet alles hebben en moet ik doen zoals Slopies ouders en de teleurstelling opzij schuiven en houden van wat is en was, alles weer goed laten komen tussen haar en mij. Ik moet blij zijn met de overvloed die er is en niet neuten over dat beetje dat ontbreekt. Joke van Leeuwen heeft altijd gelijk en ik was er nog niet klaar voor. Wat een goed boek. Wat een goed boek. Ondanks het einde. Misschien wel het beste van Joke van Leeuwen.

Joke van Leeuwen Slopie. Antwerpen: Querido, 2004.

15.2.05

Wat doet u vanochtend? Ik ga alvast gezellig solliciteren; tijd voor iets nieuws.

12.2.05

het beste uit 2004 - 2005

Boekenoudjaar vandaag. Op uw gezondheid en ziehier de beste 22 van de gelezen 153:

Kim Fupz Aakeson Alles en Ulla Vilstrup
Kim Fupz Aakeson Stefman
Kader Abdolah Spijkerschrift
Niccolò Ammaniti Ik ben niet bang
Paul Auster The book of illusions
Gie Bogaert Hemelstof
F. Bordewijk Rood Paleis
Remco Campert Een liefde in Parijs
Hugo Claus De verlossing
Chris Donner Brieven van mijn broertje
Harald Rosenløw Eeg Scherf
Willem Elsschot Kaas
Sonya Hartnett What the birds see
P.C. Jersild De ondas kloster
Astrid Lindgren Emil i Lönneberga
Ian McEwan The cement garden
Multatuli Max Havelaar of de koffieveilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappij
John Steinbeck Van muizen en mensen
Joke Van Leeuwen Slopie
Ted Van Lieshout Gebr.
Sylvia Vanden Heede Vos en haas
Pieter Vanoudenheusden & Goele Dewanckel Ik verveel me nooit
Ik begrijp zelf ook niet waarom er geen enkele Leo Pleysier op deze lijst terechtgekomen is, maar doe er toch vooral uw voordeel mee. Het beste van vorig jaar staat nog steeds hier.

11.2.05

Koen Peeters: 'De postbode'

Ik wil Nattens Lekar van Stig Dagerman lezen. Het staat hier al sinds augustus 2004, toen het Antikvariat August wisselde voor ons boekenrek.

Het zit namelijk zo: ik las vanochtend De postbode van Koen Peeters uit. Op p 121 wordt Dirk Dew., schrijver, opgevoerd. Op p 123 stapt hij op behoorlijk specifieke wijze uit het leven, enkele regels later doet zijn vrouw hetzelfde. Herinneringen aan een ander boek borrelden toen bij mij op want zou het? Mag het? ... Natuurlijk mag het. Laat Dirk Dew. maar mijnheer De Witte uit Ruyslincks De bovenste trede zijn, de zelfmoordenaar, tevens echtgenoot van mevrouw De Witte, en hadden ze samen niet een hond? En had Stig Dagerman dat ook niet, en was die Stig niet mijnheer De Wittes voorbeeld in literatuur, leven en dood? Het voorbeeld van Dirk Dew.? Onrechtstreeks het voorbeeld van mevrouw De Witte, van de echtgenote van Dirk Dew.? Laat ik dat allemaal maar denken. Het is goed. Het is aangenaam zo. Volgende zin op p 135 krijgt er alleszins nog een extra betekenis door bij.

U merkt het, de personen in dit verhaal lijken allemaal al gebruikt, geven elkaar door alsof het stenen zijn die je onderweg opraapt, even vasthoudt en weer laat vallen.
Daarom wil ik nu Stig Dagerman lezen. Door De postbode en door dat andere boek. En omdat ik meen me te herinneren dat een van de eerste verhalen in Nattens lekar met wortelen te maken heeft. Natuurlijk, dat ook.

Koen Peeters De postbode. Amsterdam: Meulenhoff, 1993.

Van Dale 'Nederlands - Engels beeldwoordenboek'

Lief schrijft een artikel over boeken uitgegeven in 2004 en had daarvoor het nieuwe Van Dale beeldwoordenboek meegebracht uit de bib. Interessant, een beeldwoordenboek, leuk om naar te kijken en door te struinen en handig bovendien voor wie weten wil hoe de dingen heten. Bijkomend aardig aan dit boek is dat zowel de Nederlandse als de Engelse woorden bij de prenten staan. Ja, ik wou het ook wel eens bekijken, dat beeldwoordenboek dat groter is dan elk voorgaande (368 bladzijden, 2 000 afbeeldingen, 12 000 woorden!) en dat bulkt van de ambitie. Ik zat er dus twintig minuten mee op schoot - maar helaas plakte ik er in die tijd zeven post-its in, want ik moet u zeggen: het lijkt soms een lachertje. Dat is overdreven natuurlijk, maar toch is het zo dat ik bij een heel aantal pagina's een heel aantal opmerkingen maken wou.

Voorbeelden? Ik noem maar wat:

Op p 218 staat er een Romeins amfitheater met vijf aangewezen en benoemde delen. Aan de buitenmuur zijn er daar gewelven, en die gewelven steunen op bruine streepjes, zes millimeter hoog, één millimeter breed; "ingebouwde Dorische zuil", staat erbij. Een verdieping hoger zijn er ook bruine streepjes, zeven millimeter hoog, één millimeter breed; "ingebouwde Ionische zuil" staat erbij. Nog een verdieping hoger zijn er bruine streepjes, acht millimeter hoog, één millimeter breed; "ingebouwde Corintische zuil" staat erbij. Een verdieping hoger nog zijn er bruine streepjes, tien millimeter hoog, één millimeter breed; "Corintische pilaster" staat erbij. Vier van de tien benoemde delen zijn dus zuilachtigen, maar door de doordachte schaal van de tekening is er geen bepalend verschil tussen de verschillende zuilen aan te duiden. Er had evengoed naast de prent van het amfitheater kunnen staan: mogelijke zuilentypes zijn Corintische, Ionische en Dorische zuilen. Het beeld had hier veel meer kunnen bijdragen, meer nog: het had ons iets kunnen leren. Als mijnheer Van Dale de moeite doet om de helft van zijn tekening erg specifiek te benoemen, kan hij de tekening zelf toch ook van de nodige significante details voorzien.

Een gelijkaardig schaalprobleem vond ik op p 258-259 waar een dakloos bovenaanzicht van een winkelcentrum afgebeeld staat. Er zijn verschillende winkels in het winkelcentrum, maar door de kleine schaal is het onmogelijk te zeggen welk pand welke zaak herbergt. Toch staan er overal pijltjes die ons leren dat er onder andere een tabakswinkel, een apotheek, een lingeriezaak, een speelgoedwinkel, een dierenwinkel, een tijdschriftenwinkel, een bloemenwinkel, een schoenenwinkel, een postkantoor een boetiek - en ja, dat grijze stipje daar tegen de muur is een "telefooncel" - en een lederwarenzaak zijn. Ook hier zorgt het beeld amper voor een surplus. Ook hier had er net zo goed een lijstje met winkeltypes kunnen staan, en dat zou misschien nog makkelijker zijn want omdat mijnheer Van Dale blijkbaar geen tekst over zijn tekeningen wou, moet ik soms wel erg lange pijlen volgen tot aan het labelende woord en ben ik - ondanks mijn geconcentreerd samengeknepen ogen - al lang het juiste lijntje kwijt wanneer ik bij de woorden aankom.

Maar doet u vooral zelf eens de moeite om zo'n pijl van 500 meter te volgen, en doet u het daarna vooral nog een keer omdat u denkt een fout gemaakt te hebben; neem bijvoorbeeld p 268 waar een dakloze school getekend is. Zoek het lokaal aangeduid met "opslag gymnastiektoestellen". Merkt u ook op dat de gymleraar hier vanuit de sporthal door de gang, het hoekje om naar rechts en dan links het muzieklokaal door (!) moet om aan zijn toestellen te kunnen. De bokspringers zullen de architect van de school regelmatig vervloeken, of lachen met de indeling die de woordenboekmensen op hun school plakten, dat kan ook natuurlijk.

Er staan ook ontegensprekelijke fouten in het boek. Want op p 245 zien we dat wat op een "mobiele telefoon" in het Engels "power key" heet in het Nederlands "batterij-indicator" genoemd zou moeten worden. Flagrant fout. Dit is geen batterij-indicator, dit is de knop die gebruikt wordt om de gsm op of af te zetten. Als er iets een batterij-indicator is, dan is het het prentje van de volle batterij op het schermpje, maar daar staat helaas geen pijltje bij. Ook de opstelling van de voetbalploeg op p 300 is hoogst twijfelachtig. Medelijden heb ik met de voetbalmigranten die aan de hand van dit boek willen uitvogelen op welke positie hun coach hen wil zien spelen. (De inconsequenties tussen de Nederlandse en Engelse terminologie moeten de redactie hier toch ook zijn opgevallen.) Verder is de eerder genoemde "telefooncel" hoogstens een betaaltelefoon of een openbare telefoon aan de muur (zonder cel!), zijn de regenwormen op pagina 53 meters lang en is het Nederlandse "bon" op p 261 niet hetzelfde als het Engelse "slip presenter", net zoals op diezelfde bladzijde "ijsjes" niet hetzelfde is als "ice dispenser".

Tot zover mijn eerste twintig minuten met Van Dales Nederlands - Engels beeldwoordenboek. Ik ben een mierenneuker, maar juist is juist, en zeker in een woordenboek. Ik stel me na deze kennismaking voor dat er ongeloofelijk veel slordigheden in het boek zitten. Het mag dan al het grootste, beste, meest omvattende, meest ambitieuze en weet-ik-wat-nog-allemaal-niet beeldwoordenboek van de Nederlandse taal zijn, het kan ongetwijfeld nog veel beter. Laat ons allemaal vol ongeduld wachten op een herziene uitgave - eentje waar trouwens wel instaat hoe die met ijzer afgezette uitsparing in de muur naast de voordeuren van menig herenhuis alhier heet en die ik voorlopig nog steeds "schoenschraper" noem.

Van Dale Nederlands - Engels beeldwoordenboek. Utrecht / Antwerpen: Van Dale Lexicografie, 2004.

9.2.05

Literair Oud en Nieuw komt eraan.. Ik heb net al eens naar de statistieken gekeken en een voorlopig overzicht bijeengeplakt. Nu is het nog wachten op het tsunami-boek dat de rest van het jaar in de schaduw zet. [nog 3 dagen]

4.2.05

de stille film

Toen lief en ik hem in het begin van de week voor de tweede keer zagen, wou ik uitvogelen wat het is dat Lost in Translation tot de beste film maakt. Dè beste film, jawel. Ik vroeg het aan lief: Waarom is Lost in Translation zo'n goede film? De onuitgesproken relatie tussen Bob en Charlotte zit er voor veel tussen, zei ze.

Zoals steeds een waar woord van lief, dat "onuitgesproken", want als er iets niet gebeurt in Lost in Translation, dan is het wel omstandige uitleggerij. Je zou het een stille film kunnen noemen; aan een plot worden weinig woorden vuilgemaakt. Ik bedoel dan niet dat er geen verhaal in de film zou zitten, maar wel dat het zeer onopvallend verteld wordt. Een echte vertelstem is niet aanwezig, plotwoorden zijn onnodig, plotbeelden zijn er niet, gepsychologiseer evenmin, maar het zijn de sfeerbeelden die met zachte stem de film maken. Het zijn de sfeerbeelden, de schijfjes nacht en dag die wel inwisselbaar lijken, die het verhaal zijn kracht geven. Het is sfeerschepping met beelden, blikken en twee hoofdacteurs waar je in kan geloven. De film drijft op sfeer. Bijna als in het theater Seemannslieder / Op hoop van zegen van ZT Hollandia, maar dan zonder het pistachegroen-met-bruine en mèt evolutie.

Misschien is er in mijn andere all time favorite A la verticale de l'été (door Tran Anh Hung, 2000) ook wel zoiets aan de hand - boven op de mooie muurverf. Ingetogenheid, sfeer en stilte. Ik moet ook zeggen dat ik bij deze twee films niet op een verboeking zit te wachten. Ik kan me voorstellen dat deze twee verhalen zonder puur visuele beelden, zonder kijken, zonder een zwijgende camera me minder zeggen. Enkel de prentenboekversies of de stripversies zouden nog kunnen. Een romanversie zou iets heel anders worden en ik zou de film er niet voldoende voor uit mijn hoofd krijgen.

Is dat het wat Lost in Translation voor mij tot de beste film maakt? De sfeer, het onuitgesprokene, de ingetogenheid, de stilte? Ik denk het wel. En dat zou kunnen want ik denk dat er ook in mijn boekensmaak zulke elementen zitten. Veel actie, passie, geflits en groot gewicht zijn vaak niet aan mij besteed. Ik val vaak veeleer voor het kleine. Komt bij dit alles nog bij dat Lost in Translation tussendoor ook enorm geestig is. En dat stoort niet, het draagt zelfs bij tot de echtheid want zo is het leven: vol kleine drama's en flauwe geestigheid. Ziedaar, dat is het. En dan heb ik zelfs nog gezwegen over het achterwerk van Scarlett Johansson.

1.2.05

Ik ben mijn stuk van twintig frank (€ 0,50) verloren. Ergens. Vandaag of gisteren. Mijn winkelkarretjes zullen nooit meer hetzelfde zijn.