23.3.16

Vanochtend vroeg zag ik in een droom twee goudplevieren en ook twee tjiftjaffen.

Ze zaten op een braakland/aardappelveld tegenover het huis waar ooit de ouders van mijn vader woonden. De goudplevieren had ik het eerst gezien. Eén ervan had een handpen die uit de linkervleugel hing. De tjiftjaffen zaten er niet ver vanaf en ze waren erg geel, geel als fluiters. Maar het waren tjiftjaffen, dat wist ik.

13.3.16

In de nacht van vrijdag op zaterdag hoorde ik in een droom een koekoek. Ik werd er wakker van en mummelde tegen mijn vrouw naast me: "hoor, een koekoek. Ik zet het raam open."

Daarna sliep ik weer in, na dat mummelen.

4.3.16

[Voor mij waren die plaatsen de bergen van Lhasa waar de stad zich openbaarde als een stroom goud in een goudwasserszeef, de Menez-Hom, die de drie rotspunten van het schiereiland Crozon afgrendelt, de top van de Dru waarop een maagd de wacht houdt die vaak door de bliksem wordt getroffen. (uit: Sylvain Tesson Berezina. De Arbeiderspers, 2015. p 126-127.)]