29.4.12

Vannacht, in een droom, zag ik een zeearend. Hij cirkelde met enkele andere roofvogels hoog in de lucht. Ineens zag ik hem ondanks de hoogte van heel dichtbij. Ik riep: zeearend!

25.4.12

kltn

's Avonds, iets over achten, stond ik in de regen aan een plas. Vier kluten scharrelden sierlijk doch ferm hun kost bij mekaar.

Over de kluut staat in Kust- en zeevogels van Noordzee, Oostzee en het Kanaal (B. Campbell en R. Watson, 1978): "Kluten zijn altijd gezellig levende vogels." In Vogel van de week (B. Garthoff, 1971) staat: "Zo'n zestig, zeventig jaar geleden heette hij kluit." Ondertussen is dat 100, 110 jaar geleden.

Ach de tijd, hij vliedt.  Ik schenk een koude Zeer Oude Genever in en kijk naar de lampions op de koer.  Mijn kleren zijn weer helemaal droog.

24.4.12

sperwer / torenvalk

Wat mij vorige week het meest opviel toen ik naar de sperwer stond te kijken, was hoe dun zijn poten, pootjes waren.

Zijn borst was wit met warm bruin-oranje, zijn ogen waren fel oranje met een zwarte pupil. Zijn bek was gehaakt en zwart met wat geel bij de aanzet, zijn poten en klauwen waren geel en dun, de nagels zwart en hij zat zijn veren te poetsen in het park, de straat hier uit en dan links over het fietspad. Bijna 20 minuten was hij daar mee bezig, met dat poetsen, en al die tijd stond ik hem te bekijken, 50 keer vergroot door mijn telescoop.

Onder de boom waarin hij zat, lag een pad, liepen mensen, honden, reden fietsen, maar niets van dat alles leek hem te storen. Eén keer kakte hij en niet lang daarna vloog hij op en verdween hij tussen de takken. Al na een meter was ik hem kwijt.

Eerder diezelfde dag had ik een torenvalk een muis van een weide zien plukken. Wat me daarbij het felst opviel was dat tussen vangen en helemaal opgegeten hebben niet meer dan twee minuten lagen.

22.4.12

In mijn slaap, eergisteren was het geloof ik, zag ik een bokje.

16.4.12

[Ik vond Peer niet zo aardig, maar dat was een taboe en ik zag onze kerstmaaltijd naar de bliksem gaan. (uit: J.J. Voskuil De buurman. Van Oorschot, 2012. p 104.)]

Op de plaats van dit citaat, tussen bladzijde 104 en 105, had ik een knipsel uit De Morgen gestoken:

Het Joods Museum van Deportatie en Verzet en Kazerne Dossin
melden u met grote droefheid het overlijden van

Ridder Natan Ramet

Stichtend voorzitter van het Joods Museum van Deportatie en Verzet
Ere-voorzitter van Kazerne Dossin
Doctor Honoris Causa aan VUB
Overlevende van Auschwitz en Dachau

en betuigen hun diepste medeleven aan zijn familie en dierbaren.

14.4.12

De kneu, vrienden, heeft een klein roze tongetje. Dat tongetje is iets, vrienden, om heel erg gelukkig van te worden.

12.4.12

[Daar zaten we een coca te drinken, rustig aan tafeltje, mijn vrouw en ik, toen ik achter het raam een felle lichtflits waarnam. 'Het ijllicht,' zei ik zo bij mezelf, zoals het ook mijn opa langgeleden zei, als het onweer nog veraf was en men alleen het verre flitsen van de bliksem opmerken kon. (uit: Louis Paul Boon Dorp in Vlaanderen. Salamander pocket, 1980. p 61.)]

7.4.12

Gisteravond laat, in een droom, zag ik een boomvalk. In het Engels, zo wist ik, zeggen ze a hobby.

1.4.12

[Toen ze wegreden, rende Róza achter hun wagen aan, greep de spiegel en ging er snel als de bliksem mee terug. (uit: Jan Procházka Koets naar Wenen. Wereldbibliotheek, 2011. p 62.)]