8.12.09

wantstraat-wijerken  // Zet nooit voorbij hier uwen voet of zeg Maria weesgegroet

6.12.09

In een droom die ik vannamiddag op de trein had, zag ik een groep vinken in een struik. Ik bekeek ze door een verrekijker en zag dat ze de koppen van mandarijneenden hadden.

2.12.09

dat ik vaker in 't Stad kom tegenwoordig, maar mijn etablissementen nog niet helemaal gevonden heb

Ik zit met een boek in de Moretus. En met werk ook, maar dat schuif ik voor me uit. Een hond heet Sam en krijgt twee worstjes van Zwan. Een andere hond, of is het een eekhoorn, heet Perro en wordt bijna opgegeten door Sam. Men vertelt aan de gokautomaat dat een volwassen distelvink €100 kan kosten.

Aan de bar maakt men afspraken voor een feestje in de Green Corner. In augustus zat ik nog met een boek in de Green Corner. Tram elf stopt daar en ertegenover ligt de Greyhound, waar ik in de zomer wel eens in een boek las, en een halte vroeger ligt de Nieuwe Hoek – ook daar zat ik eens met een boek. Maar het doet er niet toe. Ik raad u geen van deze etablissementen aan.

Straks ga ik naar De schraelen troost.

1.12.09

Wanneer het regent, kan ik nog slechter tegen wollen mouwen dan anders en dus trok ik een versleten hemd aan tussen mijn trui en mijn t-shirt. Ik moest naar een jaarvergadering, met de fiets, met mijn Raes, door de regen. Ik had op het voorbereidend verslag gelezen dat ik samen met E de besluitvorming zou leiden.

Drie jaar geleden, toen ik naar dezelfde jaarvergadering ging – als passagier in een auto toen, niet met de fiets – had ik datzelfde hemd gedragen. Ik herinner het me nog. We reden langs een sluizencomplex dat ik nog steeds wil herbezoeken. Er zat wellicht ook al een gat onder mijn rechteroksel toen, maar zo groot als het nu is, kan het onmogelijk geweest zijn.

Dat hemd is een truuk: misschien zullen de aanwezige dames van middelbare leeftijd straks minder vragen of ik F ben, of F, of P. Omdat ze mijn hemd herkennen. F, F, P en ik zijn in de ogen van de dames op de jaarvergadering vaak één en dezelfde persoon. P zit al twee jaar niet meer in de vereniging.

Ik ben ondertussen tot aan Café Walter gefietst, dat is halverwege tussen appartement en vergaderzaal. Ik kan hier alvast de aanzet voor het verslag van de vergadering van straks tikken. Niet iedereen weet dat, maar het meeste kan vooraf; de mensen zijn de mensen, de dingen de dingen. En mensen praten wat af, terwijl het vaak niets betekent. Die laatste zin citeer ik uit Claudel, Het verslag van Brodeck.

Mijn broek, mijn benen, mijn schoenen, mijn sokken, mijn tenen, zijn nat, maar mijn hemd is droog. De grote ruiten van Café Walter zijn beslagen als die van de drukste stadsbussen. Maar vergis je niet, binnen is het rustig genoeg. Hier heerst vrede.

Drie jaar geleden had ik mij nog niet te zeer met de besluitvorming te bemoeien, nee, toen konden F en ik nog stiekem tussendoor de poëzie bedrijven. We schreven enkele van onze beste gedichten voor ons eigen pas opgerichte literaire tijdschrift, genaamd Akker, ondertitel Literair tijdschrift voor mensen of ook Het slijk der aarde niet verloochend. Hoe later het werd, hoe minder stiekem de poëzie; er was straf bier in het spel. Ik citeer hier met vreugde een poëtische proeve van toen met als titel [een lofdicht op Tom Boonen]:

[een lofdicht op Tom Boonen] [nov 2006]

Een merel in de dakgoot
Niets beter dan een mallemoot
Niets groter dan een fiets
Een kerel in een mallemiets

[danku]
Als ik dit jaar tijdens de besluitvorming merk dat er aan onnodige poëzie gedaan wordt, zal ik streng optreden.

Het hemd dat ik draag is ooit ook nog door mijn vader gedragen. In zijn legertijd, als ik goed ingelicht ben. Later stopte mijn moeder het in één van de grote gele plastic zakken die spullenhulp naar Kosovo zou verschepen, maar daar haalde ik het weer uit. Het is een mooi hemd. Ik heb ook een rood hemd dat ooit van mijn vader was. Ik zei het hem toen ik van de week met hem lunchte in een koffiezaak bij het station – ik een pasta puttanesca, hij een carbonara. Ik droeg mijn rode hemd. Dit is een hemd van u geweest, zei ik. Dat denk ik niet, zei hij. Ik besloot hem niet te geloven.

Ondertussen komt Sabien Clement Café Walter binnen. Ze ziet er blij uit. Ze staat te springen bij een tafel waar vrienden van haar zitten. Voor mij wordt het tijd om te gaan; ik ga naar een jaarvergadering, dezelfde als drie jaar geleden. Als vier jaar geleden ook trouwens, maar wat ik toen droeg weet wellicht niemand meer.

[Ongetwijfeld had hij, die zijn leven in boeken leefde, soortgelijke zinnen kunnen lezen op de onkuise pagina's van de oude literatuur en de moderne, die ervan overvloeien, maar omdat hij zich beijverde alleen het wezenlijke van boeken te onthouden, liet hij, als de gelegenheid zich voordeed slechts een verstrooid oog glijden over de schaamteloosheden die zich daar, hoe talrijk ook, bevonden zonder er enig belang aan te hechten, zo zelfs dat hij ze niet zag, zoals sommige liefhebbers van Balzac die de abrupte en onverwachte wendingen die de ziel van zijn romans vormen verafgoden, 'de beschrijvingen overslaan' om vlugger bij die zo korte zinnen te komen die als pistoolschoten afgaan en als een bliksemslag de oneindige hoofdstukken samenvatten ('Wel, Rastignac, hebt u Lucien gezien? Hij heeft een gedaanteverwisseling ondergaan') en zouden durven zweren dat hun auteur de bondigste in onze taal is. (uit: Pierre Bourgeade Het boekenparadijs. Goossens, 1994. p 18.)]
van Occy

27.11.09

Ik was in slaap gevallen op de trein naar huis. In een droom zag ik huismussen opvliegen uit een struikje - ze waren donker, zwart in het tegenlicht van een laagstaande zon. Ik telde ze.

Eerder die dag, wakker, zag ik vanuit een lijnbus huismussen in een struikje langs de Kleine Ring in Brussel. Ook die telde ik en dat weet ik nog: dat waren er vijf.

18.11.09

le flash blog >> la vie et l'arrière*

Dit ontdek ik net: in het Engels is Oek De Jong William Shakespeare. [klik]

[*]

Het is waarschijnlijk erg 1998, maar bij tijd en wijle werk ik graag op café. Ik begon in de Houtsiplou op het Rouppeplein. Tegen twee uur verhuisde ik wat verder de Zuidstraat in, naar de Les gens que j'aime aan het kruispunt met de Steenstraat. Daar tikte ik verslagen en plannen onder het toeziend oog van Boudewijn en Fabiola. Boudewijn en Fabiola aan de muur, dat is een pluspunt.

[Om één of andere reden denk ik nu aan de rat die ik dinsdagmiddag zag op het Maria Hendrikaplein in Gent. Ze stak een paadje tussen twee getrimde heggen over, de buik vlak boven het pad. Enkele meters verderop zat een groepje jongelui op de grond frieten te eten.]

Om kwart over vijf was ik in de Dôme op de Leopold II Laan. Ik kan dat zelfs in de tegenwoordige tijd zetten; het is nu kwart over vijf en ik zit in de Dôme op de Leopold II Laan. Ik twijfel of ik een Orval zal bestellen, maar wellicht beter niet – ik ben, zoals gezegd, aan het werk als was het 1998. De Dôme zelf is ook erg 1998. Of 1981. Nee, niet 1981 want Pantani bestaat hier. 1998. Aan het werk.

17.11.09

la 1ere semaine de juillet 1952

15.11.09

[In enkele bliksemsnelle stappen kwam hij bij Broer staan. (uit: Gerard Reve Wolf. Rainbow pocket (nr 130), 1983. p 92.)]

12.11.09

Gisterennacht, in een droom, bedacht ik dat ik geen mooier dierengroen kon bedenken dan het groen op de spiegel van wintertalingen.

[klik] [klik]

11.11.09

In een droom zat ik in een bus van De Lijn. Het was al donker. Langs de kant van de weg zaten twee bonte kraaien op een klimrek.

[Dat was misschien een zonde, maar de kip was niet ziek. Hij was alleen niet koosjer, omdat een kip alleen koosjer is als hij zijn laatste kippenadem bij een rituele slachting uitblaast, u weet wel: die bliksemsnelle, korte snee in de hals. (uit: Edgar Hilsenrath De thuiskomst van Jossel Wassermann. Anthos, 2009. p 60.)]
+
[Ik was bang bij ieder onweer, minder voor de bliksem dan voor de donder, want ik had gevoelige oren en schrok telkens; ik had nooit met de boeren gevochten uit angst gewond te raken, aan mijn ballen bijvoorbeeld, want een man moet niet zonder die schommelende zak onder Gods blauwe hemel rondlopen; ik was ook bang om - God verhoede het - een been te breken of mijn neusbeen of een arm; ik was als de dood voor verkoudheid, vooral neusverkoudheid, reageerde gevoelig op weersveranderingen en was dus ondanks mijn gezonde uiterlijk niet gehard. (uit: Edgar Hilsenrath De thuiskomst van Jossel Wassermann. Anthos, 2009. p 214.)]

8.11.09

calvarieberg
In het Montensbos in Massenhoven staat aan het einde van een ietwat verwaarloosde en zompige beukendreef een Calvarieberg. De achterkant van de berg is ooit een Lourdesgrot geweest, maar staat nu helemaal leeg. Maria is verhuisd. Achter de grot stroomt de Tappelbeek, die een paar honderd meter verderop onder het Albertkanaal gaat. Niet dat het wat uitmaakt. Ik kwam er van de week om kepen te zien. Ook niet dat dat wat uitmaakt en bovendien: er waren er nog geen.

5.11.09

[We bereikten Ravels. Ik ging een café in om te vragen of er een hotel was. Dat was er niet. Pas in Turnhout, ongeveer een half uur verderop. We konden niet blijven en we konden niet terug. We moesten verder naar het zuiden, daar waar de bliksems steeds heftiger werden en steeds dichterbij kwamen. (uit: Ilja Leonard Pfeijffer & Gelya Bogatishcheva De filosofie van de heuvel. De Arbeiderspers, 2009. p 11.)]

4.11.09

Vannacht, in een droom, zag ik een ransuil en even later een rode wouw.

2.11.09

[De schoonheid van het felle, maar kwetsbare leven slaat in als een bliksemschicht. (uit: Guus Kuijer Hoe word ik gelukkig? Athenaeum, 2009. p 78-79.)]

1.11.09

Literaire festivals zijn een aardse hel. Dat moet ik u natuurlijk niet vertellen.

slechtvalk

Maar ja, ik moet u ook geen slechtvalken laten zien en dat doe ik ook. Kortom:

Ik ging met mijn ontwikkelde en sympathieke vriendin – ik noem haar hier Svetlana – naar een literair festival. Ja, Svetlana had een uitnodiging gekregen en ze ging. Ik ging mee. Ik weet natuurlijk al jaren dat literaire festivals een aardse hel zijn – Svetlana weet dat ook en u moet ik dat al helemaal niet vertellen – maar ik zei onbezorgd ja. Ik wist zelfs dat de voertaal Frans zou zijn, een taal die ik slechts behaard beheers. Ik wist zelfs dat het thema de literatuur uit een taal was waarin ik niet veel meer dan insjallah kan zeggen. Ik wist zo veel, ik had zelfs de brochure gezien, maar ik zei ja en ik ging. Ik ben slechts zeer matig bestand tegen uitnodigingen van ontwikkelde en sympathieke dames.

We namen de trein, Svetlana en ik, en die trein werd omgeleid en vertraagd – ja, de nmbs houdt de literaire kalender goed in de gaten. Maar in het bijzijn van ontwikkelde en sympathieke dames wil ik wel eens moeite doen om mijn ergernissen te bedwingen. Ik zei tegen Svetlana: Kijk hoe interessant. We komen niet aan via de geijkte zuid-noord-route, maar langs het westen en we maken dan straks wellicht een halve cirkel door de stadsrand tot aan het zuidstation. Dat is toerisme, dat is een mooi begin. Dat is een tocht langs koterijen die de IC-forens anders niet te zien krijgt. Ik deed behoorlijk mijn best. Ik vertelde haar niet dat dit festival en heel de dag errond een aardse hel zou zijn – souffrance kan je zeggen in het Frans. Ik zei: Kijk, ginder, de basiliek. Gelukkig heb ik altijd wel ergens een flacon whisky.

Vijfentwintig minuten later dan gepland kwamen we in het zuidstation aan. De man met de das stond beneden aan de roltrap naar de metro. Ik vertelde Svetlana dat mijn oude huisgenoot Freddy – ja, we noemen hem Freddy – consequent naar die man verwijst als dè vieze vent. Terwijl er toch onnoemelijk veel vieze venten zijn, alles welbeschouwd. Terwijl, ook dat welbeschouwd, deze vent niet veel viezer hoeft te zijn dan de gemiddelde bezoeker van een literair festival. Een verse broek, dat is alles wat hij nodig zou hebben om mee te kunnen gaan naar het feestgedruis en te kunnen werken aan een nieuw epitheton. Ik zou in de tussentijd zijn plaats beneden aan de roltrap tegen mogelijke concurrenten kunnen beschermen. Svetlana vond de man met de das gewoon een vieze vent en zei me dat ik niet mee hoefde als ik geen zin had. Maar ja, op dat aanbod kon ik, dat spreekt, niet ingaan.

Door de miezer en de bergen opgegooide aarde op de opengelegde hoofdstedelijke straten kregen we van buitenaf geen fraai beeld van het festivalgebouw. Het was van het type kantoorgebouw, met grijze muren en wellicht hier en daar een raam. Rond het gebouw was een onwaarschijnlijke slotgracht van allerlei dat met wegwerkzaamheden te maken zou kunnen hebben. [Ofwel zag men, want dat kon ook, ons niet graag komen en had men één en ander in scène gezet, wou men ons zo buiten houden. Nog een mogelijkheid was dat het gebeuren – insjallah – afgelast was door de tijdelijke onbereikbaarheid van het gebouw. En waren we door de toeristische treinroute niet drie minuten te laat? Kon het niet dat men ons daarom – wederom insjallah – de toegang zou weigeren?]

Ik had mijn verrekijker meegenomen en zo vonden we een route door de smurrie, een zigzaggende route naar de ingang, aangegeven door rood-witte plastic linten. Het leek het parcours van een veldrit. Toen Svetlana eindelijk de toegangsdeur openduwde stond aan de andere kant, kijk eens aan, een zich dubbelplooiende gastheer. Hij sprak in onze eigen moerstaal enige woorden tot twee schuifelende mensen, een onverwachte meevaller op een Franstalig festival. De vrouw, op leeftijd en met stok, droeg op haar uitdunnend grijs haar een krans van veren, paars en grijs. De man was zeker 20 jaar jonger en keek uitermate kritisch over zijn halve bril. Intellectuelen en overjaarse hippies vermoedde ik, leer mij geen festivalgangers kennen. Maar niet te lang gefilosofeerd over taal of publiek, want daar had de gastheer ons in de gaten.

De gastheer – ik noem hem voor het gemak Marcus – kroop onderdanig naar ons toe. Hij droeg een lichtgrijs kostuum. Zijn broek was zeer schoon. Nee, we moesten ons niet haasten verzekerde hij ons, zich nogmaals dubbelplooiend, want haast was niet geboden. Het gebeuren zou pas over een half uur van start gaan. Er werd nog op het publiek gewacht. Hij rechtte zijn rug, knipte dadelijk weer dubbel en toonde met een wijds armgebaar waar we in afwachting de tentoonstellingsruimte konden bezoeken.

Is het niet vreemd, dat men op het publiek wacht?, fluisterde Svetlana in mijn oor. Is het niet vreemd dat men deze foto's wil exposeren?, antwoordde ik. Aan de muur hing een twintigtal vakantiekiekjes, waarschijnlijk genomen in een Noord-Afrikaans land. De poserende mannen, vrouwen, kinderen die normaal op de voorgrond staan, waren er wel telkens afgevallen. Van achter een hoek klonk een drum. Ik strekte mijn nek en zag hoe een tiental mensen zich op kussens had neergevleid en ritmisch het hoofd bewoog. Laat ons de straat opgaan en een frituur zoeken, zei ik nog tegen Svetlana maar het was te laat, Marcus had ons weer in de gaten. Of hij ons geen stoel kon brengen, vroeg hij, zodat we ons bij de zingende deelnemers konden scharen? En nog voor hij vertrokken was om er een te halen, had hij een stoel in zijn handen die hij tegen de achterkant van mijn benen schoof. Zo zaten Svetlana en ik met onze natte jassen nog aan en onze handen op schoot naast een tachtigjarige vrouw met een verenkrans op haar hoofd te luisteren naar een vrouw die in Parijs een boek geschreven had en nu speciaal voor ons op een groen kussen met haar hoofd bewoog en ie-la-ie-lie zong. Ik kon enkel naar mijn voeten kijken en hopen dat het programma snel zou aanvatten. Ik heb veel moeite met zingende mensen, al komen ze uit Parijs. Het was aan de gang, één en ander rolde, niets kon het op handen zijnde festival nog afstoppen, zeker ik niet, op mijn bruine plastic stoel.

Marcus leidde ons een zaaltje binnen met daarin cinema-stoeltjes die kraakten bij de minste beweging. Behalve Svetlana en ik, de verenvrouw en de man met de halve bril zaten in de zaal nog zo'n vijftien andere mensen, deelnemers, had Marcus hen genoemd. De vrouw naast wie Svetlana en ik de rij in schoven, stond op zodra wij gingen zitten, en nam drie plaatsen verder weer plaats. Terwijl ik de geur van mijn oksels en de rits in mijn broek controleerde, gluiperde Marcus naar voren, waar een tafel en drie stoelen klaarstonden. Hij sprak nu Frans en leidde, zo vermoedde ik, het programma in. Ik begon me af te vragen of ik die morgen wel ontbeten had, want ik had honger. Dat ik het middagmaal overgeslagen had, wist ik wel nog; ik had moeten lopen om de trein te halen.  

Een man werd naar voren geroepen. Hij had een boek geschreven en zou daaruit voorlezen. Meer moeite nog dan met mensen die zingen, heb ik met mensen die literatuur voorlezen. De man las voor in een taal die ik niet begreep. Ik keek de ruimte rond en vroeg me af of je slechte literatuur kan herkennen in een taal die je niet begrijpt. Ik vermoedde dat het slechte literatuur was en zocht bevestiging daarvan in de blik van Svetlana. Ook zij sprak de taal niet, maar ze zit in de literaire sector en dat wil wel eens schelen, maar ze keek stoïcijns naar voren. Daar waren onder het voorlezen twee mannen bezig met een laken. Was dat theater? Nee, het waren twee mannen die bezig waren met een laken. Op het laken werd na verloop van tijd een Franse tekst geprojecteerd. Wie achter de plooien kon lezen, kon wellicht de hele voorgelezen tekst volgen in het Frans. Hola, hoorde ik daar niet cocktail, en stond daar niet ook cocktail op het laken? Jawel! En haha, ik hoorde whisky, en op het laken: whisky. De techniek staat voor niets, maar nu stond het wel vast: het was slechte literatuur. Na verloop van tijd bleek ook dat de man niet zou voorlezen uit zijn boek, maar dat hij zijn boek voorlas. Op de achtergrond klonk klaterend water. Anderhalf uur later werden Svetlana en ik weer wakker door het handengeklap van Marcus. De schrijver werd bedankt en de stoelen aan de tafel werden herschikt. Er zou een discussie volgen.

De verenvrouw en de man met de halve bril namen plaats achter de tafel. Ik droomde over vogels, misschien koperwieken, misschien kramsvogels, die oud waren en dood neervielen op aarde. De vogelhuid was rot en zo konden de veren loskomen uit de weke etterboel die het vogellijf was. Gorgelend en lillend in hun eigen lichaamssappen stierven de vogels een ongezellige dood. Het was een soort van hel op aarde. Toen Svetlana me weer wakker maakte, honger, zei ze, zaten er drie vrouwen rond de tafel. Links een vrouw met oranje make-up, oranje haar en een lichtblauwe jurk met zeer veel plooien, stof uit de jaren '60. Daarnaast een magere vrouw met krullen, daarnaast, rechts, een nog magerdere vrouw met sluik haar, bleek en rechtopzittend als een etalagepop met de armen stijf naast haar lichaam, onder haar ogen zwartpaarse zakken. Ja, ik wist het weer, ik was op een literair festival. Ik was op een Franstalig festival over de literatuur uit een taalgebied waar ik niets mee had, zelfs de taal niet. Ik keek nogmaals naar de dames vooraan en controleerde op mijn telefoon of ik bereik had in het festivalzaaltje. Misschien was de vrouw rechts onwel aan het worden en zou ik een ambulance moeten bellen. Bewoog ze eigenlijk wel? Of was ze al dood? Moest ik niet over de rijen naar voren klimmen en haar pols opnemen? Ik keek naar Svetlana. Heb ik iets gemist? / Excusez moi, madame, est-ce-que j'ai peut-être manqué quelque chose et est-ce-que cette femme est morte? Svetlana had ongelofelijk grote en ongelofelijk ver opgengesperde ogen. Honger, zei ze weer.

Terwijl ik mijn jaszakken aftastte op zoek naar iets eetbaars namen de vrouw in het lichtblauw en Marcus, vanuit de zaal, om beurten het woord. Als echte Francofonen spraken zij in zinnen zonder aantoonbaar begin of einde en met minuten durende stukken tussen parenthèses. Vermoedelijk formuleerden ze vragen die de twee dames rechts aan de tafel met langdurig zwijgen en af en toe een zucht beantwoordden. Af en toe vertaalde de Parijse zangeres de vragen naar een Noord-Afrikaanse taal zodat alle deelnemers begrepen waarom er zo gezucht en gezwegen werd. Ook af en toe draaide heel het publiek zich naar Svetlana en mij; het gerommel in mijn buik overstemde immers regelmatig het gekraak van de cinema-stoelen en het gezwijg van het panel. Oui, ça fait beaucoup de bruit, non? zei ik een paar keer verontschuldigend tegen de man die een paar stoelen links van me zat. Ik zei het ook tegen de hele zaal en de Parijse zangeres vertaalde me. Hoe vaker ik het zei, hoe beter het klonk en hoe eleganter mijn accent. Vraiment, zei ik ook. Het leek of de man links van me me oprecht begreep. Luider nog dan het gerommel in mijn maag, hoorden we, vaker nu dan in het begin, het kletterende water. Ik zette voor de veiligheid mijn tas op de cinema-stoel naast me. Een overstroming tijdens een literair festival, het zou ongetwijfeld niet de eerste keer zijn. Was het niet in Egypte?

Marcus had zich ondertussen van ergens, van waar?, onzichtbaar tot tussen Svetlana en mij gewurmd en fluisterde me toe dat er in de hal een automaat met versnaperingen stond. Hij prikte met een vinger in mijn buik en zijn adem was heet en dreigend. Ik had voorwaar meer schik in de man gehad toen hij achter in de zaal zat, maar nog voor ik mijn plakkende lippen van elkaar had gekregen stond hij al op het podium en stelde hij luid een nieuwe vraag aan het panel: Als het zo en si en la en si en onderdrukking en la dat 'l empire aan de winnende hand, si, si, zelfs gelegitimiseerd wordt si en si en la door Nobelprijzen en intellectuele steun en si en la en si en la en dat schrijven machteloos en si en la is en het leven zwaar en la la si en vooral op het politieke vlak in si en la en ook in het oosten, is het dan nog mogelijk om te schrijven? Marcus knipte dubbel en strekte zijn armen voor zich uit als teken dat de vraag gesteld was en was dat ook niet een teken voor mij, daar met zijn rechterwijsvinger, dat dwingende wijzen naar de gang? Ik struikelde ondertussen de rij uit naar de gang, trapte op allerhande onduidelijks en hoorde tussen het gekraak nog net de middelste vrouw oui zeggen, de rechtse ffff en de linkse il faut chanter avec nos enfants.

Ik had de automaat snel gevonden en gooide al het geld uit mijn broekzakken op de vloer.  Wie veel honger heeft en niet erg wakker is, dacht ik, of zei ik tegen mezelf, dat kan ook, gedraagt zich dronken. De deur naar de zaal opende zich en het hoofd van Marcus kwam tevoorschijn Oui, ça fait beaucoup de bruit, non? zei ik. Maar je wordt er wel wakker van. Hebt u niet toevallig zestig cent?

Nu had ik zelf ook één euro tachtig voor drie stukken chocolade, maar ik wou daarnaast ook een nougat-reep meenemen voor de paneldame rechts. Suikers kunnen veel rechtzetten. En de catering van de literaire gasten moest natuurlijk niet met mijn geld gebeuren; ik had verdikkie al mijn trein naar dit literair festijn betaald. Elke reep viel met een daverende knal op de bodem van de machine. Ook het openen van de klep ging niet bepaald geruisloos.  bruit, bruit, bruit, bruit, zong ik. La la lie ie-la-ie-lie. Ik at twee stukken chocolade op en legde me even neer op de groene kussens waarop de Parijse zangeres eerder die dag had zitten zingen. Ik zong haar lied van ie-la-ie-lie, maar ik hoorde in de plaats: Psst! Dat was Marcus weer, zijn hoofd stak opnieuw tussen de deuren door en hij wenkte me. Ssst, zei hij, en Venez, venez, kom, kom.

Ik kraakte de zaal weer in en gaf de derde chocoladereep aan Svetlana, die niet langer louter ontwikkeld en sympathiek was, maar ook uitermate verveeld en hongerig. Ze zei me dat literaire festivals een aardse hel zijn. De mensen aan de tafel vooraan deden er alles aan om deze these te onderstrepen. De rechtervrouw zei dat l'existence de la souffrance is. Dat stelde me gerust; ze was bleek en grauw uit filosofische overtuiging, niet uit onwelligheid. Ik at de nougat-reep uit de automaat op. De vrouw herhaalde ondertussen dat exister souffrir is en dat er rien is dan la souffrance. De nougat plakte in mijn mond. De vrouw met de veren merkte op dat er toch espoir is. Dat we moeten chanter, zei de vrouw in het lichtblauw links. De Parijse dame vertaalde één en ander en ik moest naar het toilet. Ik kraakte recht uit de stoel.

Ik probeerde op het klaterende geluid af te gaan, maar vond de weg naar de toiletten niet. Marcus was ook nergens meer te bekennen. Ik ging dan maar naar de snoepautomaat en drukte met mijn linkervoet de klep met een luide knal naar beneden open en riep excusez-moi in de richting van de zaal. Ik probeerde zo, staand op één been, stabiel te richten en in de openstaande klep te plassen. Ik was zeer tevreden met die oplossing en maakte erg weinig rommel. Nadien legde ik me neer op de groene kussens. Ik was er zeker van dat ik de geur van de Parijse zangeres nog kon ruiken en ik begroef mijn gezicht in het groen. Ik probeerde zo veel mogelijk van de stof in mijn mond te nemen. Tussen de kussens vond ik een paarse pluim. Die stak ik in mijn anus. Ik zette mijn telefoon uit en maakte met een balpen enkele gaten in het vel van de trommel die naast de kussens lag. Ik besloot de rest van de dag te blijven liggen.

Ik zong: ie-la-ie-lie.

Maar u, met uw ervaring met literaire festivals, u had natuurlijk na de vier eerste zinnen al kunnen vermoeden dat het zo zou aflopen. Ja, eigenlijk had ik het u niet hoeven vertellen. U weet dat ook; literaire festivals – aardse hel – souffrance – paarse pluimen – ie-la-ie-lie. Ach.

31.10.09

maar niemand is echt gelukkig met zijn cadeaus

[Maar in zijn stille kamertje zit hij, de meester, de kenner, zijn bijzondere geschriften te schrijven. Zijn oog heeft alles van het leven gezien, en niets menselijks is hem vreemd. Hij zegt onuitsprekelijke dingen. Hij schuift gordijnen opzij en wijst, hij zegt een woord, - en een tot nu toe onbelicht moeras in de menselijke ziel vlamt op in een bliksemstraal. (uit: Knut Hamsun De koningin van Sheba en andere verhalen. Bright Lights, 2008. p 43.)]
van Occy

28.10.09

zorgeloos bestaan

Ik zat op spoor 16 te wachten met een strip en met mijn voeten in de zon en pas na 20 minuten merkte ik dat de trein aangekomen en weer vertrokken was. En dat was niet erg.

+Vanavond zag ik mijn eerste smient van het najaar en verder ook weer watersnippen.

23.10.09

Ik at donderdagmiddag met V en B op de hoek van de Jubelfeestlaan en de Leopold II Laan, alledrie hadden we een assiette omelette saucisse gevraagd. We dronken pils en blauwe Chimay. Nadien betaalde B koffie.

Ik vertelde over de serveuse, dat die vroeger verderop in de straat werkte bijvoorbeeld, in de Dôme. Dat ze een tijdje krullen gehad heeft ook. Het is belangrijk zo'n informatie te delen. Mijn grootmoeder zou dat ook doen.

[Wanneer het tè gevaarlijk wordt, rent hij er ineens bliksemsnel vandoor. Pas achterna gezeten door vastberaden jagers, zoals honden, vliegt hij op. (uit: Theo Schildkamp Tussen hemel en aarde. Het spectrum, 1978. p 58.)]

16.10.09

op tafel

een takje els

Vannamiddag hadden we tijd. We konden èn naar de Or èn naar de Walter. We fietsten naar de plas om de wintertalingen te zien. Mijn vriendin nam een afgebroken takje els mee voor op tafel.

op tafel

12.10.09

[Deze gedachten gingen bliksemsnel door hem heen. (uit: Remco Campert Het gangstermeisje. De Bezige Bij, 1965. p 106.)]

9.10.09

[Een bliksemstraal flitste, en veranderde een gedeelte van een seconde de kamer in een bleek verblijf; toen viel de duistere nacht weer. (uit: Henri Barbusse De hel. Querido, 1919. p 70.)]
van Occy

een muur vlakbij

5.10.09

*Koen Peeters' nieuwe, De bloemen, kocht ik op 19 september in de Standaard Boekhandel in de Kerkstraat in Lommel. Het zijn drollige winkels, de Standaard Boekhandels, maar wie in de Kempen boeken wil kopen, heeft vaak niet al te veel te kiezen.

*Vorige week dinsdag zag ik op de trein een man die las in Grote Europese roman. Zijn kapsel was bijna rasta.

*Het kapsel van Koen Peeters is in een juiste richting geëvolueerd sinds zijn vroege werk. Klara.be biedt tegenwoordig twee nostalgische Peeters-filmpjes aan uit de tijd van Wie schrijft die blijft. Drollige filmpjes.

*Ik begon in Weerde in De bloemen. Ik zat op de trein. Het eerste deel, gelooft u mij, schittert door de brieven van Hortence en door haar kennis over boter, door de gesprekken tussen Louis en God.

3.10.09

de buizerdboom
Wind of geen wind, ik fietste naar het westen, naar de bomenrij waarin ik in de voorzomer zo vaak buizerds zag. Ik stond op het pad en speurde door mijn verrekijker de bomenrij af. Maar ik zag geen buizerds, nee, in de plaats een ventje met een geweer en een hond. Af en toe hoorde ik een schot, soms van het ventje, soms van rechts, daar stond 50 meter verderop nog een ventje tussen het gestruikte. Ik kan u wel vertellen: wie vanop een bospad van tussen de struiken met een verrekijker naar ventjes met een geweer kijkt, voelt zich niet op zijn gemak. Nee, geef mij dan maar Molenbeek.

Ik nam enkele foto's en vertrok snel weer naar huis. Er stond nog afwas te wachten ook en N. zou om half elf komen om mijn fiets te lenen. Onderweg zag ik misschien een wilde zwaan overvliegen, maar wie durft daar echt zeker van te zijn?

2.10.09

Eergisterennacht, in een droom, fietsten mijn vriendin en ik – we kopen samen een huis – een brug op. Het was nacht en we voelden hoe plots allemaal dode muggen uit de lucht op onze hoofden en armen vielen. Dat kwam doordat het hoog in de lucht vroor. Onnoemelijk veel droge tikjes waren het, maar het deed geen zeer. De baan was al gauw bedekt onder een laag grijs-bruine muggenlijkjes; ze knisperden en knapten onder onze wielen.

Onlangs, misschien twee weken geleden, zag ik in een droom een visarend. Dat kan tellen, daarom dat ik het hier na die twee weken toch nog neertik. Een visarend. Een visarend is behoorlijk straf. + Ik zag hem van dichtbij.

1.10.09

rijstpap & bloemen
Vanavond maakte ik een liter rijstpap. Dat komt door Koen Peeters. En morgen draag ik mijn beste hemd.

[Als een witte bliksem schoot ze de tuin door. (uit: Hans Dorrestijn De donkere kamer van Dorrestijn. Uitgeverij Bert Bakker, 1985. p 34.)]

[De schelle klap van de blikjes bliksemt in twee gevoelige tanden rechtsonder maar het geluid dat ik steeds met de hongerdood associeer, beangstigt mij deze keer minder. Ik hoop dat Harry straks fluitend over zijn buik zal wrijven en zal zeggen dat niemand ons dit meer kan afnemen. (uit: Peter Terrin De bewaker. De Arbeiderspers, 2009. p 106.)]

[Een van de Amerikanen, die in de tijd die hij in de Oude Wereld had doorgebracht meer talen geleerd had dan de meeste diplomaten, vertelde waar het over ging: "Die vent met die mooie spullen aan zegt dat we als de bliksem moeten opdonderen. Er schijnt een nieuwe officier te zijn die dit zaakje wil opruimen." (uit: Evelyn Waugh De laatste latinist. De tijd. p 91.)]
van Occy

[Aan het hele bizarre interview heb ik – en hoe gretig ging hij daarop in – maar één, overigens verzonnen, verhaal bijgedragen: dat ik af en toe thuis tegen de bliksemafleider pieste om God in de gelegenheid te stellen mij met één bliksempje weg te nemen. (uit: Maarten 't Hart De gevaren van joggen. De Arbeiderspers, 1999. p 73.)]
van K.Artman

14.9.09

[Verder schrijft Jonston nog: 'Men gelooft dat syn vel mette vederen bewaart, sonderlinghe kraght tegen de motten heeft. Sommige beuselen dat het huis daar syn nest opgehangen is, van den blixem niet geraakt werd.' (uit: Johan Boussauw Vogels in volksgeloof, magie en mythologie. Tirion natuur, 2005. p 60.)]

8.9.09

[Buy the rug that is shaped like a bolt of lightning. It is better because it is shaped like a bolt of lightning. (uit: Marc Johns Serious drawings. teNeues, 2009. p 111.)]

[The giraffes stared at us. We stared at them. Then as the lightning fell like fire from heaven all about us, the giraffes disappeared behind the mansion. Giraffes on the lawn at Mount Vernon. Well. (uit: Gore Vidal Kalki. Penguin Books, 1998. p 232.)]
van Occy

7.9.09

kinderen worden groot voor een raam

5.9.09

kinderen worden groot

Vannacht, in een droom, zag ik twee purperreigers.

We liepen langs de steenweg en dan een ijzeren poortje in een muur door. Aan de achterkant van de muur was een rietveld en daar vloog de eerste op, de muur over, in de richting van de stad. Vanaf de muur liep een dijkje naar een eetgelegenheid en rechts naast dat dijkje vloog niet veel later een tweede exemplaar op.

4.9.09

Denk hieraan // 15 september 2009 // De bloemen // Koen Peeters

[Ver weg, naast een toren die er fel door wordt verlicht, staat even een bliksemstraal: een reusachtige zaklantaarn die aanflitst en weer uitgaat. (uit: Jeroen Brouwers Joris Ockeloen en het wachten. De Arbeiderspers, 1993. p 138.)]
van K. Artman

[De verduistering gaf aanleiding tot allerlei theorieën. Volgens sommigen kwam het door een staatsgreep. Anderen dachten dat de waterstand in de rivieren te laag was. De gevangenen van het platteland zeiden dat het kwam vanwege een lange reeks bliksemschichten, de afgelopen zomer. (uit: Jeff Long Het Jeruzalem-virus. Uitgeverij M. p 105.)]
van Lope

28.8.09

hopsa, watersnip

Ik had ook gedacht om in Amsterdam eindelijk Zo begint het, de nieuwste van Jan Van Mersbergen te kopen, maar één dag voor vertrek vond ik hem onverwachts toch hier, in Gent, in de Limerick.

Zo begint het is een boek dat wegkomt met zijn herhalen, met zijn schuifelen over dezelfde steen. Je zit op een bank en schuift met je voeten keer op keer hetzelfde hoopje zand heen en weer.

Er zit wel enig vreemd gevogel in: een rouwende vrouw die van een meerkoet tussen het riet kan zeggen of het een mannetje of een vrouwtje is, een andere vrouw die zich herinnert hoe foeragerende zwaluwen pieren in hun bek hadden. Pieren! Het zijn straffe edoch onbetrouwbare vogelverhalen. Je kan zelden rouwende vrouwen helemaal geloven wanneer ze over vogels praten.

De volgende van Jan Van Mersbergen koop ik ook. Binnenschippers en carnaval, naar het schijnt. Maar nu eerst naar de plas, kijken of ik watersnippen zie.

[In de nacht onweert het. De regen klettert op het balkon. Een lichtflits schiet over het huis, verlicht een moment het raam en het bed en ze wacht op de donder en luistert dan naar de regen tot de bui over de stad heengetrokken is en de straten vol plassen zijn, en de stad weer stil (uit: Jan Van Mersbergen Zo begint het. Cossee, 2009. p 6-7.)]

27.8.09

In Artis zagen we hoe een zwarte kuifmakaak een huismus vermoordde.

Hij had de vogel met zijn linkerhand gepakt, er mee lopen schudden, hem in zijn mond gestoken en hem daarna een paar keer tegen de muur van het binnenverblijf geklopt. Ja, dood was-ie daarna, die huismus. Dat is zeker.

26.8.09

Vannacht, in een droom, hoorde ik merels fluiten.

de Lindengracht / Amsterdam

Er staat een standbeeld van Theo Thijssen, schrijver en schoolmeester, op de Lindengracht in Amsterdam. Soms is er markt, altijd is er café Vlaming, waar de eigerechten lekker zijn.

We zaten op het terras van café Vlaming – ik droeg mijn beste hemd – en aan de tafel naast ons werd een opa van Campertse leeftijd geparkeerd. Hij kreeg een sigaartje van pa, een vaasje pils van de serveuse. De familie bleef even bij opa staan, maar vertrok dan weer om verder over de markt te kuieren. Opa riep ze na: "Zie ik jullie dan nooit meer terug?" Hij glimlachte daar erg prettig bij.

[En dan stak ik met de punt van de naald bliksemsnel in het hart van mijn patiënten, mijn kinderen. Die waren meteen dood. (uit: Edgar Hilsenrath De nazi en de kapper. Anthos, 2009. p 229.)]

25.8.09

Het was op een zaterdag, het was in Amsterdam. Ik had mijn beste hemd aangetrokken.

achterkantfoto van Campert, door Egbert Munks

Op het Spui werd Remco Camperts verjaardag gevierd – komt allen had er op de affiches in de etalage van Athenaeum gestaan – en we zagen de dichter bier drinken op een sofaatje. Er waren geen nadarhekken, er was geen gelikt evenement, niet half de stad was afgezet, Patrick Janssens moest niet speechen, het was goed.

Amper een kwartier eerder had ik voor €2 een heerlijke uitgave van Het leven is vurrukkulluk gekocht (1961, Literaire Reuzenpocket no24) met een paginagrote foto van een schuchtere Campert op de achterkant. Dat verlegene was nog heel goed terug te zien in de Campert op het sofaatje; wie aarzelend bladert in een bundel, wie een pilsje drinkt, wie staart naar zijn schoenen, hoeft geen publiek aan te kijken.

campert drinkt

Wat ik nog niet wist is dat Kees de jongen in Het leven is vurrukkulluk speelt, zelfs Rosa Overbeek. De bliksem had ik wel al, van Occy. Ik citeer bij deze feestelijke gelegenheid dan maar ander passends:

Het is gedaan met ons land. We kunnen niet eens meer voetballen. Het is gruwelijk. Alleen de drank geeft nog soelaas. (p 144)

24.8.09

['De oorzaak van bliksem,' zei Alice zeer beslist, want hier voelde ze zich volkomen zeker van, 'is de donder - nee, nee!' herstelde ze zich haastig. 'Ik bedoelde andersom.' (uit: Lewis Caroll De avonturen van Alice in Wonderland & Achter de Spiegel en wat Alice daar aantrof. Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2009. p 230.)]
van Occy

[In een vlaag van gezond verstand beseft ze dat ze een ideaal doelwit vormt voor de bliksem en allerei andere rondvliegende voorwerpen. (uit: Stéphane Audeguy De wolkenbibliotheek. Cossee, 2006. p 286.)]
van Lope

23.8.09

Gisterennacht, in een droom, zag ik twee rode wouwen. Mijn vriendin fietste door de velden, ik liep naast haar – in mijn dromen kan ik vaak ontieglijk hard lopen en krijg ik nooit last met mijn ademhaling. Plots vlogen de twee vogels naast ons.

Eerder die nacht waren er ook twee kleine zwanen. Of wilde zwanen, dat was niet helemaal duidelijk.

18.8.09

[Het Duitse communiqué vermeldde het falen van de Franse luchtmacht, waardoor deze bliksemsnelle opmars moeiteloos had kunnen verlopen. De gepantserde colonnes waren meteen doorgestoten naar Aumale en gingen richting Forges-les-Eaux en Rouen! (uit: Roger Martin du Gard Luitenant-kolonel de Maumort. Meulenhoff, 2008. p 694.)]
van Occy

[En het prachtige spektakel van een stevige donderbui tegen etenstijd, waarbij alle winden zich in de zeventigkilometerstraal van de radar verzamelden als grote spinnen in een te klein potje, de wolken uit de vier windstreken tegen elkaar bulderden en de elkaar opvolgende golven regendruppels, zo groot als dubbeltjes, over je heen kwamen als een plaag, het uitzicht uit je raam zwartwit en vaag werd, de bomen en huizen leken te wankelen in de bliksemflitsen en kleine kinderen met zwembroeken en doorweekte handdoeken naar huis renden als vluchtelingen. (uit: Jonathan Franzen De correcties. Prometheus, 2002. p 316-317.)]
van K.Artman Ola. Ook hier.

7.8.09

['Niet nu!' riep ik. bliksemsnel verdween hij weer. Ik belde Luzia. (uit: Daniel Kehlmann Roem. Querido, 2009. p 162.)]

['Als u ongeduldig bent, kunt u weggaan. U had ook al eerder kunnen weggaan, niemand zou u hebben gemist. Ja, u had zelfs moeten weggaan, en wel toen ik binnenkwam, en wel als de bliksem!' (uit: Frans Kafka Het proces. Querido, 1992. p 62.)]
van Occy

6.8.09

Er hangt een vreemde sfeer in huis. Ik ben alleen; mijn vriendin is op het werk. De witte gordijnen zijn gesloten. Ook die van groen velours in de slaapkamer en de rood-beige lap in de werkkamer. Lou Reed, Pale blue eyes.

De gordijnen zijn gesloten omdat de zon onbarmhartig schijnt, maar ook omdat het een vreemde sfeer in huis geeft. Ik zit in de zetel met mijn tweede kop filterkoffie en lees in een slechte maar dunne roman. De flessen whisky die twee weken op het lage kastje in de woonkamer stonden, heb ik vanochtend weer onder in de keukenkast gezet.

Maria van de Hoeverdijk

[’Als je me kon neerbliksemen, dan deed je het, wed ik.’ Hij glimlacht. (uit: Els Beerten Allemaal willen we de hemel. Querido, 2008. p 121.)]
van K.Artman

29.7.09

[Hij was heel eenvoudig en aan het eind van dat ontroerende appel aan ieder altruïstisch gevoel vlamde hij gloedvol en angstaanjagend naar je op, als een bliksemschicht bij heldere hemel: "Uitroeien die beesten!" (uit: Joseph Conrad Hart der duisternis. L.J. Veen, 1994. p 88-89.)]

21.7.09

[Aïsja was een bliksemschicht, een fatale snee van een scheermes, zo perfect was ze. (uit: Victor Meijer Miskend talent. De Harmonie, 2008. p 17.)]

[Gun het personeel de tijd, om naar bed te gaan en in slaap te vallen, neem daarna een landweg binnendoor en loop, zoals het versje zegt, "als de weerlicht heel de nacht". (uit: Robert Louis Stevenson St. Ives. Roman van avontuur. Wereld-bibliotheek, 1952. p 179.)]

20.7.09

Gisterennacht, in een droom, zag ik acht kraaien en drie aalscholvers. Ik heb ze geteld. Ze vlogen in de late avondschemering langs een kerktoren naar het westen.

16.7.09

Vannacht, in een droom, zag ik slangenarenden. Er was een vrouwtje en ze zat met twee jongen op het nest. Die jongen hadden rode veren en waren zo'n drie meter hoog. De moeder was bruin.

Niet ver daarvandaan zat een hop in een wegberm, daar stonden veel mensen naar te kijken.

2.7.09

Enkele nachten geleden zag ik in een droom een kluitje vogels die ik niet herkende. Ik vroeg aan mensen die bij me stonden of het bladkoningen waren.

[They were like small pools of grey fire, but the least provocation turned them into grey lightning. (uit: Tim Jeal Stanley. The impossible life of Africa's greatest explorer.. Faber and Faber, 2008. p 145.)]

[She feels the weight of her hands in her lap, and when lightning cleaves the dark space, she sees them as skinned little babies. (uit: Aleksandar Hemon The Lazarus Project. Picador, 2008. p 88.)]
van Occy

24.6.09

Vannacht zag ik in een droom een lepelaar. Hij stond op een betonnen afvoerbuis. Die buis hing in de lucht.

21.6.09

Svetlana, misschien
jolien, wellicht

19.6.09

V. komt uit Rusland.

Wanneer ik hem vraag Alles goed? zegt hij Ja. Maar vóór die Ja moet hij steeds, als in een reflex, mompelen Hitler kaputt. Hij glimlacht er dan bij. Dat is familietraditie, zegt hij, bij het horen van woorden die zeer Duits klinken.

18.6.09

roze in huis

16.6.09

Enkele nachten geleden zag ik in een droom een grote mantelmeeuw. Ze laat me sindsdien niet meer los.

De meeuw vloog boven de tuin van mijn ouders en scheet me voortdurend onder. Af en toe landde ze op het gras en in de struiken. Ik liep rond met een borstelsteel, een trekker erop, en probeerde het beest hard te slaan – wat lukte, natuurlijk, want mijn oog-hand-coördinatie is uitstekend. Wanneer de meeuw op het tegelpad ging zitten, legde ik de bezemsteel op de grond en schopte ik hem tegen de vogel aan.

[Als Echte Waarden bestaan, hoe zien ze er dan uit? Nu ik ze me tracht voor te stellen, krijg ik iets rillerigs over me. Het is allemaal erg groot en vormeloos wat ik voor me zie. Je kunt die E.W. eigenlijk niet zo goed beschrijven, maar ze hebben te maken met de wisseling der seizoenen, een man alleen met zijn hond in de velden bij vallende schemering, het inslaan van de bliksem in de hooischuur, het veulentje dartel meerennend naast zijn moeder, de melkprijzen en het gebrul van de alkoholische dorpsdebiel. Trouwens, zo'n hond vertegenwoordigt helemaal op z'n eentje een E.W. (1H=1EW). (uit: Remco Campert Waar is Remco Campert? De Bezige Bij, 1978. p 10.)]

[Ze kunnen voor mijn part naar de bliksem lopen. Ik keek hen onbeschaamd met mijn versufte ogen aan, maar zij deden net, of ze me totaal vergeten waren. (uit: F.M. Dostojevski Herinneringen uit het ondergrondse. Veen, 1980. p 129.)]
van Occy

[En zo verlaat hij als een bliksemschicht het huis, met het idee dat hij niet de buitenwereld betreedt maar een min of meer openbaar verlengstuk van de ongezonde en wellustige oven waarin hij begint te verdampen, op sandalen en in de kleren als van een zwerver die hij 's zomers altijd draagt, wanneer hij de hele dag opgesloten zit in zijn kamer, en in de winter niet warm genoeg gekleed, zonder sokken terwijl zijn pyjamamouwen onder de dunne trui uit komen. (uit: Alan Pauls De geschiedenis van het huilen. Meulenhoff, 2008. p 88.)]
van Occy

['Vrouw! Dan ga ik maar!' en hij wil al vertrekken, maar de vrouw komt als door de bliksem getroffen van de trap aangevlogen, alsof ze de hele tijd met een tot het uiterste ingehouden stem achter de deur heeft staan wachten, en schreeuwt een hele litanie van allerlei wijvenkreten, eerder smeekbeden dan vervloekingen, van waar moet je nu zo nodig weer heen, je zou pas na zondag gaan en ik zit hier maar weer alleen, met de koeien, met de kinderen ... (uit: Andrzej Stasiuk Galicische vertellingen. De Geus, 2007. p 32.)]
van Occy

5.6.09

caprimulgus europaeus / nachtzwaluw / geitenmelker

Ik had mijn nieuwe vos mee de trein op genomen om in de Kempen naar nachtzwaluwen te gaan zoeken. Vanuit het station fietste ik naar het noorden, de stad door, achter het voetbalveld langs, het kanaal over en dan naar links. Bij het eerste stuk heide waren roodborsttapuiten te zien. Ik zag ze en ik hoorde ze zingen; stenen ketsten tegen elkaar. In het avondlicht zag ik de insecten boven de hei blinken en de roodborsttapuiten buitelen tot het blinken verdwenen was. Over het fietspad vanuit het westen hoorde ik ook twee heren komen aanfietsen. Ze spraken met lokale tongval.
De ene: Doa stoa nembospoeper.
De andere: Joa. Dasieter soweut.

De schemering zette in en overal waren krekels te horen. Ik maakte me zorgen of ik het geluid van de nachtzwaluw wel zou kunnen onderscheiden van dat van de krekels. Ten onrechte. Want hoe anders klonk de nachtzwaluw niet toen hij een half uur later plots begon te zingen? Het ging trager, dieper, rustiger, veeleer ratelend dan tsjirpend. Vergissen is alleen weggelegd voor doorzetters.

Ik legde mijn nieuwe vos enkele meters het bos in op de grond en begon door een brandgang in de richting van het geluid te wandelen. Na 250 meter was er een open vlakte. De zang, want zo heet het, was al heel wat luider geworden en toen ik de overkant van de plek bereikte, kwam het ratelen van net boven mijn hoofd. Donker tegen de zwartblauwe-oranje lucht zag ik niet veel later een vogel over de vlakte vliegen. Groter dan ik had vermoed, langzamer dan ik had vermoed, veel dichter bij dan ik voordien had kunnen hopen. Op de uiteinden van de vleugels zag ik krijtwitte vlekken, op de zijkanten van de staart ook. Een mannetje.

Dat mannetje was niet alleen; er was ook een vrouwtje. In een trage vlucht, draaiend en kerend, zochten ze hun voedsel boven de vlakte; ze riepen naar elkaar en af en toe klonk er een geluid alsof ze in hun vleugels klapten. Regelmatig landden ze in één van de bomen aan de bosrand en klonk het gezang weer. Ik zag hun silhouetten op de kale takken en van verder naar het noorden hoorde ik het gezang komen van nog een exemplaar, en op de wind dreef door het donker ook gezang van op een feestje, van je Ruby Ruby Ruby.

Veertig minuten lag ik zo languit op de grond te kijken en te luisteren. Ik probeerde, wellicht zonder succes, het ratelen vast te leggen op de voicemail van P, want hij was het die me eerder enthousiast sprak over nachtzwaluwen en hun zang; hij had het over een magische ervaring. Hij had gelijk. De duisternis, de eenzaamheid van de heide, het geheimzinnige ratelen en een vogel die uit weinig meer dan een mysterieus silhouet bestaat; meer heeft een geslaagde zomeravond niet nodig.

Later die nacht at ik in de eetkamer van J en M tv-worstjes met mosterd en brood. Ik vond dat lekker. Ik was gelukkig.

4.6.09

[Met iets van vertedering en evenveel van schrik had ’t gekeken hoe de bliksems de bomen spleten, waarna de hitte het licht was en het licht de hitte. (uit: Dimitri Verhulst Godverdomse dagen op een godverdomse bol. Contact, 2008. p 14-15.)]
van K.Artman

3.6.09

Gisterennacht, in een droom, zag ik een steenuil vliegen. Hij landde op de balustrade voor een gemeentehuis.

[In de jaren twintig was het niet ongewoon om op je omzwervingen in het buitenland het pad te kruisen van onbekenden, die zich al net zo'n vreemde voelden in dat land als jijzelf en dan deed je je best om ze in een of twee middagen te leren kennen. Soms werd zo'n bliksemsnelle kennismaking als vriendschap aangeduid. (uit: Glenway Wescott De slechtvalk. Wereldbibliotheek, 2002. p 7-8.)]
van Occy

[Ik zei tegen ze dat het vanaf die bliksemnacht (want het bliksemde inderdaad ergens in de stad, en dat konden we door het raam zien) afgelopen was met de verkwistende aalmoezen aan de kerk, die ons verzekerden van de hemel, terwijl we op aarde al meer dan honderd jaar moesten bloeden. (uit: Roberto Bolaño 2666. Meulenhoff, 2009. p 712.)]
van Occy

28.5.09

Ik houd met weinig regels strikt rekening bij het samenstellen van mijn bescheiden bliksemarchief, maar wel steeds met deze: woorden die beginnen met "bliks" en uitgesproken worden door een kaketoe, worden opgenomen. ([Kaketoe:w]+[w="bliks**"]=>[w->arch]). Altijd. ([tjrs]: [Kaketoe:w]+[w="bliks**"]=>[w->arch])

'blikskaters!' zei Nico de kaketoe. (uit: Chris Riddell Louize en de listige kat. Manteau, 2009. p 166.)

[Laat je hart zijn als het hart van een leeuw en je armen sterk als bronzen sikkels en snel in hun wraak als de bliksem, die neerschiet uit de hemel, want het bloed der rechtvaardigen en goeden heeft lange tijd gevloeid in Schotland. (uit: James Hogg De bekentenissen van een gerechtvaardigd zondaar. Sun, 1989. p 135.)]

26.5.09

Vanochtend zag ik, in een droom die ik had op de trein naar het werk, een viertal roodborsttapuiten. Ze vlogen boven een groen landschap. De zon scheen.

Vannacht, in een droom, liep ik met mijn vader en mijn broer langs een vers omgeploegde donkerbruine akker. In het midden van die akker zaten twee kleine zilverreigers en twee lepelaars. Er stonden ook enkele stokjes geplant met daaraan plastic zakken en een boxershort, allemaal even felwit als de vogels.

24.5.09

Zo. Er is weer whisky in huis, en kijk eens, dat treft: het is avond.

23.5.09

een Duitser op de Dijkweg

Ik stond met mijn nieuwe vos en mijn verrekijker enige meters van het pad af, tussen het riet, maar de Duitser had mij gezien en kwam resoluut op me toegelopen. Of hij etwas darf te fragen. Ik kreeg daar niet dadelijk een antwoord op geformuleerd want de lippen van de man eisten al mijn aandacht op; ze waren wit en blinkend. Er was iets op gesmeerd. De ogen van de Duitser kon ik niet zien, want hij droeg een zonnebril met spiegelende glazen.

Ondertussen had de man al een tweede vraag gesteld, maar die was me helemaal ontgaan. Ook hield hij een kaartje onder mijn neus. Ja, het was een kaartje van de streek, Afsnee zag ik staan, en Drongen en Watersportbaan. Het kon wel eens een getrouwe vanuit-de-luchtweergave zijn, een aantal keer verkleind. Zigzaggend over de kaart liep een dikke rode lijn. Wellicht, dacht ik, is het iets tegen de zon. Ik vroeg het hem: is dat tegen de zon? en wees daarbij naar zijn mond.

De man negeerde mijn vraag en ging met zijn vinger over de kaart. Hij volgde de rode lijn en keek af en toe naar me op. Ik knikte want misschien, zo dacht ik, moest ik me concentreren en wat inschikkelijker zijn. Ik stak mijn duim op. Het kan immers zijn dat hij een vorm van lipkanker heeft die hij enerzijds goed en opzichtig moet verzorgen, terwijl hij er anderzijds liever niet met vreemden over praat. Dat kan, want Duitsers hebben vaak een zekere tragiek. Ik zei mm-mmm-mm. Ik had ooit een leraar Duits die ervan overtuigd was dat ik ruzie met hem zocht. Een herhaling van dat misverstand moest ik zien te vermijden.

Mijn positieve ingesteldheid hielp, want de man glimlachte. Hij leek tevreden. [Zo ver ben ik bij mijn oude leraar Duits nooit gekomen.] Hij schudde mijn hand en liep verder het pad af. Ik stak mijn hand kort op en tikte dan met mijn linkerwijsvinger twee keer tegen mijn linkeroor en daarna wees ik naar het riet. Bosrietzanger, zei ik. Ik wees nog een keer, maar de Duitser marcheerde verder en keek niet meer om.

22.5.09

zeg het // in Brugge

16.5.09

["En nou laden! En as de bliksem!"
Dat hielp.
(uit: Herman Gerard de Cock De kleine neurasthenicus. De Bezige Bij, 2007. p 59.)]
van Occy

[In de derde klas speelden we aan het eind van de gymles vijf minuten bliksembal. Iedereen moest zijn hemd en schoenen en sokken uittrekken. En dan wierp meneer Cloete de bal in de lucht boven de halfnaakte meute. De sukkel die hem ving moest daarna scoren in de verste basket. De rest moest hem afstoppen. Alles was toegestaan (behalve stompen of schoppen). Ik had jongens bloedend en onder de blauwe plekken en rood gestriemd eruit zien komen. Maar ik had nooit iemand gezien die de bal in de basket kreeg.
Het lukte Rem bij zijn eerste poging. Maar daarna mocht hij niet meer meedoen. (uit: Richard de Nooy Zes beetwonden en een tetanusprik. Nijgh & Van Ditmar, 2008. p 124.)]

15.5.09

Vannamiddag, in een droom, liep ik door een gebouw met ramen tot op de vloer. Buiten zat een kruisbek op de grond te scharrelen; een mannetje want oranje. Ik riep P erbij maar het dier was al snel achter een bewegend struikje verdwenen. Een distelvink vloog valk vlak voor de ruit voorbij.

14.5.09

in de zoo, begin april

[Eerder] Die nieuwste van Jan Van Mersbergen, Zo begint het, is – dat staat ondertussen vast – in geen enkele boekhandel in Gent of Brussel voorradig. Zijn weblog is er te ontvangen, dat nog net.

[Iets interessants over schrijversweblogs. Er zijn drie Nederlandstalige schrijvers van wie ik op dit moment met regelmaat het weblog lees: Jan Van Mersbergen, Gerbrand Bakker, Paul Baeten Gronda. Van twee van die schrijvers heb ik nog geen enkel boek gelezen. Van één alle boeken, behalve het laatste. Of van twee alle boeken, behalve het laatste. Ik zei het al: interessant!]

[Waarom die schrijversweblogs lezen? Jan Van Mersbergen heeft de interessantste overkokers, daders, mannen naast feesttenten met biertjes in de hand. Gerbrand Bakker schrijft wel eens over Tureluurs. Paul Baeten Gronda: geen idee.]

[De nieuwste van Tommy Wieringa, Caesarion, verschijningsdatum 15 mei, dat is morgen, ligt trouwens wel al in de Gentse winkels.]

[Eén foto maakte ik ooit zelf van een tureluur.]

13.5.09

zoo // blauwig glas

12.5.09

Vannacht, in een droom, zag ik een roodborsttapuit. Ik stond op een dorpsplein en hij zat op de nok van een oranje pannendak. Ik kan u wel vertellen dat dat een vreemde omgeving is voor een roodborsttapuit. Maar het was er zeker een, jawel. Even later was het vrouwtje er ook en zaten ze samen in de nog warme laagstaande zon, hun borsten warm opgloeiend.

Later die droom was ik in de tuin rond het huis van mijn ouders, aan de smalle strook aan de westkant van het huis. [Als ik van de tuin van mijn ouders droom, is het meestal van de hoek tussen de west-en de noordkant; wellicht betekent dat iets. Soms ook van het tuinhuisje en het akker- en graslandje erachter, dat dan wel steeds gigantisch groot lijkt. Vlak daarachter ligt een kanaal, maar daar kom ik zelden in mijn dromen.] In de beukenheg verdwenen twee ringmussen. Er was ook een vink en plots zat er een groenling te roepen in een struik amper twee meter voor mijn gezicht, en voor dat van mijn broer, want die was er ook. Er waren nog meer vogels in dat hoekje tuin, ik vond het zelfs een beetje overdreven, maar ik weet niet meer precies welke. Ik had in mijn droom nochtans gedacht: ik moet al deze waarnemingen heel goed onthouden. Tevergeefs. Ach.

[Nu gaan we thee drinken. En ik herinner me nog hoe ik eens onverwachts thuis kwam, terug van een lange reis - als een mannetje uit een Ici Paris tekening-, snakkend naar iets te drinken (de trein was stoffig, rook naar sigarettepeukjes en de binnenkant van oude damestassen) ik zeg: snakkend naar drank als een pastoor naar zijn brevier (nee, inderdaad, ik weet niets van het godsdienstig leven af), als een boer naar regen, en ik opende de kamerdeur en terwijl ik de deur opende, gebeurde er iets in de kamer, iets snels, iets krakerigs, zonder dat ik het zag of hoorde gebeuren, zoals je met je ogen dicht een bliksemflits kunt ondergaan, en het rook naar hooi en zweet en hij zat naast het bed natuurlijk, keurig op een stoel, fatsoenlijk op bezoek, een keurig manspersoon (ik wed dat hij ook advertenties plaatst in de kranten, huwelijk niet uitgesloten), en jij lag op bed met rode rozen in je wangen en een hand die je rok over je kniën schikte en een wezenloze welkomsglimlach van verrassing om je lippen. (uit: Remco Campert Thee drinken in Nacht op de kale dwerg. De Bezige Bij, 1965. p 98.)]

5.5.09

[Hij stopte de laatste tabak in zijn pijp, liep naar de boeg en stond daar zo lang met door de wind tranende ogen tot zich iets in de avondnevel aftekende, eerst doorzichtig en nog niet helemaal werkelijk, maar vervolgens steeds duidelijker, en de kapitein lachend antwoordde: nee, dit keer was het geen hersenschim en ook geen weerlicht, dat was Amerika. (uit: Daniel Kehlmann Het meten van de wereld. Querido, 2008. p 288-289.)]
Dat is voorwaar de laatste zin uit het boek. Een interessant boek. Bijwijlen hilarisch ook.

4.5.09

De whisky is op.

[Dat is nu eenmaal het dagelijks leven van de schrijver die genoeg heeft aan zijn eigen dromen. Andermans dromen kunnen boeiend zijn, maar blijven onbegrijpelijk en onvruchtbaar als legendes van buitenaardse wezens die op bliksembezoek zijn en door jetlag overmand uit de school gaan zitten klappen. (uit: Nanne Tepper De lijfbard van Knut de Verschrikkelijke. De Bezige Bij, 2008. p 69.)]
van Occy

[Nogmaals, breng hem aan het verstand, en liefst bliksemsnel, waar het om gaat. (uit: Luigi Pirandello Ieder zijn beurt. Hema, 1989. p 71.)]
van Occy

27.4.09

[Hij hoopte iets mee te maken waarmee hij zijn verraderlijke vriend de volgende dag kan verpletteren. Een ongeluk, een brand, een naakte vrouw, je weet maar nooit, er gebeurt elke dag van alles in de stad. Je moet alleen het geluk hebben dat je erbij bent. Hij zou zich bij een brandweerkazerne kunnen posteren en als er een brandweerwagen uitrijdt kunnen vragen waar de brand is en er dan als de bliksem naartoe gaan. (uit: Remco Campert Somberman's actie. CPNB | De Bezige Bij, 1985. p 37.)]

25.4.09

Vanmiddag, in een tweedehandse-boekenwinkel, vond ik in het Suske & Wiske album De woelige Wadden een foto met mensen erop. Het waren drie kinderen, op een zomernacht. Ze droegen t-shirts zonder mouwen, waren zeer gebruind en blonken nog van het zweet van de dag. Onderaan op de foto was een rozige vaagheid, misschien een vinger. De foto was verticaal uitgesneden.

Ik legde de foto op een rek in de winkel en ik vergat hem daar.

[Ferre kan uitstekend verzinnen. En bliksemsnel. (uit: Siska Goeminne Het fantastische verhaal van Ferre en Frie. De eenhoorn, 2009. p 86.)]

23.4.09

[Vandaag is een dag van triomf! Spanje heeft een koning. Hij is terecht. Die koning ben ik. Daar ben ik juist vandaag pas achter gekomen. Ik moet zeggen, het was alsof ik door de bliksem werd getroffen. (uit: Nikolaj Gogol Dagboek van een gek. Veen, 2001. p 38.)]
van Occy

Sinds vorige week dinsdag probeer ik de nieuwste roman van Jan Van Mersbergen te kopen. Dat valt als vanouds niet mee.

Ik maakte een alfabetische lijst van de tien boekhandels die ik afgelopen week bezocht en die alle tien Zo begint het niet in hun rekken hadden staan. Even stond hij op dit weblog, die lijst, maar toen bedacht ik dat een zeer korte & alfabetisch geordende lijst van de fijnste vogels luimiger is. Daarom:

*roodborsttapuit.
*zwartkop.

19.4.09

Vannacht, in een droom, zag ik vier rode wouwen. Ze vlogen samen laag en acrobatisch tussen herfstige bomen door en riepen "Wij zijn veel te groot!" en "Kijk hoe hoog wij vliegen!" Even leek het of één van hen een staart van pauwenveren had, maar dat kon natuurlijk niet.

Ik vermoed een verband: gisteravond las ik in bed een artikel over de rode wouw (milvus milvus) in Wales en Ierland.

17.4.09

[Ooit was er achter ons huis een iep door de bliksem getroffen. Steven en ik staarden de volgende dag naar de verkoolde schors, die ons deed denken aan dikke zwarte schubben op een reuzenvis. En toch groeiden er het jaar daarop weer nieuwe bladeren aan de boom, zo veel dat het groene waas het zwart aan het gezicht onttrok. (uit: Pia De Jong Lange dagen. Prometheus, 2008. p 132.)]
Kijk eens aan: een bliksempassage die wellicht ook wat wil zeggen over boek en personages. Stond die bliksem er niet, dan had ik het niet opgemerkt. Zo blijkt nogmaals en ten overvloede: bliksem verzamelen is nuttig. Bliksem verzamelen zorgt voor extra begrip door selectief herlezen en overtikken.

[Het is of de bliksem midden in de brik inslaat, het licht is oogverblindend en eventjes worden het grijze laken, de gallons en de in een hoek weggekropen figuur van Volodja verlicht. (uit: Lev Tolstoj Jongensjaren. Hoogland & Van Klaveren, 2008. p 14.)]
van Occy

[Wylie had de situatie bliksemsnel door. Geruststellend wendde hij zich naar de nog steeds hijgende miss Counihan en zei: Maak je niet ongerust, lieveling. Dit is Cooper, Neary's knecht. (uit: Samuel Beckett Murphy. Querido, 1978. p 89.)]
van Occy

16.4.09

aucune clôture
in de zoo
in de zoo

dat ik in de zoo was, vorige week woensdag

Ja, vorige week woensdag ging ik naar de zoo van Antwerpen. Ik had drie botsballen bij me. De mensen zeggen de zoo is duur, maar ze vergeten dan dat de cinema tegenwoordig ook al acht euro kost en dat je in de zoo nog fatsoenlijk een boek kan lezen.

Ik ben in de zoo. Bij het binnenkomen moet je wegduiken voor het opdringerige duo olifantenpakman – fotograaf. Bah. Ik weet nog dat ik op school, in de kleuterklas, helemaal de andere kant van de speelplaats opzocht, alleen, toen er eens, wellicht rond zes december, een zwarte piet kwam die met de kinderen wou praten en lachen. Olifanten- of pietenman, het is al gelijk, ik loop er liever voor rond, achter restaurant De Flamingo door.

Ik ben in de zoo. Okapi's springen niet. Een volwassen dier en een jong staan buiten. Het volwassen dier houdt haar nek gestrekt naar boven. Soms krult haar tong naar buiten. Blijkbaar, als de wind goed vlaagt, kan ze net niet aan de frisse verse boomblaadjes aan de wiegende takken van de kastanje. Met haar tong probeert ze één en ander te grijpen maar het blijft bij likken, hoogstens likken. Af en toe maakt ze contact met haar jong, dan gaat haar hoofd naar beneden en dat van het jong komt naar boven. Mooi is dat.

Eén van de rustigere plekken is de wintertuin oftewel het regenwoud. Het ruikt er wel naar marginale mens, naar jas die al twee maanden geen verse lucht meer kreeg. Zonder jas in de buurt blijkt die geur draaglijk.
Leuker dan de zoo is natuurlijk de heide. De heide is leuker dan het meeste. Kom, ik mag dat hier luidop zeggen: botsballen zijn brol en bliksem is een lelijk woord, de zoo is soms fijn voor even, maar de heide is leuk. Ach, de heide. Ik weet een heide waar ik roodborsttapuiten kan vinden, dat is wellicht het leukst. Ik was niet op de heide woensdag, nee, ik was in de zoo van Antwerpen. Later die dag bezocht ik nog enige drankgelegenheden in de stad: Caffènation (Hopland), De Kroon (Hopland x Kipdorpvest) en Het Geluk (Theaterplein).

In Caffènation, maar dan niet vorige week woensdag maar op vrijdag 3 april, las ik Jani Kekke en de blauwe dagdromer (Lisa Boersen). Er staat te veel dialoog in het boek maar er zijn twee heel goede redenen om het te lezen: (1) de beginzin en (2) de overgang van pagina 99 naar pagina 100 en 101. Ook op die vrijdag 3 april was ik niet op de heide trouwens, nee, ik was toen in Antwerpen. Ik zat met een boek in Caffènation en bedacht dat ik de zoo nog eens moest bezoeken.

15.4.09

één cadeau, één souvenir
Vorige week woensdag ging ik naar de zoo van Antwerpen. Als opwarmer draaide ik een dierenbotsbal in de dierenbotsbalautomaat bij de sporen 1-2-3 in het Centraal Station. Dat leek me een goed idee. Een mens kan immers niet al zijn geld investeren in boeken, bier en salami.

[En de donder looft Zijn glorie, en de engelen prijzen Hem uit vrees en Hij stuurt de bliksem en daarmee pakt Hij wie Hij maar wil. (uit: Kader Abdolah De Koran. een vertaling. De Geus, 2008. p 319.)]

14.4.09

[Als de bliksem smeet Hugo de deur dicht. (uit: Ole Lund Kirkegaard Otto is een neushoorn. Van Goor, 1991. p 29.)]

13.4.09

Deze babyfoto vond ik zaterdag.
mitb baby
Verder een briefkaart vanwege V. Vandeputte, Studieprefect van het Koninklijk Atheneum te Geraardsbergen, aan de heer Durant Leopold wiens dochter, Chantalle, leerling van 3LW, op 14/3/1972 afwezig was geweest, verstuurd op 15/3/1972, gefrankeerd met een postzegel van 1,50 BEF met daarop de beeltenis van koning Boudewijn. Op de kaart de vraag om de reden van afwezigheid op de keerzijde van de kaart te vermelden en de kaart zo spoedig mogelijk aan de Studieprefect “te laten geworden”. De kaart is echter niet ingevuld of teruggestuurd.

De foto's hieronder zijn al langer in mijn bezit.
mitb jonge moeders
mitb wellicht in een dierentuin

[Het was een bliksemsnelle dood. (uit: Kees Moeliker De eendenman. Nieuw Amsterdam, 2009. p 154.)]

10.4.09

Maria gaf haar zoon een botsbal
En op de Frankrijklei te Antwerpen schonk Maria haar eerstgeboren zoon een bal. Toen hij de bal op de grond wierp, stuiterde hij weer op. Wonderbaarlijk. Voorwaar: wonderbaarlijk.

9.4.09

Ik liep vanochtend rond het AWW-spaarbekken in Oelegem en maakte daar een natuurfilm van een boerenzwaluw, van mijn eerste boerenzwaluw van 2009. Als soundtrack nam ik de E313.

[Twintig seconden later kwamen er nog vijf boerenzwaluwen bij. Die waren al heel wat minder spectaculair. Nee, die hoefde ik niet te filmen voor u.]

[Hun kunst bestaat erin een olifant van achteren te besluipen en dan bliksemsnel de pezen in een of beide achterpoten door te snijden. (uit: R.H. Schoemans H.M. Stanley. Altiora, 1990. p 116.)]

2.4.09

klein kind
een pand langs de gracht en jeugd op de trap
Ook deze twee vond ik als bladwijzers in boeken. Op die trap hebben sommigen zeer veel plezier.

[Het waren bliksemschichten, pijlpunten, penissen of tepels. (uit: Bert Sliggers Dino's en draken. Fossielen in mythen en volksgeloof. Epo, 2006. p 33.)]
van Lope

[Nu komt de volle laag. Een kwartier lang fonkelt het lofuitingen en bliksemt het gemeenplaatsen. (uit: Gerrit Komrij Villa Pouca. De Bezige Bij, 2008. p 34.)]

30.3.09

een meisje een glijbaan een tuinhuis

29.3.09

Gisteren was ik in de Oxfam Bookshop in Gent. In een boek vond ik daar een gezellige foto met daarop veel kinderen, veel melodica's, blauwe melodica's, en één gitaar. Een nieuw label dringt zich op: mitb. Mensen in tweedehandse boeken.
veel melodica's één gitaar
In het boekenrek, vlak voor de B, bewaar ik al enige jaren sympathieke kaarten en foto's uit boeken. Daar zitten vast nog mensen tussen.

Vorige nacht zag ik in een droom een lepelaar. Veel meer kan ik er niet over vertellen; ik had te veel gedronken.

[Op 1 juni 1938 wandelt de schrijver over de Avenue Marigny in Parijs. Een boom wordt door de bliksem getroffen en valt op het hoofd van Horváth. Hij is op slag dood. (uit: Arnon Grunberg Kamermeisjes & soldaten. Nijgh & Van Ditmar, 2009. p 181.)]