29.12.05

We gingen de stad in, lief en ik, om te bekomen van de witte wijn van gisteren. Ja, we gingen de stad in. Bovendien hadden we 10 euro om uit te geven.

We zagen Walter van den Berg. Er viel heel wat sneeuw, we gaven 10 euro uit, we dronken wat, er was een brandje.

Ja, wij maken heel wat mee. Het is wat.

28.12.05

een lezer / een eiland

Leest u mee in DN?
In 2005 verschenen er in Zweden zo'n 12.000 boeken. De gemiddelde lezer / Svensson leest 3000 boeken per leven.

Möjligheterna i urvalet, uppmuntran att individualisera sitt läsande, gör varje läsare till en ö. Och är det någonting som vill uppmuntra till diskussion och meddelande så är det böcker. (Jonas Thente in DN)
De verhoudingen maken dat zowat niemand leest wat Svensson leest. Dat maakt dat Svensson met hoogst individuele boekervaringen zit en zijn leesenthousiasme over een en ander niet met eender wie delen kan. Dat maakt dat Svensson een weblog opzet.

23.12.05

Jan van Mersbergen: 'De hemelrat'

Toen
Op 10 mei 2005 las ik Jan van Mersbergens tweede boek, De macht over het stuur, uit. Het was dinsdagavond en iets na tien. Lief en ik waren het weekend voordien verhuisd en ik zat op de trein tussen Brussel en Gent. Ik zie het nog voor me; ik zat alleen op een plaats voor vier, tegen de rijrichting in, links het raam en op het tafeltje De macht over het stuur met ernaast een stapel briefpapier. Verderop zaten de West-Vlaamse cipiers; ze lazen in De Da Vinci code.

Ik heb die avond op de trein uit puur post-lees-enthousiasme enkele vellen gevuld. Eerst over De macht over het stuur, en daarna was er ook een aanzet tot kortverhaal met daarin een station, een bremstruik en een ziek meisje. Ik zoek al een halve namiddag naar die vellen papier. Ze hadden het briefhoofd van mijn werk eerder die dag hadden we collectief brieven naar ministers geschreven maar nu bestaan ze blijkbaar alleen nog in mijn hoofd. Het is tijd om de herinnering hier te bewaren.

Ik weet nog dat ik behoorlijk lovend was over stijl en sfeer. Dat ik het een ontdekking vond, dat ik me voornam om het nieuwe werk te blijven lezen. Ook stond er een lovend citaat op de achterflap waar ik een probleem mee had. [hier helpt google]

In dit werk zoemt en lispelt een grote woede. (Kees 't Hart)
En het is niet moeilijk mijn probleem met dat citaat weer te vinden. Dit werk zoemt, dat klopt, maar lispelen doet het niet. Het is net erg zuiver, zonder geslis.

Nu
Maar dat was toen, dat was De macht over het stuur. De afgelopen dagen las ik De hemelrat, Jan van Mersbergens derde roman. In een oordeelsaanval zei ik tegen lief "dit wordt echt een groot schrijver". Opnieuw is er een sfeerschepping die er wezen mag in een aangenaam passief verhaal. Er is weinig uitleg en weinig expliciteringsdrang maar vooral geborrel ver onder de oppervlakte. Dat is goed. Dat is aangenaam. En weer is er een lovend citaat van Kees 't Hart op de achterflap:
Adembenemende vertelkunst, dwingend van opbouw, zwijgzaam over drijfveren en verlangens, onverbiddelijk uitmondend in wat niet meer te zeggen valt. (Kees 't Hart)
Ditmaal kan ik er wel helemaal mee instemmen. Ik vond het goed, net iets te lang, dat is alles. (Het einde had er niet meer bij gemoeten; het punt mocht op p 169 i.p.v. op p 175. Ook, maar dat is echt een detail: de conversatie tussen Edward en de vrouw op het station p 151 en 152 hoefde niet.) Nu ja, dat was niet alles dat was een leugen want er is ook dit: Jan van Mersbergen moet een nieuwe eindredacteur zoeken, of toch een extra kracht die alles nog eens een zevende keer naleest op dwaze spelfouten want [en u denkt er natuurlijk overal de (sic) bij] fouten als hieronder zijn altijd irritant:

  • p 7: In de boekenkast lagen studieboeken en mappen met aantekeningen. Sommigen zaten nog in het plastic omhulsel.
  • p 46: Tom stapte hij uit zijn schoenen en deed de leren klompen aan die onder het bankje stonden.
  • p 69: Ze zei tegen hem dat ze toen ook in de tram zaten, met de rat, en hij knikte en ze lieten ze tram wegrijden.
  • p 87: Zijn arm sliep, de spieren tintelde en hij kon zijn arm niet meer bewegen.
  • p 164: Er zaten nog meer mensen in witte jassen in de kamer en ze hadden papieren en mappen voor zich leggen en het leek erop dat ze een vergadering hadden.
Maar laat ons positief eindigen: de man verdient hulde. Hij mag mij de drukproeven voor zijn nieuwe roman ter spelcheck toesturen. En bovendien is er bliksem, twee keer zelfs.
Hij zag de tram niet aan komen rijden, het gele gevaarte stond opeens voor zijn neus en hij stapte in, ging op een bankje zitten en liet zich de stad in rijden. De tram slingerde speels door de bochtige straat en hij schoof over het bankje. De bovenleidingen bliksemden* tussen de muren, de vonken flitsten op in de etalageruiten. (p 73-74)

Ze rende weg. Edward volgde, eerst over een modderig paadje en daarna door een kleine straat die uitkwam op een straat waar een trambaan doorheen liep. Boven de huizen was de lucht zwart en een bliksemschicht* verlichtte de straat. (p 136)

Jan van Mersbergen De hemelrat. Amsterdam: Cossee, 2005.



update (17.02.2006):
Jan van Mersbergen reageerde op dit artikel in de reactiedoos. Omdat Haloscan elke reactie die ouder is dan 3 maanden opeet, plak ik hem hieronder. Als souvenir. Zulks mag soms.
Hai,

Google helpt inderdaad, om stukjes over mijn boek te vinden op het web. Dat zijn mooie woorden! Over het lispelen: dat komt uit een recensie over mijn debuut. Over de dwaze fouten: ik ben een vreselijk slordige schrijver. Verschillende mensen hebben me al aangeboden drukproeven te controleren. Dank voor het aanbod. Over de bliksem: daar zal ik bij mijn volgende boek ook aan denken.
Jan

18.12.05

Nieuw en misschien wel de mooiste uit heel de collectie:

Masereels bliksem

(uit: Frans Masereel Geschichte ohne Worte. Insel Bücherei, 1957. prent nr 1.)

17.12.05

een magere hamster

Steve Davis. Hij kijkt, hij krijt. Hij schrijdt over het blauw en neemt iets meer tijd. Niet omdat hij twijfelt, vergis u niet, niet omdat hij geen oplossingen ziet, maar omdat haast geen zin heeft. Hij kijkt, hij krijt, hij speelt. En iedereen – wij, de tv-kijkers, de mensen in de zaal, Stephen Hendry – weet dat de keuze die hij maakt de best mogelijke is.

ballen op de BBCHij kent zijn job. Hij kan het. Hij heeft het in zijn vingers, in zijn achterhoofd, in zijn ogen en zijn arm. Verder is hij ongetwijfeld ook vriendelijk en – maar dat naast het 'veld' natuurlijk – extremely witty. Want meer nog dan zijn techniek, meer nog dan zijn anticipatie, is het zijn natuur, zijn vriendelijke ingetogenheid die charmeert. De rust en competentie die hij uitstraalt maken mij fan. Naast deze man wil ik naar het werk pendelen. Bovendien lijkt hij op een magere hamster.

Zondag speelt Davis de finale van het UK Championship. Hij doet dat in York en hij zal daarbij een strik dragen. Zaterdagavond, straks, speel ik snooker met vriend F. Had ik een strik, ik nam hem mee, ik stak hem in mijn broekzak en zou zijn troost voelen tegen mijn bil.

[Zondag op BBC2 om 16.00u en 21.00u. Op diezelfde BBC2 om 24.20, maar dat is iets anders, ook Extras.]

15.12.05

'Maybe. But in my experience poetry speaks to you either at first sight or not at all. A flash of revelation and a flash of response. Like lightning*. Like falling in love.' (uit: J.M. Coetzee Disgrace. Vintage, 2000. p 13.)

13.12.05

Un éclair* sur le mont Fuji.
L'orage est passé.
Miki dit qu'elle a la tête
dans les nuages.

(uit: Chiaki Miyamoto & Dominique Vochelle Le petit monde de Miki. Gallimard Jeunesse / Giboulées, 2005.)

8.12.05

een herfst / een cursus

Zeven mannen met gele hesjes stonden toe te kijken. Ze zagen hoe de verplaatsbare rolstoelhelling aan de wagon gekoppeld werd. Man acht hanteerde. Man acht schopte alles in de juiste positie, wreef in zijn handen en haalde de rolstoel uit de oostelijke wachtzaal op perron 7. ‘Ja, komaan,’ zei hij,’Wie komt zitten?’

Zes mannen met gele hesjes – en ook met baarden, wat betekent dat? – keken toe hoe man zeven wijdbeens in de stoel zat. Man acht duwde man zeven de wagon in. Man acht trok man zeven de wagon uit en zei ‘Merci.’ ‘Gij zijt bedankt,’ zei man zeven en hij stond recht en voegde zich bij de zes. Ze stonden toe te kijken hoe de verplaatsbare rolstoelhelling opgeplooid werd.

Man acht werd man één, man vier man acht. Man zes werd man zeven, hij zette zich vast klaar in de stoel. Zes mannen met gele hesjes – vier van hen hadden een baard – keken toe hoe man acht de verplaatsbare rolstoelhelling aan de wagon koppelde. Ze zagen hoe man zeven wijdbeens de wagon in- en uitgereden werd. Man acht plooide de helling op en reed ze naar de kant.

Man acht werd man één, man twee man acht… Ach u kan zelf ook verzinnen hoe het verder ging. We kijken naar iets anders: de trein naar Brugge had vijf minuten vertraging. De zon scheen, wind was er amper. Waarschijnlijk is de fluiter dood, dacht ik, want kan het anders, na de sneeuwprik van twee weken geleden?

1.12.05

Ik vloek niet, ik citeer:

CRAP, CRAP and CRAP. That's all I have to say.
Zo. En binnen exact vier uur gaat de wekker.
Crap.

23.11.05

da's interessant

  • De zesdaagse van Gent. Ik zie u zondag in blok K.
  • De nieuwste van Spinvis [erg Lou Reed trouwens, de eerste maten van Ik wil alleen maar zwemmen]. Te beluisteren in de luisterpaal van 3 voor 12 en live in de Handelsbeurs. Uitverkocht dat laatste, dat wel – helaas.
  • Een artikel van Michael Atkinson over boekenarcheologie in The Believer. Passie voor bladwijzers, notities in de marge of – en waarom niet – pluimen. Enige citaten:
    [...]bookmarkery, taken as what we may call sociopoeia, is substantiation of a genuine, invisible society of readership, a vast and silent ecosystem of shared memories, allusionary communication, mutual understanding, communal essence.

    [...] bookmarks should be snatched from the jaws of your quotidian life, if only so they could be fished out of the book a half century later and tell some unintentional but imperative thing about you to whatever book lover had the good grace to cross your bibliophilic path.
  • Ongetwijfeld ook dit van diezelfde Atkinson. Lezing wordt wel uitgesteld want hoort u het ook? Het is de plicht. Ze roept en ik gehoorzaam. Een frisse foto bekijken, dat kan nog net.

20.11.05

Na bijna vier maanden stilte:

Een smakelijke uientaart, een gevulde tomaat, tafelzuur... Misschien een custardpuddinkje. / Of hete bliksem met rolpens. Een goedkope bonensoep kon ook lekker zijn. / Ik heb daar dertig jaar lang geluncht. Als het niet bij de Union was, dan om de hoek bij de Cardinal Cafetaria and Eatery. Ook allang dicht. (uit: Seth Ventilatoren. Amsterdam: Oog & blik | De harmonie, 2003. p 36 strook 2)
En extra feestelijk is hij, want er zou een sterretje bij kunnen.

18.11.05

Leo Pleysier: 'De trousse' (bis)

Leo Pleysier schreef rond de jaren '90 een reeksje boeken die samenhangen. Ze zijn perfect afzonderlijk leesbaar, maar ze vormen ook een geheel doordat ze steeds gaan over dezelfde familie uit Hoogstraten. Ik heb het dan over Wit is altijd schoon, De kast, De Gele Rivier is bevrozen, Zwart van het Volk en Volgend jaar in Berchem. Elke keer krijgen we personages van dezelfde familie tegenover ons die in een reeks monologen en gesprekken hun verhaal vertellen. De stemmen van al die verschillende familieleden komen ons van alle kanten tegemoetgezoemd. De boeken bulken van de dialogen – misschien lieg ik hier want voor de meeste boeken is het al een tijdje geleden, maar ik herinner me eigenlijk louter dialogen, amper beschrijvingen. De boeken zijn dialogen. Het zijn boeken als verzamelingen van stemmen.

Die dialogen zijn de grote kracht van Pleysiers familiekroniek; ze komen heel natuurlijk, puur en eerlijk over. Ze zijn veelal geschreven in een bewerkte spreektaal, lekker strak en mooi in het gelid gezet; ze verheffen het Algemeen Hoogstratees tot literatuur en maken de streektaal uit de Antwerpse Kempen leesbaar voor elke Nederlandstalige zonder aan karakter in te boeten. Hoogstratees wordt altijd schoon. Ik ben er, echt waar, lyrisch over.

In enkele van die boeken kwamen we in de dialogen al een zeker tante Roza tegen, een non die als missionaris werkte in China en India. Vooral in De Gele Rivier is bevrozen speelde die een belangrijke rol; daar was ze de veelal afwezige hoofdfiguur die het boek droeg door de brieven die ze vanuit haar missieposten naar de familie in Hoogstraten stuurde. De familieleden lazen en becommentarieerden de brieven en haar afwezigheid en haar korte terugkeer naar het vaderland. Maar echt sprekend kwam de non zelf zelden naar de voorgrond. Haar karakter bleef daardoor vaag, en ietwat mysterieus.

een rij pleysier
Diezelfde non, tante Roza, heeft onlangs, in 2004, van Pleysier een boek helemaal voor zich alleen gekregen: De trousse. Roza komt nu zelf aan het woord en mag haar verhaal nu rechtstreeks aan ons vertellen. Ze doet dat alleen, in een monoloog, en zwijgzaam als ze is maakt dat het verhaal heel sober, heel gebald en uitgepuurd in veelal korte zinnen. Er staan nergens massa's adjectieven bij elkaar of bijzinnen van hier tot in Turnhout, neen, soberheid is troef. Dit dus in tegenstelling tot die eerdere boeken waar de sprekers wel spraakwatervallen waren, waar de dialogen overvloedig ratelden, waar de spreekstemmen van op het papier in je gezicht sprongen. Eerder werd er veel gesproken, veel herhaald, terzake of niet terzake. Nu is er tijd voor verstilling. Roza spreekt, en enkel zij. Natuurlijk herinnert zij zich af en toe nog wel een dialoog, maar die staat dan veel meer op de achtergrond dan vroeger en breekt niet in in de algemene soberheid. Enkel in de tweede helft van het boek, wanneer Roza's monoloog zich richt op thema's die haar echt na aan het hart liggen, waar ze echt emotioneel mee verbonden is, zien we dat er meer woorden nodig zijn, dat ze haar enthousiasme en gevoelens niet verbergen kan.

De versobering, eenvoud, ingetogenheid maakt dit boek tijdloos. Meer nog dan de eerdere – en ook buitengewoon fijne – boeken van Pleysier wordt de Trousse hierdoor een instant klassieker, een boek dat binnen 20 jaar nog steeds zal staan als een huis, dat los staat van modes en grillen maar goed is en goed blijft. Het enige in het boek dat wel vasthangt aan een mode en de tijdloosheid van de uitgave verbreekt, is het hemdje dat Pleysier draagt op de auteursfoto. Maar dat, dames en heren, is worst.

Wat ongetwijfeld wel bijdraagt tot het karakter van klassieker is dat de taal die zuster Roza gebruikt absoluut niet hip is. Ze neigt zelfs naar ouderwetsigheid. Doordat ze al 50 à 60 jaar voortdurend in het buitenland is – ze vertrok vlak na de oorlog en kwam slechts twee keer kort terug naar België – heeft ze natuurlijk wel een paar evoluties in het Nederlands gemist. Het maakt haar spreektaal archaïscher, maar dat gaat wonderwel samen met de verstilde sfeer. "Fijn dat ge mij komt verblijden met een bezoek," zegt Roza tegen een achternichtje dat plots als rugzaktoerist opduikt voor de kloosterpoort. Maar ze zegt het ook tegen ons, lezers. En wij kunnen dan niet anders antwoorden dan dat het genoegen helemaal aan ons is, dat we haar niet snel zullen vergeten en haar ook bedanken voor de mooie tijd.

En die Leo Pleysier, dat is een groot meester in kleine boeken.


Leo Pleysier De trousse. Amsterdam: De Bezige Bij, 2004.

14.11.05


Een uitbreiding:

Koen Peeters schrijft meer dan boeken, hij schrijft een oeuvre. Hij verzamelt, verwijst, vult aan. (11 nov)
Want ja, het is waar. Peeters individuele roman is niet Life of Pi, Mijn kleine oorlog of Hoe oma plots verdween; de Acacialaan is de Kapellekensbaan niet, maar het geheel, het verzamelde kluwen, de hele woonwijk van Peeters boeken, heeft een meerwaarde op de som van de delen en is meer, aanzienlijk meer dan de moeite waard. Zoals een banaan en een kiwi samen gemengd fruit worden – en zoals dat meer is dan een banaan en een kiwi – zo zijn boeken als De postbode en Bezoek onze kelders samen meer dan twee boeken.

Koen, achter je!
Zet ook uw hart niet uit bij het zien van een auteursportret genomen voor een levensgroot okapi-schilderij? Voelt dan ook u niet de sudderende sympathie voor de auteur en zijn universum? Houdt het ook u niet warm tijdens deze herfst? Ja toch. Ik durf te geloven dat we het eens zijn.

13.11.05

Lief keek naar The inspector Lynley mysteries en ik dacht: laat ik eens iets gewaagds doen. Ik zocht penselen en plakkaatverf bij elkaar en schilderde een banaan. Zo, dacht ik, dat is niet niks.

Maar alles was het ook niet; ik schilderde nog een banaan. Daarna ging ik een kwartiertje aan de dipchips. Lief keek naar Pauline en Paulette. Veel schilders schilderen fruit, dacht ik, en dat is volkomen terecht want fruit is een nobel onderwerp. Fruit is belangrijk voor onze gezondheden, onze economieën, onze arbeidsvreugdes. Eet fruit. Bananen, kiwi's of gemengd. Eet fruit.

Volledig herbrond schilderde ik daarna een mandarijn. Toen alles droog was, flikkerde ik het in een set op Flickr. Ik at meer dipchips. Lief lag te slapen. Mooi.

11.11.05

Koen Peeters schrijft meer dan boeken, hij schrijft een oeuvre. Hij verzamelt, verwijst, vult aan.

["Alles komt terug, maar anders." (Bezoek onze kelders p 62)] + [In november 2005 verschijnt Peeters' eerste dichtbundel Fijne motoriek bij Meulenhoff. Daar wordt naar uitgekeken.]

28.10.05

Vanmiddag fietste ik naar St.-Amandsberg om op zoek te gaan naar de Masereelstraat. Na een kwartiertje dwalen door het noordelijke hinterland van de Antwerpsesteenweg had ik haar al gevonden.

Dat ze bestaat weet ik sinds gisteren, toen ik er een kolom over las in het stadsmagazine, en dat ik naar die straat ging heeft alles met mijn verzameling over Koen Peeters te maken. Peeters leerde me Masereel kennen in Het is niet ernstig, mon amour; de cover is een houtsnede van Masereel en ook in de tekst wordt hij genoemd, ergens op een linkerbladzijde. Ik sla het boek voor u open en vind dadelijk het fragment:
In de middagpauze ontsnapten we naar buiten, en gingen we wandelen. We noemden hardop de namen van winkels en bedrijven die we passeerden. Beeldbuisfabriek Jacobini, confectieatelier Trentin, Mercedes-garage Carnewall, sigarenfabriek van het merk Farao. Een wandeling als een stoet van firmanamen. Wij van de wereldcongressen, zei Robert, de dweper die net Hergé had geruild voor Masereel. Was Masereel zoëven gestorven? Nee, Robert had gewoon een boek over hem gelezen. Frans Masereel, die leefde van 1889 tot 1972, was een Franssprekende Vlaming wiens houtsneden beroemd werden tot in China. Hij kapte in perehout de anekdotes van vriendschap en liefde, betogingen en oorlog, en van de mannen die de vrouwen bruut naar de borsten grijpen. Vanuit zijn atelier in Parijs beloerde hij met een kijker het spektakel in de straten. Robert tonde me in een boek die ene houtsnede: De kus. Hoog boven de stad leunt een vrouw uit haar raam en haalt een man aan die uit het raam van de overkant leunt. Zij kust hem innig. Het is indrukwekkend, zo'n liefde. (p 42-43)
De cover is De kus, maar dan in de beste traditie van de Belgische Mythologische kunst overkleurd met geel en rood.

Wat de Masereelstraat nog extra in mijn verzameling passen doet, is het basale feit dat het een straat is; en zoektochten naar straten zijn erg Koen Peeters. Om dat te illustreren zou ik graag citeren uit Acacialaan, maar dat boek staat niet in het rek, dat boek moet ik nog cadeau krijgen. Wat ik wel kan citeren uit Acacialaan is een irrelevante alinea die hier nog in een bestandje achtergebleven is:
Vincent gaat vandaag op schoolreis naar Brussel. Ik toonde hem gisteravond in een gidsje alles wat hij vandaag zal zien. Het parlement, het koninklijk paleis enzovoort, tot hij in slaap viel van mijn enthousiasme. (p ?)
Nadat ik de Masereelstraat zo snel gevonden had, wou ik ook het graf van Frans Masereel bezoeken op het Campo Santo, de indrukwekkende grafheuvel in Sint-Amandsberg. Dat bleek al heel wat moeilijker want het Campo Santo is een behoorlijk rommeltje – een mooi en nu in de dagen voor allerheiligen en allerzielen nog steeds rustig rommeltje, een heerlijk rommeltje onder een zomerse herfstzon, maar een rommeltje. Tenzij je op zoek bent naar de mastodont van Jan Frans Willems ben je daar een hele tijd zoet met het zoeken naar een graf. Een uur en een kwartier in mijn geval. De nabestaanden hielden het dan ook sober. Ik rustte enkele minuten uit op het bankje dat Masereels graf flankeerde en keek naar een vrouw die enkele etages lager een zerk verzorgde. Bedeesd nam ik een foto. Ik ging opnieuw zitten en zag een schoolklas passeren. Ik veegde wat bladeren weg. Ik kon naar huis. Straks eindigt de ramadam, dacht ik, ik fiets langs de Zondernaamstraat voor een nieuwe voorraad koeken – Ülker en Eti – dan kan een en ander gevierd worden.

PS: Vanaf vandaag (21 oktober) tot en met 15 januari 2006 is er een tentoonstelling van tekeningen, prenten en originele houtblokken van Frans Masereel in het museumpaviljoen van het Museum voor schone kunsten in Gent.
UPDATE: Ik kocht vandaag Masereels biografie door Joris van Parys. (winnaar Gouden Uil 1996)

25.10.05

Jos Geysels heeft een telefoon waar hij patience op kan spelen. En dat niet alleen; Jos Geysels speelt patience op zijn telefoon! Wie kon dat vermoeden?

22.10.05

Nicole Krauss: 'The history of love'

Nicole Krauss was vorige week in Stockholm en dat zorgde voor leuke interviews in DN en SvD. Dat ze mooi en vaak lacht, kunnen we er lezen, en dat haar laatste roman (The history of love) zwaar de moeite is, en dat die roman wel lijkt op Extremely loud and incredibly close van echtgenoot Jonathan Safran Foer maar dat zij daar zelf niets over zeggen of horen wil.

Ik plakte dadelijk twee citaten uit het interview met SvD in mijn Evernote, want ik viel voor haar enthousiasme:

-Jag ser den tomma datorskärmen och känner mig berusad av frihet, av möjligheter. Låt oss ta risker, tänker jag bra dagar.

-Det ska komma inifrån, men också vara påhittat, uppfunnet, vara något som aldrig tidigare har existerat, däri ligger utmaningen, och också vara något som bara just jag kan skriva. Varför ska jag annars skriva det?
Haar drang tot lezen en schrijven besmet me zelfs – de vogelgriep verdwijnt in het niets – via de kranteninterviews, net zoals (en sorry daarvoor, Nicole) ook de eerste helft van Jonathan Safran Foers laatste roman me enkele weken geleden helemaal beetpakte en wou doen lezen en schrijven onder lakens, op treinen en in gangen. Haar enthousiasme zal morgenvoormiddag de slaap uit mijn ogen jagen tijdens een fietstocht naar de bibliotheekfilialen in de randgemeenten waar haar boek nog te krijgen is (wel enkel in het Nederlands). Wie het vóór mij ontlenen wil, zal vroeg moeten opstaan of veel regen moeten bestellen bij Frank en Sabine.

Nicole Krauss The history of love. Viking, 2005.


PS: Staffan Lagerström plakte net dezelfde citaten uit het Krauss-interview in SvD op zijn weblog. Het zijn toeren die een vermelding verdienen. En er staan ook ganzenfoto's op dat weblog. Nog mooier kan het amper worden vannacht, inderdaad.

21.10.05

dromen zonder Kristien Hemmerechts

De vloer in de woonkamer is een witte toile cirée met rode en gele decoratieve elementen. Een tweebenige worm schuift erover van zuid naar noord, sneller dan je denken zou, en dan – plots – verdwijnt het zilveren lijfje. Ik sta recht en kom een stap dichter, draai mezelf tweemaal rond. Hij verdween in een gaatje. Het is rond; een sigarettengaatje zou het kunnen zijn of misschien steunde een nordic walker er te stevig: het is rond. Door het gaatje trillen bruine haren en ik denk: dat is die worm van vorige maand, ik maakte er toen een foto van. Ik spring op het gaatje. En nog, en nog en ook errond want wie weet hoever gleed die zilveren al niet verder, en nog en nog. Ik zweet en ben duizelig maar ik spring, en nog en nog.
De toile cirée komt helemaal in plooien en deuken te liggen. Ik ga opnieuw zitten en op handen en voeten probeer ik alles strak en recht te trekken. De lamp staat bij het raam vanochtend. De lamp valt bijna door de schokken naar links en rechts. Er is te veel toile cirée. Ik leg me neer op de zetel; een geweldige liedtekst borrelt op in mijn hoofd en ik denk: deze mag ik niet vergeten.
Ik word wakker. Ik eet een pannenkoek. Ik zet de computer aan en typ "dromen zonder Kristien Hemmerechts". Het liedje rijmde, de woorden ben ik kwijt.

16.10.05

Fimfestival! Gisterochtend lieten we ons met veel plezier ontroeren door My date with Drew. Geestiger dan een komedie, pakkender dan een drama. Straks gaan we naar Zozo, dinsdag is er Stranger en ook daar zal – we kunnen niet altijd werken – serieus gerelaxt worden. Maar nu, aan het werk.

7.10.05

Ik zou nog iets zeggen over de tellers.

Checkstat blijft want Checkstat is mooi en lief en blauw en tegelijk een bos. Statcounter blijft want Statcounter zijn de jonge boompjes en zelfs onder een loep. En de rest was al weg, dus dat valt mee. Zo. Uitverteld.

3.10.05

Had ik tijd, ik schreef.

30.9.05

Een groenteman als mijn groenteman, dat wens ik iedereen toe.

24.9.05

geen toeval

Er waren signalen – natuurlijk – maar die konden pas naderhand helemaal geduid worden, die spraken pas naderhand voor zich. Wie nu terugkijkt staat zelfs versteld dat hij het onophoudelijk flapperden van de hints rond zijn oren niet opmerkte, dat hij hun doordringende geur argeloos negeerde.

Zo was het dus natuurlijk geen toeval dat de Franstalige broer van Urbanus voor de eerste keer in maanden met zijn gezicht in de rijrichting op de trein naar Tongeren zat. Even ontoevallig was het dat ik donderdag de foute metro nam, dat de worsten op dinsdag al na 1 minuut helemaal zwartgeblakerd waren, dat broer op de fiets aangereden werd, dat ik maandagavond een half uur naar mijn blauwe vest moest zoeken en dat men containers vol zand op het Schumanplein neerplantte om een terroristische aanslag te ontmoedigen.

Neen, echt een verrassing was en is het niet maar toch meld ik u heden dat Dan Brown niet langer op één staat in Humo's wekelijkse Boeken-Top-10, samengesteld met de medewerking van meer dan dertig ´betere boekhandels´ in Vlaanderen. Meer nog: hij staat ook niet meer op twee. Hij staat slechts op drie! (en op 4 en op 8 natuurlijk) Kan u zich nog herinneren welke talen de zebra's spraken toen dat de laatste keer zo was? Allicht niet.

Wat moeten we dan lezen volgens de Vlaamse boekenkoper? Zwerm van Verhelst en Het spook van Toetegaai van Brusselmans. Dat het deze twee boeken zijn is natuurlijk ook geen toeval; u weet zelf ook wel waarom (u ruikt het, u hoort het geflapper). En evenmin zullen wij, u en ik, ervan opkijken als Peter van Petegem morgenavond wereldkampioen zal zijn, want ook dat hangt in de lucht. Het is namelijk allemaal geen toeval.

22.9.05

a stalker in a Taurus

Wezenloos voor je uit zitten staren en daar dik voor betaald worden, het is een hele kunst en Bill Murray is er de Cézanne van. Staarde hij in Lost in translation vanop een hotelbed, dan mag hij het in zijn nieuwste, Broken flowers, overdoen vanuit een dure zetel (2), of vanop een krat, of een bankje op het vliegveld. Murray is Don Johnston, Murray is Bob Harris – het is al gelijk – en ondergaat de film kalm en onderkoeld. Murray is geen actie, Murray is geen uitleggerij, Murray is – ik zei het al – Bob Harris, en dat is aangenaam.

Murray draagt de film. Het is waar, er zijn enkele dames en er is Winston de Ethiopiër, maar bij gebrek aan een echte tegenspeler met voldoende acteerminuten staat Bill Murray er grotendeels alleen voor. Murray mag dan aangenaam zijn, hij kan op zijn eentje helaas niet verhullen dat de plot wat magertjes is. Niet dat een plot heilig is, natuurlijk niet – en weer verwijs ik naar Lost in translation – maar als er geen Scarlett of heerlijk voortdrijvende sferen zijn, wil het wel eens helpen.

De Tokiosfeer uit Lost in translation was eten en drinken, sushi met saké, schijven dag en nacht die schijnbaar inwisselbaar rondslingerden maar perfect gedoseerd door de huid naar binnen trokken. Een onovertroffen nostalgisch infuus, een noodzakelijk ademen. De sfeerbeelden van Amerikaanse straten, wijken en baantjes die de roadmovie die Broken flowers wordt ons schenkt, kunnen daar niet aan tippen; het terugkerende beeld van een cd die in een autoradio geschoven wordt al helemaal niet. Als je daar dan nog het gevoel bij krijgt dat de scenarist ook niet meer helemaal wist hoe hij er nog iets geestigs van maken kon, dan is het toch net niet goed genoeg. Aardig is hij, dat wel, maar de beste film is het niet. Want ja, dat einde, of dat begin – ook dat is al gelijk – het is toch wat te open.

20.9.05

De linkspagina is terug.

19.9.05

vanavond laat, op de trein, lees ik de krant

We hadden twee vrijkaarten voor Zuiderzinnen maar we zijn niet geweest, lief en ik. We moesten uitrusten en uren ontbijten en kijken naar een film. En dan moesten we ook nog wat extra werken, lief en ik, dat ook.

Vanavond laat, op de trein, lees ik in de krant hoe het geweest is gisteren. De Morgen citeert Tom Lanoye. Ik citeer hetzelfde voor u uit De Morgen.
Al dit bruisends, al dit pakkends, al wie ermee lacht, één op uw bakkens.
Vanavond laat, op de trein, lees ik in diezelfde krant Hugo Camps – die lees ik anders zelden – want de rit is lang en de vierde van de dag en Ik staak is minder puntig. Ik citeer voor u Hugo Camps in De Morgen want koers op het perenblog, dat is al geleden van in augustus.
Ruben Plaza won zaterdag de tijdrit met een gemiddelde snelheid van 56 km/uur. Daar kan een brommer niet tegenop. Al even bizar: berggeit Roberto Heras reed minder dan een seconde trager. Veel gekker moet het niet worden.
Het wielrennen heeft nood aan strakke lijnen van wetmatigheid. Klimmers kunnen niet sprinten en sprinters kunnen niet tijdrijden. Zo was het altijd, en zo hoort het. Het gele tricot kan wonderen verrichten in een tijdrit, zo weet ook Lucien Van Impe, maar niet aan 56 km/uur.
[...]
Roberto Heras won zijn vierde Vuelta met vijftien hechtingen in de knie. Vijftien! Een beetje bouwvakker gaat dan drie weken plat. Roberto ging nog harder fietsen.
[...]
Zondag is er het WK in Madrid. Het podium is bekend. Op 1,2 en 3: Spanjaarden. Tom Boonen? Halfkoers weggeflapperd. Je verlaat niet ongestraft de Ronde van Spanje. Moedwillig dan nog, zonder één hechting aan de knie. Monacogedrag.
Vanavond laat, op de trein schrijf ik zelf in de krant, op pagina 19. Straks typ ik het over en pleur ik het samen met een foto op het web. Vandaar.

18.9.05

over tellen

Toen Nedstat samen met een nieuwe naam, Webstats4u, ook een nieuw popupbeleid kreeg, vloog de teller dadelijk van het perenblog. Nultolerantie heet dat; tegenover popups èn tegenover afkortingen met "4" erin. Vorige week vrijdag installeerde ik drie nieuwe gratis tellers om Testaankoopgewijs even samen proef te draaien. Na de eerste week zijn er voorlopige resultaten.

  • Letsstat is een erg overzichtelijke teller voor wie Nedstat gewend is; hij lijkt net Nedstat want hij houdt net hetzelfde bij, in net dezelfde onderverdelingen, maar hij doet dat dan gelukkig wel zonder opdringerig blinkende reclame. Een nadeel is dat hij internationaal niet erg zijn best doet. Van de acht Amerikaanse bezoekers die ik volgens de andere tellers al had, telde Letsstat er geen enkele. Ook wordt het tellersymbooltje (door technische storingen?) wel eens vervangen door tekst. Voor grootverbruikers is er wel een pluspunt: de gratis versie telt tot 10.000 bezoekers per dag, maar dat zal mij, die twee anderen, en onze paardenkop worst wezen.
  • Statcounter ruilt het eenvoudige overzicht van Letsstat in voor een vat aan mogelijkheden. Een voordeel aan Statcounter is het onderscheid dat hier gemaakt wordt tussen pageloads, visitors en returning visitors. Bovendien kan je d.m.v. een cookie je eigen bezoeken uit de tellingen weren en worden er veel meer gegevens bijgehouden dan bij Letsstat; je kan de weg die bezoekers op de verschillende pagina's van je weblog afleggen helemaal volgen en zien hoe lang ze blijven hangen. Je kan makkelijk opzoeken wie hoe, wanneer en hoe vaak terugkomt, en wie echt wil kan zijn statistieken hier met één muisklik omzetten in een Excell-bestand. Je komt hier niet snel even naar je statistieken kijken, maar je komt hier gezellig doorklikken. Een nadeel is dat zoekmachines blijkbaar veel minder geregistreerd worden. Letsstat en Checkstat zagen tijdens de eerste dagen ongeveer twee maal zoveel bezoekers via zoekmachines en vonden ook bijna twee maal zoveel zoekwoorden, ook via search.msn.be en zoek.vinden.nl; statcounter kent voorlopig alleen Google. Niet onbelangrijk is verder dat Statcounter bij de gedetailleerde statistieken slechts rekening houdt met de honderd meest recente pageloads, en dat lijkt mij toch niet echt veel.
  • Checkstat staat zowat in het midden tussen de eenvoud van Letsstat en de overvloed van Statcounter. Ook hier het onderscheid tussen views, bezoekers en herbezoekers zoals bij Statcounter en de mogelijkheid om d.m.v. een cookie of ip-nummer je eigen bezoeken te laten negeren, maar alles blijft wel overzichtelijk op 4 pagina's geordend zoals bij Letsstat. Kon er bij deze teller wat meer doorgeklikt worden van - ik zeg maar wat - de bezoeker naar zijn referrer of technische details, dan was hij ideaal. Bij checkstat mag je tot 10.000 unieke bezoekers per maand hebben en dat is voor mij nog steeds ruim voldoende.

Een voorlopige balans: Letsstat valt af. (En Webstats4u komt niet terug; ik zag afgelopen week de mythische Nokia-popups ook echt verschijnen op jnnk en Cockie. Brr.) Nu moet ik nog kiezen tussen het compacte overzicht en het vlooi- en klikpaleis, maar dat is voor volgende week. En laat ons vooral niet uit het oog verliezen: websitestatistieken zijn compleet onbelangrijk.

17.9.05

Leo Pleysier: 'De trousse'

De regen gutste. Ik zou wat lezen en schrijven, maar ik zapte langs Rai Uno en – je zal het altijd hebben – daar bleek de verkiezing van Miss Italia aan de gang. Ik zette het geluid af en schoof de stoel dichter bij het scherm.

Er stonden enkele dames in bikini op een trap; ze kregen allemaal 20 seconden om zich voor het publiek en de natie te bewijzen. Roberta tapdanste. Ze trok daarvoor een rokje aan over haar gele bikinibroekje; na haar twintig seconden ging dat weer uit. Elisa – in rode bikini – zong bij een piano. Monia (lichtroze) schudde ritmisch met billen en borsten. Ze knipoogde naar me, wel twee keer. Federica – ook in lichtroze bikini – smeerde toastjes met choco. Ja, ik had dat goed gezien: ze smeerde toastjes met choco.

Een talent is het zeker, dacht ik, maar gekker moet het niet worden. Ik schoof de zetel weer terug op zijn plaats en nam mijn boek voor iemand op het idee kon komen om in bikini een dwarsfluit te bespelen of een naam te kalligraferen met Oost-Indische inkt.

Ik dacht: ja, dat had een fantastische beginzin, De trousse van Leo Pleysier. Ja. Ja, dat klopt. Mmm.

Wat mij uit mijn slaap wekt, elke morgen, al vijfenveertig jaar lang, is het zangkoor van de vogels in de bomen. Halfzes en pikdonker is het dan nog. De vleermuizen maken jacht op de rondvliegende motten.

PS: echt waar.

Leo Pleysier De trousse. Amsterdam: De bezige bij, 2004.

15.9.05

Ik sta met A. bij het raam en kijk naar de twee brandweerwagens en de zwaailichten op straat. Brandweermannen schuifelen door een dakgoot aan de overkant. Wat er aan de hand is, vraag ik. "Deux chats et un petit canard," zegt A. "Intéressant," zeg ik.

9.9.05

[efvtfkåtkt] [9 september 2005]

8.00u: afwassen met roze handschoenen is hip.

10.00u: schoonmaken met roze dweilen is hip.

12.00u: lichtroze vis, vers van op de Vrijdagmarkt, is hip.

12.00u [bis]: lichtroze peuters, brabbelend voor viskramen op de Vrijdagmarkt zijn uitzonderlijk hip. Geen hip weblog kan zonder, trouwens.

14.00u: roze sokken zijn niet hip.

Det blir som en städexplosion -plosion

Vanochtend, meer nog dan gisteren en de dag daarvoor, ben ik fan van Doj Doj. Iedereen, ook u, zou na het met een roze dweil poetsen van keuken, badkamer, toilet en de gang daartussen de voorlopig laatste aflevering van Doj Doj moeten beluisteren – [De rechtstreekse link is ondertussen dood, maar het archief zal wel snel aangevuld worden. Fredagen den 9 september 2005: Hawaii] – al was het maar voor de uitdrukking "måla mig röd och kalla mig tomat; vad var det som hände?"

Later ongetwijfeld meer over roze dweilen, want het is efvtfkåtkt-dag vandaag. Hoera.

8.9.05

nix och nej

Het is niet eenvoudig hard te werken met Doj Doj, Ditten och Datten op de achtergrond.

6.9.05

maandagavond

Maandagavond vijf over elf. Ik denk: daar loopt Vera Dua en is dat niet Jef Tavernier? Ik wandel door de tunnel naar het plein waar twee trams wachten maar laat hen links, evenzo Baziel. Het weer is zacht, maar Baziel laat ik links.

Waar overdag de vrouw die houdt van Mario uien schilt, is het nu donker en stil. Een lamp - verzonken in de grond - probeert nog iets met een blauwe schijn.

Mijn fiets wacht in de zijstraat; ik neem hem mee aan de hand. Op de stukjes licht bergaf wip ik op het zadel en laat ik mij over de stoep glijden. Rechts. Bijna geruisloos ben ik; net als de lege straten en donker en zacht. Een vrouw rookt een late sigaret achter een hek. Links. Een man houdt de deur open voor zijn witte hond. Rechts. Een meisje schetst drie platanen op een karig verlicht plein - de glasophaling liet heel wat staan. Links.

Verder: rechts links links rechts, dan druk ik de code in en schuift de poort van de gemeenschappelijke garage open. Vanavond neem ik de lift naar boven. En morgenvroeg ga ik naar de apotheker, maar eerst zal ik nog dromen van Pakistan.

26.8.05

I
De groenteman – hij gelooft in de onschuld van Lance Armstrong – verkoopt Belgische luxedruiven aan 16 euro per kilo. Een banaan kost 36 cent.

II
Ik eet een appel-frangipanekoek en een achtje; ik eet een banaan. Ik drink Bockor pils op de stoep bij Baziel, en dat alles tot de onsympathieke fietsenwinkel opengaat. Ik schrijf deze tekst in mijn blauwe boek. Wat de fietsenmaker over Armstrong denken zal, zo beslis ik nu, interesseert me niet.

III
Ik drink Bockor pils op de stoep bij Baziel. Een epitheton, zo denk ik, krijg je niet voor niets. Binnen anderhalf uur ga ik nogmaals naar de onsympathieke fietsenwinkel; binnen anderhalf uur is mijn fiets nogmaals hersteld. Ik denk: ik laat me opnieuw uitvoerig rondleiden tussen de fietsmanden – van de poes ben ik niet. Ik glimlach naar het meisje en bestel een Bockor.

IV
'151 euro 80 cent' zegt de man van de onsympathieke fietsenwinkel, 'Er zijn nogal wat uren ingekropen.' -'13 dagen 4 uur en 30 minuten,' denk ik. 'Hebt u dit boek gelezen?' vraag ik. Ik haal Blauwe maandagen van Arnon Grunberg uit mijn tas. 'Nee,' zegt de man. Ik haal mijn schouders op, klak met mijn tong, zeg: 'jammer... Hebt u fietsmanden?'

V
Mijn fiets rammelt.

25.8.05

de lerarenkaart geeft korting in allerhande musea

Wie te vroeg is in de bibliotheek, leest wel eens in 100 leukste musea, 100 leukste verhalen. Over museum nummertje 63 bijvoorbeeld: het Nationaal Scheepvaartmuseum in Antwerpen.

De brede collectie omvat schilderijen, kompassen en globes, zeekaarten, vele scheepsmodellen en zelfs echte schepen. Op veel vitrines zijn spreuken aangebracht, zoals 'Mosselen roepen vooraleer men aan wal is.' Na een bezoek aan het museum is de herkomst van deze spreuken een stuk duidelijker.
Wie het museum (in Het Steen) eerstdaags bezoekt en de vitrine vindt en fotografeert, krijgt in ruil voor de foto iets in wasco van mij. Wie liever thuisblijft, stuur ik dan weer met plezier naar nummertje 879 in F.A. Stoetts lijst van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden.

Nicky Huisman 100 leukste musea, 100 sterkste verhalen. Breda: Mo'Media, 2004.

24.8.05

ik heb een plus-kaart bij Delhaize

Een vrouw zegt: 'Meneer, er valt iets.' Ze bukt zich en raapt een blaadje op. Ze geeft het aan mij. Ik herken mijn handschrift en lees: 'Mosselen roepen eer ze aan de kant zijn'. Ik zeg: 'Bedankt. Uit mijn achterzak gevallen.'

Ik zeg: 'Mevrouw, u vergeet uw koffie.' De vrouw zegt: 'Och ja, en dit? Is dit van u?' Ik zeg: 'Neen, dat is nog van u.' 'Bedankt,' zegt ze. Ik zeg: 'Doe maar op uw gemak. Ik heb tijd.'

17.8.05

Ik bied u een voor en na aan, en ook een relevant stuk uit Het is niet ernstig, mon amour (p79). Verder: omdat ik niet wachten wil op kelder, zolder, fietsenhok, stuur ik het geheel naar Koen Peeters, aanstichter.


Neem een plankje, niet groter dan A4-formaat, en smeer dat in met lijm. Breng de dagbladfoto aan en rol met een fles alle plooien en luchtbellen weg. Wacht even tot de lijm droog is en bewerk de foto met waskrijt, tot je niet meer ziet dat er een foto onder zit. Laat aan de rand de naam van de fotograaf nog zichtbaar, dan beschuldigt niemand je van plagiaat.

16.8.05

de mosselen

Het valt op: zegswijzen met mosselen erin zijn hip op de sportredactie van de vrt.

  • 14 augustus 2005, wereldkampioenschappen atletiek in Helsinki. Paula Radcliffe versnelt na 20 kilometer en de tegenstand lijkt al voor halfweg verslagen. Kris Meertens: "Maar we mogen de mosselen nog niet aan wal roepen."

  • 16 augustus 2005, wielerronde van Duitsland, aankomst in Bodenmais. Jörg Jaksche en Filippo Pozzato komen quasi-gelijktijdig over de streep. Aanvankelijk weet niemand wie wint, ook winnaar Pozzato niet; hij gooit alleszins geen armen in de lucht. Renaat Schotte: "Die zal niet roepen voor de mosselen aan wal zijn."
Ruud Hendrickx kan trots zijn op zijn troepen; het wordt – hoewel ik natuurlijk beter geen mosselen roep eer ze aan wal zijn – vast en zeker een regelrechte hype.

17 juli, 20.10u, Parijs.-- Op de Place Saint-Gervais raap ik een papiertje op van het trottoir. Het is wit, vierkant, 9x9cm, en met zwarte pen beschreven op voor- en achterzijde. Iemand had zich voorbereid op een erg moeilijk gesprek, iemand had een en ander opgeschreven om bij het heetst van de emotie de woorden niet te vergeten, milderend medelijden te vermijden en een objectieve waarheid achter zich te weten. Ik raap het op, ik laat het zien aan lief; ik zit nog met Het is niet ernstig, mon amour in mijn kop en stop het in mijn tas, bij metro- en museumkaart. Later komt het tussen mijn eigen notitieblaadjes en volgeschreven enveloppen terecht, uiteindelijk op een stapeltje links op het bureau.

Ik houd het dus bij, ja, maar nu, een maand later, moet er iets gebeuren; de rest van de stapel links is al weggewerkt. Ik denk ik houd het bij en maak een verzameling in een ringmap, een plakboek met een gedeelte voor de originelen en een gedeelte voor de transcripties. Ik denk meer nog ik houd het bij maar dan geplakt op een houten plankje – naar de fruitboer voor een kist! – en overkleurd met wasco in primaire kleuren. Ik houd het bij tot later, tot een latere ik volwassen is en bezitter van zolder, kelder, fietsenhok waar het mooi aan de muur hangen kan. En ik stuur het op naar iemand in Nieuw-Zeeland, een vriend die ik nog niet ken.
transcriptie VOORZIJDE:

-le pacte de 2005 etait
je m'occupe du petit le
+ lngt possible et toi
tes etdudes. mais....

-> Salut. - vivre encore ensemble
jusque tu puisse subvenir
a tes besoin et louer un
appmt+ A [.?.] de ce mom
vivre sep[.?.]. ~ u.


transcriptie ACHTERZIJDE:

-> Jouissuer -> Pb
-> Repp espereé
-> je ne prx pu curie changé
-> OK je ne propose ps gr chose
mais queceque tu proposé
-> queq tu organise
-> Melon. / trumvan |
-> [-> pucté um sem -
-> Moi psy peut être / pas avnt Reuol suffissint
-> Toi moin sympa avec les autre
depuis 1 bon moment.
-> tes copains?
En lief zegt: ga je naar de fruitboer, neem dan een kistje mee. Voorwaar een waar woord!

14.8.05

[efvtfkåtkt] [13 augustus 2005]

9.30u: geroosterd brood met tonijnsla.

11.30u: de Vrijdagmarkt, waar het ook op zaterdag markt is.

13.30u: picknick op de Kouter.

9.8.05

Straks fietsen we van A naar B. Ik zal de rode route kiezen, mensen als Simone-licht bier is voor zieke mensen-Cadamuro nemen de groene; hoewel je natuurlijk nooit helemaal zeker bent.

7.8.05

Ze waren met een tiental. Ze zaten eerst op hun knieën in een kring op de grond en dan begonnen ze te dansen. Ze bleken stukken servies bij zich te hebben, borden en theepotten, die in de naam van de kunst vernield mochten worden. Theekopjes werden omgekeerd op het parket gezet en met het hoofd bewerkt.

Ik zat iets verder op de vloer met een lauw-warme thee en keek ernaar. Rechts van mij zat Kristien Hemmerechts. De baby de ze bij zich had was onrustig en kroop voortdurend tegen mijn knie aan. Even wou ik haar aanspreken, zeggen ik zag u donderdag op de RTBF, maar het leek mij wat mager. Ik keek naar een peuter links, op een beige kussen. Hij brabbelde iets, ik verstond hem niet, brabbelde terug, of nee, het was een dwerg; hij sprak een voor mij onverstaanbaar Limburgs. Het was een dwerg en ik lachte hem toe. De baby zat ondertussen op mijn knie en Kristien, die handschoenen had aangetrokken, controleerde de pamper. Ik zei: "Dans une grande ville, il faut être prudent en traversant la rue."
Tegen die tijd werd ik wakker, ik hoorde kerkklokken en nog kerkklokken en dacht: de paus is dood. Een check op vrtnieuws.net bracht mij tot rust.

5.8.05

Simone Cadamuro

Hij is al 29 en begint stilaan aan een carrière na zijn wielerloopbaan te denken. Benedictus XVI is bij deze gewaarschuwd.

efvtfkåtkt

Lief doet aan efit (ett foto i timmen / één foto per uur). Ik doe sinds juli 2005 aan efvtfkåtkt (ett foto varannan timme från klockan åtta till klockan tre / om de twee uur een foto, en dat tussen 8 en 3). Dit is de lijst:


14 juli 2005

13 augustus 2005
9 september 2005

De volgdende efvtfkåtkt-dag is dinsdag 11 oktober.

Koen Peeters (Acacialaan p175):
Zijn [Gilliams'] huis in Antwerpen was een onopvallend rijhuis, géén kasteeltje of villa, en zijn straat is een lange smalle pijp, met amper ruimte voor een auto en een tram. De romantiek van zijn jeugd, die hij opriep in Elias, is enkel literair. Achteraan in Gregoria schrijft Gilliams: 'opeens ben ik mij ervan bewust, – het kasteel uit mijn kinder- en jongelingsjaren bestaat niet meer. Thans is het landgoed aan alle kanten bebouwd met kleine nederige woningen waarin de vijanden van mijn verleden geboren worden en sterven.' Die zin was voldoende om Acacialaan te schrijven, want: sommige dingen in dit boek zijn echt, andere niet.
Louis Paul Boon (De Kapellekensbaan p 16):
En ge hoest eens, en steekt uw papier in de farde waar ge het verhaal over de kleine ondine verzamelen zult, terwijl mossieu colson van tminnesterie zwijgt en afwacht als hij ziet dat de kantieke schoolmeester het hoofd schudt: ge spreekt wel van de konijnenberg die ik van hier kan zien, en van het niemandsbos dat ik door het open raam kan rieken, maar van het lelijke rijkemensenhuis op de konijnenberg maakt ge een kasteel waar een voor mij onbekende meneer derenancourt zou wonen. Dat versta ik niet: waarom zegt ge de dingen niet gelijk ze zijn, waarom mengt ge het één met het ander en koppelt ge aan bekende namen onbekende dingen en mensen, die verwarring brengen in mijn kantieke gedachten.

4.8.05

met Robert voor de buis

Vanavond op RTBF La Deux: cinéma Congo avant 1960. Twee oude Belgisch-Congolese (propaganda)films van voor en tijdens Expo '58:

  • "Tervuren, cité africaine" (1958)
  • "Albert et André visitent Bruxelles" (1949)
Verplichte kost voor al wie Koen Peeters verzamelt, inderdaad.

De mannen van de gevelrenovatie hebben een drilboor en ze beginnen om half acht. Stipt. Het is aan te raden daar rekening mee te houden bij de dagplanning.

3.8.05

De laatste woorden uit Acacialaan zijn: "sommmige dingen in dit boek zijn echt, en andere niet. (p175)"

Tja, zo gaat dat wel vaker in de literatuur. Of in de krant. Of op tv, bijvoorbeeld tijdens de live-uitzending van de Eneco-tour. Sommige dingen zijn echt, en andere niet. Bewust, onbewust, door onwetendheid of vergeetachtigheid. Niet dat het belangrijk is wat nu echt is en wat niet (behalve onder lezers van Dan Brown natuurlijk) maar soms krijg je door toevallige lectuur een dubbelcheck op een schoteltje. Bijvoorbeeld hier. Fragment [1] komt uit Acacialaan (p110), fragment [2] uit het voorwoord van Gerrit Borgers bij de uitgave van Paul van Ostaijens Music Hall in de Ooievaarreeks (nr 197/198, 3e druk, p8).
[1] In café Hulstkamp op De Keyserlei dronk ik koffie van een zilveren schaaltje. [...] In dit café kwam Gilliams in de jaren twintig en speelde Van Ostaijen schaak en domino. Maurice noteerde hoe hij Paul ontmoette, hij noemde hem 'Orpheus in Bierdermeier costuum'. Hij beschreef de extravagante kleren van de dandy: 'Hij werd aangegaapt om zijn onmodische rode das, om zijn roodfluwelen ondervest en zijn vreemde zwarte kleding. Somtijds droeg hij een parelgrijze Mac-farlane, en wanneer de wind in het kapje speelde, kreeg hij als het ware vleugelen gelijk een keizerlijke adelaar.

[2] Maurice Gilliams beschrijft zijn [Paul van Ostaijens] verschijning uit die dagen als volgt: ' 's Avonds, op de Keyserlei, ontmoette ik Orpheus in Biedermeiercostuum. Hij werd aangegaapt om zijn onmodische rode das, om zijn roodfluwelen ondervest en zijn vreemde zwarte kleding. Somtijds droeg hij een parelgrijze Mac-Farlane, en wanneer de wind in het kapje speelde, kreeg hij a.h.w. vleugelen gelijk een keizerlijke adelaar. 's Winters zag men hem met een bontmuts; hij droeg een hoge stijve boord. Hij was de dandy, de lord in het machtige grauwe Antwerpen.'
Ja, je kan hier natuurlijk ook een Altavista plegen, maar een toevallige verzameling is veel leuker, dat spreekt.

2.8.05

Koen Peeters en ik. een verzameling


[voor de recentste posts ivm Koen Peeters: klik]


Koen Peeters is de bomen, Koen Peeters is het bos. Ik zou ongelofelijk veel willen vertellen over de fijne boeken van Koen Peeters, overdag hoofd sponsoring bij de KBC-bank, 's avonds auteur van – ja – fijne boeken.

Ik las er de afgelopen maand 3 van de man: Conversaties met K. (8 juli), Het is niet ernstig, mon amour (15 juli) en Acacialaan (1 augustus), en dat maakt dat ik een en ander delen wil. Bovendien las ik eerder dit jaar ook nog De postbode (11 februari) en Mijnheer sjamaan (10 maart), in 2003 Bellevue/Schoonzicht, en in 1997 al een eerste keer Het is niet ernstig, mon amour. [Wat ik nog niet las? Bezoek onze kelders, een boek dat ik in het laatste jaar van de middelbare school op woensdagnamiddagen vaak uit het rek haalde in de bibliotheek, maar nooit mee naar huis nam.]

Maar het is zo veel, het is de bomen, het is het bos, en dan lees ik er op dit moment nog de eik van De Kapellekensbaan bij. Gelukkig ben ik ook alweer heel wat vergeten.

Over Koen Peeters en zijn boeken moet ik – zal ik – schrijven, en de psychologische barrière van het bos omzeilend zal dat in korte stukjes gebeuren; in stukjes die uitblinken in anekdotiek, speculatie, feitelijke irrelevantie, onnauwkeurigheid, onafheid en onvolledigheid. In stukjes die getuigen van een zin voor bos, wasco en meerjarenplannen. In stukjes die een verzameling vormen en onregelmatig en onverwacht komen, behalve dan het eerste, dat voor morgen is.


#1 (3.8.05)

De laatste woorden uit Acacialaan zijn: "sommmige dingen in dit boek zijn echt, en andere niet. (p175)"

Tja, zo gaat dat wel vaker in de literatuur. Of in de krant. Of op tv, bijvoorbeeld tijdens de live-uitzending van de Eneco-tour. Sommige dingen zijn echt, en andere niet. Bewust, onbewust, door onwetendheid of vergeetachtigheid. Niet dat het belangrijk is wat nu echt is en wat niet (behalve onder lezers van Dan Brown natuurlijk) maar soms krijg je door toevallige lectuur een dubbelcheck op een schoteltje. Bijvoorbeeld hier. Fragment [1] komt uit Acacialaan (p110), fragment [2] uit het voorwoord van Gerrit Borgers bij de uitgave van Paul van Ostaijens Music Hall in de Ooievaarreeks (nr 197/198, 3e druk, p8).
[1] In café Hulstkamp op De Keyserlei dronk ik koffie van een zilveren schaaltje. [...] In dit café kwam Gilliams in de jaren twintig en speelde Van Ostaijen schaak en domino. Maurice noteerde hoe hij Paul ontmoette, hij noemde hem 'Orpheus in Bierdermeier costuum'. Hij beschreef de extravagante kleren van de dandy: 'Hij werd aangegaapt om zijn onmodische rode das, om zijn roodfluwelen ondervest en zijn vreemde zwarte kleding. Somtijds droeg hij een parelgrijze Mac-farlane, en wanneer de wind in het kapje speelde, kreeg hij als het ware vleugelen gelijk een keizerlijke adelaar.

[2] Maurice Gilliams beschrijft zijn [Paul van Ostaijens] verschijning uit die dagen als volgt: ' 's Avonds, op de Keyserlei, ontmoette ik Orpheus in Biedermeiercostuum. Hij werd aangegaapt om zijn onmodische rode das, om zijn roodfluwelen ondervest en zijn vreemde zwarte kleding. Somtijds droeg hij een parelgrijze Mac-Farlane, en wanneer de wind in het kapje speelde, kreeg hij a.h.w. vleugelen gelijk een keizerlijke adelaar. 's Winters zag men hem met een bontmuts; hij droeg een hoge stijve boord. Hij was de dandy, de lord in het machtige grauwe Antwerpen.'
Ja, je kan hier natuurlijk ook een Altavista plegen, maar een toevallige verzameling is veel leuker, dat spreekt.


#2 (5.8.05)

Koen Peeters (Acacialaan p175):
Zijn [Gilliams'] huis in Antwerpen was een onopvallend rijhuis, géén kasteeltje of villa, en zijn straat is een lange smalle pijp, met amper ruimte voor een auto en een tram. De romantiek van zijn jeugd, die hij opriep in Elias, is enkel literair. Achteraan in Gregoria schrijft Gilliams: 'opeens ben ik mij ervan bewust, – het kasteel uit mijn kinder- en jongelingsjaren bestaat niet meer. Thans is het landgoed aan alle kanten bebouwd met kleine nederige woningen waarin de vijanden van mijn verleden geboren worden en sterven.' Die zin was voldoende om Acacialaan te schrijven, want: sommige dingen in dit boek zijn echt, andere niet.
Louis Paul Boon (De Kapellekensbaan p 16):
En ge hoest eens, en steekt uw papier in de farde waar ge het verhaal over de kleine ondine verzamelen zult, terwijl mossieu colson van tminnesterie zwijgt en afwacht als hij ziet dat de kantieke schoolmeester het hoofd schudt: ge spreekt wel van de konijnenberg die ik van hier kan zien, en van het niemandsbos dat ik door het open raam kan rieken, maar van het lelijke rijkemensenhuis op de konijnenberg maakt ge een kasteel waar een voor mij onbekende meneer derenancourt zou wonen. Dat versta ik niet: waarom zegt ge de dingen niet gelijk ze zijn, waarom mengt ge het één met het ander en koppelt ge aan bekende namen onbekende dingen en mensen, die verwarring brengen in mijn kantieke gedachten.

#3 (16.8.05)

17 juli, 20.10u, Parijs.-- Op de Place Saint-Gervais raap ik een papiertje op van het trottoir. Het is wit, vierkant, 9x9cm, en met zwarte pen beschreven op voor- en achterzijde. Iemand had zich voorbereid op een erg moeilijk gesprek, iemand had een en ander opgeschreven om bij het heetst van de emotie de woorden niet te vergeten, milderend medelijden te vermijden en een objectieve waarheid achter zich te weten. Ik raap het op, ik laat het zien aan lief; ik zit nog met Het is niet ernstig, mon amour in mijn kop en stop het in mijn tas, bij metro- en museumkaart. Later komt het tussen mijn eigen notitieblaadjes en volgeschreven enveloppen terecht, uiteindelijk op een stapeltje links op het bureau.

Ik houd het dus bij, ja, maar nu, een maand later, moet er iets gebeuren; de rest van de stapel links is al weggewerkt. Ik denk ik houd het bij en maak een verzameling in een ringmap, een plakboek met een gedeelte voor de originelen en een gedeelte voor de transcripties. Ik denk meer nog ik houd het bij maar dan geplakt op een houten plankje – naar de fruitboer voor een kist! – en overkleurd met wasco in primaire kleuren. Ik houd het bij tot later, tot een latere ik volwassen is en bezitter van zolder, kelder, fietsenhok waar het mooi aan de muur hangen kan. En ik stuur het op naar iemand in Nieuw-Zeeland, een vriend die ik nog niet ken.
transcriptie VOORZIJDE:

-le pacte de 2005 etait
je m'occupe du petit le
+ lngt possible et toi
tes etdudes. mais....

-> Salut. - vivre encore ensemble
jusque tu puisse subvenir
a tes besoin et louer un
appmt+ A [.?.] de ce mom
vivre sep[.?.]. ~ u.


transcriptie ACHTERZIJDE:

-> Jouissuer -> Pb
-> Repp espereé
-> je ne prx pu curie changé
-> OK je ne propose ps gr chose
mais queceque tu proposé
-> queq tu organise
-> Melon. / trumvan |
-> [-> pucté um sem -
-> Moi psy peut être / pas avnt Reuol suffissint
-> Toi moin sympa avec les autre
depuis 1 bon moment.
-> tes copains?
En lief zegt: ga je naar de fruitboer, neem dan een kistje mee. Voorwaar een waar woord!


#4 (17.8.05)


Ik bied u een voor en na aan, en ook een relevant stuk uit Het is niet ernstig, mon amour (p79). Verder: omdat ik niet wachten wil op kelder, zolder, fietsenhok, stuur ik het geheel naar Koen Peeters, aanstichter.


Neem een plankje, niet groter dan A4-formaat, en smeer dat in met lijm. Breng de dagbladfoto aan en rol met een fles alle plooien en luchtbellen weg. Wacht even tot de lijm droog is en bewerk de foto met waskrijt, tot je niet meer ziet dat er een foto onder zit. Laat aan de rand de naam van de fotograaf nog zichtbaar, dan beschuldigt niemand je van plagiaat.



#5 (28.10.05)


Vanmiddag fietste ik naar St.-Amandsberg om op zoek te gaan naar de Masereelstraat. Na een kwartiertje dwalen door het noordelijke hinterland van de Antwerpsesteenweg had ik haar al gevonden.

Dat ze bestaat weet ik sinds gisteren, toen ik er een kolom over las in het stadsmagazine, en dat ik naar die straat ging heeft alles met mijn verzameling over Koen Peeters te maken. Peeters leerde me Masereel kennen in Het is niet ernstig, mon amour; de cover is een houtsnede van Masereel en ook in de tekst wordt hij genoemd, ergens op een linkerbladzijde. Ik sla het boek voor u open en vind dadelijk het fragment:
In de middagpauze ontsnapten we naar buiten, en gingen we wandelen. We noemden hardop de namen van winkels en bedrijven die we passeerden. Beeldbuisfabriek Jacobini, confectieatelier Trentin, Mercedes-garage Carnewall, sigarenfabriek van het merk Farao. Een wandeling als een stoet van firmanamen. Wij van de wereldcongressen, zei Robert, de dweper die net Hergé had geruild voor Masereel. Was Masereel zoëven gestorven? Nee, Robert had gewoon een boek over hem gelezen. Frans Masereel, die leefde van 1889 tot 1972, was een Franssprekende Vlaming wiens houtsneden beroemd werden tot in China. Hij kapte in perehout de anekdotes van vriendschap en liefde, betogingen en oorlog, en van de mannen die de vrouwen bruut naar de borsten grijpen. Vanuit zijn atelier in Parijs beloerde hij met een kijker het spektakel in de straten. Robert tonde me in een boek die ene houtsnede: De kus. Hoog boven de stad leunt een vrouw uit haar raam en haalt een man aan die uit het raam van de overkant leunt. Zij kust hem innig. Het is indrukwekkend, zo'n liefde. (p 42-43)
De cover is De kus, maar dan in de beste traditie van de Belgische Mythologische kunst overkleurd met geel en rood.

Wat de Masereelstraat nog extra in mijn verzameling passen doet, is het basale feit dat het een straat is; en zoektochten naar straten zijn erg Koen Peeters. Om dat te illustreren zou ik graag citeren uit Acacialaan, maar dat boek staat niet in het rek, dat boek moet ik nog cadeau krijgen. Wat ik wel kan citeren uit Acacialaan is een irrelevante alinea die hier nog in een bestandje achtergebleven is:
Vincent gaat vandaag op schoolreis naar Brussel. Ik toonde hem gisteravond in een gidsje alles wat hij vandaag zal zien. Het parlement, het koninklijk paleis enzovoort, tot hij in slaap viel van mijn enthousiasme. (p ?)
Nadat ik de Masereelstraat zo snel gevonden had, wou ik ook het graf van Frans Masereel bezoeken op het Campo Santo, de indrukwekkende grafheuvel in Sint-Amandsberg. Dat bleek al heel wat moeilijker want het Campo Santo is een behoorlijk rommeltje – een mooi en nu in de dagen voor allerheiligen en allerzielen nog steeds rustig rommeltje, een heerlijk rommeltje onder een zomerse herfstzon, maar een rommeltje. Tenzij je op zoek bent naar de mastodont van Jan Frans Willems ben je daar een hele tijd zoet met het zoeken naar een graf. Een uur en een kwartier in mijn geval. De nabestaanden hielden het dan ook sober. Ik rustte enkele minuten uit op het bankje dat Masereels graf flankeerde en keek naar een vrouw die enkele etages lager een zerk verzorgde. Bedeesd nam ik een foto. Ik ging opnieuw zitten en zag een schoolklas passeren. Ik veegde wat bladeren weg. Ik kon naar huis. Straks eindigt de ramadam, dacht ik, ik fiets langs de Zondernaamstraat voor een nieuwe voorraad koeken – Ülker en Eti – dan kan een en ander gevierd worden.

PS: Vanaf vandaag (21 oktober) tot en met 15 januari 2006 is er een tentoonstelling van tekeningen, prenten en originele houtblokken van Frans Masereel in het museumpaviljoen van het Museum voor schone kunsten in Gent.
UPDATE: Ik kocht vandaag Masereels biografie door Joris van Parys. (winnaar Gouden Uil 1996)


#6 (11.11.05)


Koen Peeters schrijft meer dan boeken, hij schrijft een oeuvre. Hij verzamelt, verwijst, vult aan.

["Alles komt terug, maar anders." (Bezoek onze kelders p 62)] + [In november 2005 verschijnt Peeters' eerste dichtbundel Fijne motoriek bij Meulenhoff. Daar wordt naar uitgekeken.]


#7 (13.11.05)


Een uitbreiding:
Koen Peeters schrijft meer dan boeken, hij schrijft een oeuvre. Hij verzamelt, verwijst, vult aan. (11 nov)
Want ja, het is waar. Peeters individuele roman is niet Life of Pi, Mijn kleine oorlog of Hoe oma plots verdween; de Acacialaan is de Kapellekensbaan niet, maar het geheel, het verzamelde kluwen, de hele woonwijk van Peeters boeken, heeft een meerwaarde op de som van de delen en is meer, aanzienlijk meer dan de moeite waard. Zoals een banaan en een kiwi samen gemengd fruit worden – en zoals dat meer is dan een banaan en een kiwi – zo zijn boeken als De postbode en Bezoek onze kelders samen meer dan twee boeken.

Koen, achter je!
Zet ook uw hart niet uit bij het zien van een auteursportret genomen voor een levensgroot okapi-schilderij? Suddert dan ook bij u niet de voortdurende sympathie voor de auteur en zijn universum? Houdt het ook u niet warm tijdens deze herfst? Ja toch. Ik durf te geloven dat we het eens zijn.


#8 (18.01.06)


Ik geef grif toe dat het niet de meest geslaagde regel uit Fijne motoriek is, maar hij blijft een bron van vreugde. Bliksem en Koen Peeters. Dat is zelfs dubbele vreugde, dat is – zo stel ik me voor – als Okapi Aalst.
Straten van rivieren. De hemel licht op met aders giftig als pickles.
(uit: Koen Peeters Fijne motoriek. Amsterdam-Antwerpen: Meulenhoff-Manteau, 2005. p 37.)



#9 (22.01.06)


[Ik kookte hutsepot met spiegeleieren. Ik maakte een boodschappenlijst (boter, eieren, oordopjes) en dacht: als ik nu eens ongeveer 50 woorden verzamel die ik hier en nu, wijlst kokend en een boodschappenlijst schrijvend, associeer met Koen Peeters, en als ik die lijst dan in alfabetische volgorde zet, wat krijg ik dan?]
Aalst - Acacialaan - autoradioweerbericht - banaan - Belgische mythologische kunst - België - Boon - Boudewijn - brief - Brussel - correspondentie - cursus - Dagerman - DWB - Elsschot - fabriek - gummi - Gilliams - handleiding - Hergé - hondjes - IRC - K. - kanaal - kantoor - Kapellekensbaan - KBC - kelder - Kongo - koning - kunst - mailart - Marchand - Maria van Dam - Masereel - meisjesbillen - Nescio - okapi - post - Robert - straten - sjamaan - theorie - titaantje - tricoloor - verantwoording - verzamelen - wandelen - werkhuizen - Zaïre
[Binnen een maand of zes doe ik het opnieuw (koken, schrijven, verzamelen). Want dat is interessant. Toch?]


#10 (23.01.06)


Het is 15.36 uur. Ik zit met een laptop en kilo's, echt kilo's paperassen in het café van het Kaaitheater. Ik werk, ik zwoeg. En dat terwijl hier om de hoek de hoofdkantoren van de KBC zijn, in een uithoek van mijn tas Bellevue/Schoonzicht zit, en één van de urinoirs uitgerust is met een mikzwijn – bijna gedichtendag, inderdaad.


#11 (25.01.06)


Ik ontmoette een vrouw wier favoriete tv-programma Mooi en meedogenloos was, dat vergat ik nog te zeggen toen ik het gisteren had over werken en zwoegen. Ze was heerlijk enthousiast. Ik kijk graag naar snooker op tv, was wat ik zei. Mager leek dat.

Wat ik gisteren, werkend en zwoegend dus aan de Place de Sainctelette, nog niet wist, was dat mijn bladwijzer in Bellevue / Schoonzicht amper 10 pagina’s voor deze zinnen zat:
Aan de Sainctelette steken ze het kanaal over.
[…]
Hoe strategisch geplaatst, hoe bestudeerd zijn de logo’s om hen heen. De gekleurde rolletjes van Carpetland, de blauwe smartie van Kredietbank, Zanussi ginds en het Citroën-logo rood tollend als een lolly. (p 71-72)
Een halve bladzijde ervoor heb ik dit aangestreept; nu ik toch aan het citeren ben:
‘Laat je koffie staan, Robert, je bent nerveus. Steek je croissant op zak, we vertrekken.’ (p 71)
Maar dat las ik maandag dus niet. Dat las ik allemaal net. Dat de tijd vliedt, dacht ik erbij, want maandag is ondertussen al niet meer gisteren en Carpetland is Carpetright. En wie kent nog de “smartie van Kredietbank” (p 72) of de “CERA-blauwe lijn” (p 111). Wie kan vandaag de dag nog op een bus verkondigen dat “de Apocalyps die oorspronkelijk voorzien was voor negen uur zevenenvijftig […] vermoedelijk een vertraging van tien tot vijftien minuten [heeft]” en daarmee enkel beschaafd gegrinnik en rustige blikken veroorzaken? Er zijn veel gisterens nodig om opnieuw in 1997 te geraken, bijna 3000, en toch is 1997 nog erg vers. Ik las Het zinneloze zeilen van Brusselmans in de tuin van mijn ouders en voor de eerste keer Nescio, op een bank bij het Albertkanaal.

U zucht, ik ook. Nu nog een bliksem-Peeters-combinatie, een foto van de 73 nietjes die mijn Leitz 5501 stukbeet op enkele stapels papier, een groen bannertje, en dan te bed.
Robert schudde opnieuw het hoofd. 'En ik die dacht dat jij tegen elke vorm van nationalisme was.'
'Hoe kun je nu tegen de bliksem zijn, of bij decreet de griep afschaffen. Nee, maar wie me wel misselijk maken, zijn de mensen die van dat groepsgevoel gebruik maken. De mannetjes aan het hoofd...' (p 87)
de Leitz 5501 kan het niet aan


#12 (07.02.06)


De afgelopen dagen kreeg ik heel wat cadeaus. Leuk is dat, zelfs al is Valentijn pas over een week.

Father Ted gaf me twee bliksems:
Nadat hij Fischer met een 25 meter lang koord had gezekerd, overreedde Lopsang zijn vriend niet te springen en toen zette hij hem langzaam in beweging richting Zuidcol. 'Storm is heel erg nu,' gaat Lopsang verder. 'Boem! Boem! Twee keer, als geluid van geweer, grote donder. twee keer slaat bliksem vlak bij mij en Scott in, keihard, doodsbang.' (uit: Jon Krakauer De ijle lucht in. Prometheus, 1998. p 199.)

En daar kwam de volgende, die spleet Kenneth’s perenboom in tweeën, dus ik rende de schuur in en wachtte tot de bliksem een pitttig eindje weg was en ging toen bij Oud Egypte kijken. Hij bewoog niet meer, maar hij was ook niet dood, nog niet. (uit: Annie Proulx Accordeonmisdaden. De Geus, 1996. p 415.)
Ook Cockie vond bliksem: in Het leven van Pi. Twee bladzijden vol (1-2) stuurde ze me. Ik citeer hier de eerste relevante paragraaf. Meer nog: ik citeer hem twee keer, ook een keer uit mijn Engelstalig exemplaar, want – eerlijk is eerlijk – Life of Pi is zowat het beste dat ik de afgelopen vijf jaar las en dat verdient lof. En herhaling. Life of Pi is zowat het beste dat ik de afgelopen vijf jaar las.
Op een keer bliksemde het. De hemel werd zo zwart dat het wel nacht leek. De regen viel met bakken uit de lucht. In de verte hoorde ik onweer. Ik dacht dat het daarbij zou blijven. Maar toen stak er een wind op die de regen alle kanten op blies. Vlak daarop knetterde er een witte splinter naar beneden die het water doorboorde. Het was een eind bij de sloep vandaan maar de gevolgen waren haarscherp te zien. In het water vertakten zich een soort witte wortels; even stond er een schitterende hemelse boom in de zee. Ik had niet gedacht dat zoiets mogelijk was, bliksem die inslaat op zee. De donderslag was ontzagwekkend. De lichtflits was onvoorstelbaar fel. (uit: Yann Martel Het leven van Pi. PCM pockets, 2005. p 234.)

Once there was lightning. The sky was so black, day looked like night. The downpour was heavy. I heard thunder far away. I thought it would stay at that. But a wind came up, throwing the rain this way and that. Right after, a white splinter came crashing down from the sky, puncturing the wather. It was some distance from the lifeboat, but the effect was perfectly visible. The water was shot through with what looked like white roots; briefly, a great celestial tree stood in the ocean. I had never imagined such a thing possible, lightning striking the sea. The clap of thunder was tremendous. The flash of light was incredibly vivid. (uit: Yann Martel Life of Pi. Edinburgh: Canongate, 2002. p 232.)
Een erg goed boek, dat Life of Pi; zowat het beste dat ik de afgelopen vijf jaar las.

En dan was er vorige week natuurlijk ook het cadeau van Koen Peeters [Van Koen Peeters!!!?!] Ja, van Koen Peeters. [Leuk!] Jazeker. Een brief, wat spulletjes en een "schone synoptische tabel [...] om de Wereld beter te begrijpen." Dank aan hem, dank aan alledrie. Dat spreekt.

zeer hartelijk,


#13 (17.02.06)


SCENE 1. A desert place.
Thunder and lightning. Enter three witches


First Witch
When shall we three meet again
In thunder, lightning, or in rain?

Second Witch
When the hurlyburly's done,
When the battle's lost and won.

Third Witch
That will be ere the set of sun.

First Witch
Where the place?

Second Witch
Upon the heath.

Third Witch
There to meet with Macbeth.

First Witch
I come, Graymalkin!

Second Witch
Paddock calls.

Third Witch
Anon.

ALL
Fair is foul, and foul is fair:
Hover through the fog and filthy air.


Exeunt

(uit: William Shakespeare MacBeth. Act 1, scene 1)
Gekregen in mijn reactiedoos van ene Afra, ongetwijfeld een aangenaam, mooi en jong persoon. Net als Eddy die vorige week de weg wees naar een interview met Peeters op Kunststof en daarbij naar een okapi van Peeters. [Lief over die okapi: "Ik vind dat wel een betere zebra dan uw zebra." U zucht mee, maar toch: ik hou van haar.]

Ook aangenaam, mooi, jong en in de reactiedoos: Jan van Mersbergen: "Over de bliksem: daar zal ik bij mijn volgende boek ook aan denken." Klantenbinding uit de 21e eeuw, dat is het, maar wel aangenaam.


#14 (13.06.06)


Toen het vanochtend nog niet overdreven heet was, bleef ik staan in de Rue de l'Intendant / Opzichterstraat. Ik keek naar de zwaluwen en hoe ze af en aan vlogen en af, opnieuw. Aan.

De nacht ervoor had ik Black Swan Green van David Mitchell uitgelezen [Het lovends dat daar over verteld wordt is waar.] en hoe anders, dacht ik, is Mitchell lezen van Koen Peeters lezen? Hoe anders is dat van kijken naar zwaluwen? En zou ik louter uit het profiel tijdens de vlucht, zonder te kijken naar omgevingen, biotopen, nesten of geluiden een gierzwaluw van een huis-, boeren- of oeverzwaluw kunnen onderscheiden? Zou ik dat kunnen? Zou ik dat kunnen?

Black Swan Green is – ook net onder de douche dacht ik er weer over na – zeer de moeite, dat staat vast, ook al zit ik met een probleem bij de portefeuille-verhalen. Verder merkte ik dat ik uitslag heb op mijn borst. Ja, en helaas, ook dat staat vast.
If i fell, it was smash through a glass pane and slam on a concrete floor. Unless I got impaled on a tomato cane, like the priest in The Omen who gets spiked y a falling lightning conductor. (p 171-172)

'What happpened there?'
'Thunder, lightning, hailstones, fireballs. Biggest storm in years. (p 222)
David Mitchell Black Swan Green. Spectre, 2006.


#15 (10.07.06)


Zelden zag ik zoveel drank vloeien in een jeugdboek als in Het huis aan de Bargiekaai van Henri van Daele. Er wordt gedronken, genipt, gezopen; tafelbier, jenever, whiskey, Carlsberg, export. Vooral export. De eerste export komt al op p 14 en later volgen er nog liters, liters, liters. Vreemd dan dat het op p 144 – dat is 8 bladzijden voor het einde – plots een sterretje krijgt (*een soort bier).

Jawel, ze zorgen steeds weer voor mysterie en vertier, de verklarende woordenlijsten van Henri van Daele. Want er is ook een geprotesteerde wissel* (p 93), met sterretje maar zonder verklaring achteraan.

Waar, zo vraag ik me af, zitten de redacteurs en revisoren als we ze nodig hebben? Op welk Grieks eiland, in welk hotel? Of misschien op Madeira all-inclusive en in hun hand een pint, in een zwembad hun voeten. We moeten ze terugroepen, hun loon intrekken en hun billen tuchtigen met een riet.

Waar de bliksems zitten, is daarentegen wel erg duidelijk:
'Dertig, veertig misschien,' zeg ik.
Nonkel Richard kan bliksemsnel rekenen. 'Dat is ook geen vetpot!' (p 15)

Uit de deur van Het Vaderland komt een bijzonder dikke dame gestuiterd met een wit schortje voor. Als ze nonkel Richard ziet, blijft ze als door de bliksem getroffen staan, klapt in de handen en zegt: 'Richard!' (p 80)

Met open mond sta ik me te vergapen aan dat schouwspel, minutenlang.
De naald tikt in de groef, maar als de bliksem start ik de grammofoon opnieuw. (p 151)
En nu neem ik de fiets voor een toeristische tocht naar de Bargiekaai, als was Van Daele Boon en ik Peeters. Ik zal er opschrijven aan de huizen. Het is vakantie. Ik ben toerist.

Henri van Daele Het huis aan de Bargiekaai. Lannoo, 2005.


#16 (10.07.06)


niet klikkn
niet klikkn
niet klikkn
Onder elkaar:
- huizen zoals ze staan op de voorflap van Henri van Daeles Het huis aan de Bargiekaai
- huizen zoals ik ze vanmiddag in Gent vond aan de Sint-Antoniuskaai
- een gezellige kaart met daarop links de Bargiekaai, rechts de Sint-Antoiniuskaai en mooi ertussenin een schematische voorstelling van een gefrankeerde brief

Grotere foto's staan hier en hier. Was Henri van Daele Dan Brown, dan was dit wereldnieuws. Gelukkig is dat niet zo en kunnen we volstaan met een citaat van Dimitri Verhulst:
Feit en fictie zijn nu eenmaal de ingrediënten van de roman, het is aan de kok om te kiezen tussen snuifje en pollepel. [uit: De Gids van maart 2006 (p 234 of 235)]



#17 (05.09.06)


Ik zat weer met papierwerk, koffie en Orval in het café op de Sainctelette. Dat was een tijd geleden, besefte ik, maar ik werk niet langer waar ik werkte; ik werk nu waar ik werk.

Er werd een sollicitatiegesprek gevoerd aan de tafel rechts van mij. J was aan het rits afgestudeerd als regisseur en zocht een job, bij voorkeur deeltijds. Zwiepte hij minder met zijn handen, hij zou er één kunnen krijgen. Nu kreeg hij iets als een kluitje. [Hij zwiepte echt verschrikkelijk met zijn handen.]

Wat zeer vreemd is, dacht ik bij het urinoir, is dat de Sainctelette altijd aanzet tot schrijven. Altijd. Het weer is hier ook altijd net iets vriendelijker. Vlak daarna dacht ik: waar is mijn gsm? Waar is mijn gsm? Fuck.

een aantekening op een envelop
Mijn gsm zat in mijn achterzak; ik begrijp nog steeds niet hoe dat kon gebeuren en vreemd is ook dat ik hem pas voelde toen heel mijn tas ondersteboven gehaald was. Meevaller bij het zoeken was wel dat volgende notitie uit mijn tas bovenkwam.
in de basiliek v. Koekelberg: HENRI-JOSEPH HOLEMANS maakte een kelk uit zilver, verguld zilver en malachiet
Ik schreef het ooit op een envelop. In die envelop zaten pleisters.


#18 (11.09.06)


[Wat ook leuk is: boeken herlezen en passages herkennen die je de keer ervoor overschreef. En die passages opnieuw willen overschrijven.
Wat konden we doen? Moesten we baldadig worden, alle glas stukslaan? En daarna de stad in gaan en in de cafés ruzie zoeken met volk dat veel sterker was dan wijzelf? (uit: Koen Peeters De postbode. Meulenhoff/Kritak, 1993. p 15.)
Ik miste er bijna mijn station door. Op het perron zong ik van Ben, het leven en het kinderspel. Kip siste in pannetjes op het plein en bij de fietsenstalling noteerde ik deze zin op een oud treinticket, geldig voor een reis heen en terug: "Kip siste in pannetjes op het stationsplein." De straatlantaarn scheen geel. Ik fietste naar huis.]


#19 (15.09.06)


Vanavond begon ik aan een boek te werken. En zie in mijn verbeelding de huizen waarlangs wij gaan, werd de eerste zin; het paginanummer dadelijk vijf. Spannend. [En nu meer witte plakkaatverf zorgen. Sappige. Verse.]


#20 (06.10.06)


Vannamiddag kocht ik kaarten voor de zesdaagse van Gent. [jeuj] Ik zocht in mijn evernote naar de term zesdaagse en kwam terecht bij de fluiter. Ja, de fluiter, hij wordt wel eens vergeten maar hij blijft bestaan. Als Elvis.

Vanmorgen had ik een afspraak met M. in Molenbeek. M. had haar zoon van vier meegebracht en hij zei goeiemorgen tegen me [jeuj] en kin en bril en vier en spin en vis. Toen ze naar huis gingen zei hij tot ziens en dag, daaag.

Gisteravond vond ik in de brievenbus een brief van Koen Peeters; op de envelop een stempel van het IRC. [jeuj] Het was een hele tijd geleden dat ik nog eens een brief opende met een steakmes en niet met een wijsvinger of een sleutel. Het is een schone brief, net als de vorige.


#21 (08.10.06)


Ook Koen Fillet doet aan straattoerisme. En het mooie en toevallige toeval is: hij draagt er geheel onbewust mee bij tot mijn Koen- Peetersverzameling. [jeuj]


Appendix.
Peetersgerelateerde Citaten uit:

-Anoniem, handgeschreven briefje uit Parijs. Waarschijnlijk uit 2005.
-Louis Paul Boon, De Kapellekensbaan. Amsterdam/Antwerpen: De arbeiderspers, 1996.
-Koen Peeters, Bezoek onze kelders. Amsterdam|Leuven: Meulenhoff|Kritak, 1991.
-Koen Peeters De postbode. Amsterdam|Leuven: Meulenhoff|Kritak, 1993.
-Koen Peeters, Het is niet ernstig, mon amour. Amsterdam: Meulenhoff, 1996.
-Koen Peeters & Kamiel Vanhole, Bellevue / Schoonzicht. Amsterdam: Meulenhoff, 1997. (tweede druk voor het dagblad De Morgen)
-Koen Peeters, Acacialaan. Amsterdam: Meulenhoff, 2001. (26e druk)
-Koen Peeters, Fijne motoriek. Amsterdam-Antwerpen: Meulenhoff-Manteau, 2005.
-Koen Peeters, persoonlijke brief aan mij geadresseerd en gedateerd op 25 januari 2005 (sic). Ontvangen op 30 januari 2006.
-Henri van Daele Het huis aan de Bargiekaai. Tielt: Lannoo, 2005.
-Paul van Ostaijen, Music-Hall. Den Haag: Bert Bakker / Daamen N.V. (Ooievaarpocket nr 197/198), 1964. (3e druk)
-Joris van Parys Masereel, een biografie. Antwerpen: Houtekiet, 1995.