27.1.09

zeer oké
Mooier zijn ze bij Neil Drabble. [Via Occy.] En wellicht ook interessant om te weten: ik maakte net een pot heerlijke soep – u wou dat u hier was.

25.1.09

Ik citeer uit Bob den Uyls Opkomst & ondergang van de Zwarte Trui (Querido, 1982.). Omdat het moet.

Als de trein België binnenrijdt zie ik dat mijn grote droom, het dwars oversteken van dit land van dak tot dak met behulp van een vijf meter lange plank of ladder, steeds meer in het stadium van uitvoerbaarheid raakt. Dat zou mooi van pas komen, want mijn tweede droom – het winnen van de Tour de France – heb ik al lang geleden moeten afschrijven.

24.1.09

de Bagattenstraat / Gent

De paden op, de straten in! Ik had mijn fietspomp in mijn schoudertas gestoken en liep strak in de pas naar de Bagattenstraat, want op het einde van die straat stond mijn fiets – die nog steeds niet Koen heet – stond mijn fiets dus plat te staan. Gezusters Lovelingstraat, Willem Tellstraat, Bagattenstraat, Vooruit. Haha, ja, ik was goedgezind en hier en daar zongen koolmezen alsof het al lente was.

Er is een school in de Bagattenstraat met aan de straatkant een speelplaats/voetbalveldje en tussen die speelplaats en de stoep staat er een hek en een rij boompjes. Toen ik even stilstond, want zo heel jong ben ik toch ook niet meer, zag ik in die boompjes, op zo'n 40 cm voor mijn gezicht, twee goudhaantjes zitten friemelen. Jaha, zomaar in de Bagattenstraat. Het geluk friemelt op straat.

Mijn fiets stond er nog. Ik was niet vergeten dat mijn fietspompslurfje niet meer heel vast op mijn fietspomp paste en had daarom een stuk binnenband met een gaatje erin meegenomen als tussenstuk – ingenieus! – maar tot voldoening stemmen deed het niet. Het bleef behelpen en beter dan halfzacht kreeg ik de banden niet. Ik moest een nieuwe oplossing zoeken, liefst bergaf.

De Walpoortstraat af, halfzacht, en altijd rechtdoor tot Bij Sint Jacobs, Steendam. Er zit daar namelijk een fietsenman. [Nu zijn er wel fietsenzaken dichterbij, maar de meeste fietsenzaakmannen zijn erg stugge en moeilijke mensen. Het komt eropaan zorgvuldig je fietsenman te kiezen en er langzaamaan een zekere stille verstandhouding mee op te bouwen. Ik woon al 11 jaar in deze stad, was al klant in vijf verschillende fietsenzaken, maar ben nog steeds niet zeker met welke het echt zou kunnen werken, bij wie ik eventueel, als er iets drastisch zou gebeuren met de fiets die nog steeds niet Koen heet, een nieuwe Vos zou kunnen halen. Vandaag koos ik voor de eerste keer voor de fietsenman aan Steendam.]

Ik vroeg de fietsenman of hij fietspompslurfjes verkocht zonder fietspomp erbij. De man begreep direct wat ik bedoelde (+1) maar kon me niet helpen met aparte slurfjes (-1). Wel verkocht hij eenvoudige pompen met goedpassende slurfjes (+0, want dat is wel het minste) voor € 2,90 (-1). De man was niet goed geschoren (+1). Ik gaf hem mijn goede pomp met slecht slurfje cadeau. Het stukje binnenband kon ik zo snel niet vinden in mijn tas, anders had hij het ook gekregen. Hij bedankte me (+1), ik bedankte hem.

Ik dacht aan de goudhaantjes en wandelde het centrum door, naar de broodjeszaak/koffiebar bij de Verlorenkost. De nieuwe pomp had ik veilig in mijn tas gestopt. Als je door de Nederkouter naar de Verlorenkost wandelt, heb je aan je linkerkant de Bagattenstraat. Toen ik de kasseien zag, besefte ik dat ik mijn fiets – hoe zal hij toch heten? – niet bij me had. Die was ik bij Sint Jakobs vergeten, alleen, met halfzachte banden nog wel, en heel wat verder van huis dan vanochtend.

Om half zeven wandelde ik weer naar Sint Jacobs. Ik vond het zeer donker. Om één of andere reden had ik mijn pomp niet bij me. Onderweg kocht ik in de Delhaize op de Kouter een Pizza Prosciutto van het merk Delhaize. Die was niet zo lekker.

Voor straks heb ik nog chocolademousse.

op Waldemarsudde

Wat ook mooi is: The Crying Light, de nieuwe cd van Antony & the Johnsons. Nog steeds in de luisterpaal van 3voor12.

23.1.09

het Rouppeplein / Brussel

Er is een verhaal van Kamiel Vanhole dat ongeveer zo begint: Ik sta op het Rouppeplein in Brussel en heb geen idee meer waarom. Je kan me geen fan of kenner van Vanholes werk noemen, maar interessant vind ik hem wel. Door de cultuur van het wandelen bijvoorbeeld, het reizen, het lezen, en door de band met Koen Peeters; door plaatsen als Brussel, de Borinage, het kanaal naar Charleroi.

Op het Rouppeplein denk ik wel eens aan hem, en dan meteen ook aan Baudelaire. Vandaag bijvoorbeeld. Ik had de trein van 8.15u naar Brussel genomen en stond om 9.10u op het Rouppeplein; ik zou daar een vergadering bijwonen, dacht ik. Jammer was dat ik de enige was met dat idee. Een mens schrijft soms jammerlijke onwaarheden in zijn agenda, of – en dat is waarschijnlijker – heel wat mensen vergeten jammerlijkerwijs heel wat in hun agenda te schrijven. Het één of het ander, maar ons erin verdiepen heeft geen zin. Feit is: ik wist plots niet meer wat ik op het Rouppeplein kwam doen. Langer blijven gaf geen pas dus nam ik in Anneessens tram 4 terug naar het Zuidstation, kocht een krant en een koffie. [In de koffiezaak zag ik F., stel je voor. Hij had net een belegd broodje gekocht en zou de trein van 10.25u naar Keulen nemen. We spraken over de griep en de banken.]

Overbodige treinritten van en naar Brussel zijn cadeaus in leestijd. Nu De welwillenden (Jonathan Littell) uit is, gaat er weer een wereld van mogelijkheden voor me open. Korte, snelle boekjes wil ik nu. Bob den Uyl, zoiets, of Laurent Graff, of iets over Muminpappan. Ik begin met Opkomst & ondergang van de Zwarte Trui (Bob den Uyl), want het titelverhaal van die bundel gaat over fietsen en een belangrijke rol is er voor koningin Fabiola, en speelt het niet in de Borinage? Als je oppervlakkig diep over Bob den Uyl en Kamiel Vanhole zou nadenken, over leven en werk, zou je kunnen vermoeden dat ze dezelfde persoon waren.

Weer in het thuisstation reed ik naar de bibliotheek voor nieuwe boeken [Den Uyl, Graff] en nieuwe boetes [€0.30] en ik wou ook de banden van mijn fiets [die wellicht toch geen koen gaat heten] oppompen aan de luchtautomaat rechts. Natuurlijk was er weer wat mis met die pomp – wat ik natuurlijk pas merkte nadat ik door het gewrik en gepas alle lucht uit de band geperst had. Geen zucht bleef er over. Niets. Maar ook daar weid ik beter niet over uit. U kent het leven zo ook wel. Ik vertel niets nieuws, nee. Ik stalde mijn platte fiets aan de Vooruit en ging voor een koffie naar de Marimain. Er werd muziek van The Police gespeeld, ik begon in Opkomst & ondergang van De Zwarte Trui.

[Ik glimlachte: 'Meine Herren, ik weet niet uit welke holen u omhooggekropen bent, maar ik raad u aan daar als de bliksem weer in terug te keren. Ongedierte heeft in Duitsland geen bestaansrecht meer.' (uit: Jonathan Littell De welwillenden. De arbeiderspers, 2008. p 747.)]

[De zogenaamde in die bloemlezing bijeengebrachte dichters waren een stel verwaande melkmuilen die verantwoordelijk waren voor grenzeloze banaliteiten waartussen hier en daar een eenzame metaforische bliksemflits flikkerde, het werk van de verhitsten onder hen. (uit: Félix de Azua De geschiedenis van een idioot door hemzelf verteld, of De inhoud van het geluk. Contact, 1989. p 59.)]
van Occy

9.1.09

naturhistoriska riksmuseet / Stockholm

Stora Hundudden

In Åhléns hadden we een thermosfles gekocht om hete thee te kunnen meenemen op onze wandelingen door de stad. We liepen er Djurgårdsbrunnsviken en Djurgårdsbrunnskanalen mee af, de westenwind in de rug, langs de noordelijke oever tot aan Stora Hundudden. De zon scheen. Het was oudejaarsochtend. In een rozenbottelstruik bij de aanlegplaats van Måsenborg zat een groep pestvogels luidruchtig te eten – een vijftiental exemplaren waren er. Toen we ze opschrikten vlogen ze een eik in. Soms kwam er één kort naar beneden om wat te drinken op het ijs of nog een vrucht te nemen. Om hun geluid niet te vergeten, maakte ik er een mooie dierenfilm van.

Op de terugweg naar de stad, langs de zuidelijke oevers ditmaal, zagen we in de kale boomkruinen bij Isbladkärret de nesten van een reigerkolonie. Dat deed me denken aan de zoo van Berlijn. Nelders zag ik ooit zoveel reigers bij elkaar als in en rond de treurwilgen daar. Ook bij het kasteel van Ooidonk, in Bachte-Maria-Leerne zou een stevige reigerkolonie zijn. Bachte-Maria-Leerne is natuurlijk geen Stockholm, geen Berlijn, maar op fietsafstand ligt het wel.

Vete-katten

Koffie-en-gebakhuis Vete-katten is, zo zei Eva K., niet alleen Vete-katten, de meelkat, maar ook Det-vete-katten, wat iets is als Joost-mag-het-weten. Zeer interessant is ze, die Eva K.

7.1.09

vurma / Stockholm

6.1.09

Eva K.

Tegenwoordig heb ik een kennis in Stockholm, ze heet Eva K. [Eva K. en ik weten erg weinig over elkaar, bijna niets. Ik weet dat ze kleinkinderen heeft en sinds twee maanden een nieuwe vriend: Ola. Ola, kan je denken, dat is ijscreem, maar in Stockholm is dat niet zo, daar is ijscreem GB Glace.]

Ik ging met mijn vriendin, met Ola en met Eva K. koffie drinken in Vete-katten aan Kungsgatan in Stockholm. Heel de stad stond er te wachten tot er een tafel vrijkwam en toen dat uiteindelijk gebeurde, was Eva K. iedereen voor, was zij er als eerste bij om te gaan zitten. “Jag,” zo zei ze tegen mijn vriendin, tegen mij, tegen Ola, “är snabb som blixten.”

Het is nu al een dierbare kennis, die Eva K.