25.1.06

één en ander wordt rechtgezet

Ik had het over 73 nietjes in mijn vorige post, maar dat was – u had het al lang door natuurlijk, u kent het Leitz-gamma ook – niet meer dan een schatting, een slechte schatting zelfs.

ja, hij kan het niet aanOmdat het perenblog kritisch-constructief en realistisch-ambitieus wil zijn, hierbij een rechtzetting: het waren er 104. Zo. En excuses [, Michel, excuses.]

Ik ontmoette een vrouw wier favoriete tv-programma Mooi en meedogenloos was, dat vergat ik nog te zeggen toen ik het gisteren had over werken en zwoegen. Ze was heerlijk enthousiast. Ik kijk graag naar snooker op tv, was wat ik zei. Mager leek dat.

Wat ik gisteren, werkend en zwoegend dus aan de Place de Sainctelette, nog niet wist, was dat mijn bladwijzer in Bellevue / Schoonzicht amper 10 pagina’s voor deze zinnen zat:

Aan de Sainctelette steken ze het kanaal over.
[…]
Hoe strategisch geplaatst, hoe bestudeerd zijn de logo’s om hen heen. De gekleurde rolletjes van Carpetland, de blauwe smartie van Kredietbank, Zanussi ginds en het Citroën-logo rood tollend als een lolly. (p 71-72)
Een halve bladzijde ervoor heb ik dit aangestreept; nu ik toch aan het citeren ben:
‘Laat je koffie staan, Robert, je bent nerveus. Steek je croissant op zak, we vertrekken.’ (p 71)
Maar dat las ik maandag dus niet. Dat las ik allemaal net. Dat de tijd vliedt, dacht ik erbij, want maandag is ondertussen al niet meer gisteren en Carpetland is Carpetright. En wie kent nog de “smartie van Kredietbank” (p 72) of de “CERA-blauwe lijn” (p 111). Wie kan vandaag de dag nog op een bus verkondigen dat “de Apocalyps die oorspronkelijk voorzien was voor negen uur zevenenvijftig […] vermoedelijk een vertraging van tien tot vijftien minuten [heeft]” en daarmee enkel beschaafd gegrinnik en rustige blikken veroorzaken? Er zijn veel gisterens nodig om opnieuw in 1997 te geraken, bijna 3000, en toch is 1997 nog erg vers. Ik las Het zinneloze zeilen van Brusselmans in de tuin van mijn ouders en voor de eerste keer Nescio, op een bank bij het Albertkanaal.

U zucht, ik ook. Nu nog een bliksem-Peeters-combinatie, een foto van de 73 nietjes die mijn Leitz 5501 stukbeet op enkele stapels papier, een groen bannertje, en dan te bed.
Robert schudde opnieuw het hoofd. 'En ik die dacht dat jij tegen elke vorm van nationalisme was.'
'Hoe kun je nu tegen de bliksem zijn, of bij decreet de griep afschaffen. Nee, maar wie me wel misselijk maken, zijn de mensen die van dat groepsgevoel gebruik maken. De mannetjes aan het hoofd...' (p 87)
de Leitz 5501 kan het niet aan


24.1.06

Het is 15.36 uur. Ik zit met een laptop en kilo's, echt kilo's paperassen in het café van het Kaaitheater. Ik werk, ik zwoeg. En dat terwijl hier om de hoek de hoofdkantoren van de KBC zijn, in een uithoek van mijn tas Bellevue/Schoonzicht zit, en één van de urinoirs uitgerust is met een mikzwijn – bijna gedichtendag, inderdaad.

22.1.06

ons kent ons

De mensen; ze zijn soms zo goed voor malkander. Een ingezonden mededeling van Father Ted:

'Een zwarte slang met zijn buik omhoog op een hek of op de middenberm brengt regen, hoe blauw de hemel ook lijken mag! Dat weet iedereen!' Precies op dat moment wordt de snackbar verlicht door een bliksemflits, gevolgd door een dreigende donderslag. 'En als het regent krijgen we het allemaal drukker dan een eenarmige behanger!' (uit: J.T. LeRoy Sarah. De Geus, 2004. p 63.)
Waarvoor dank.

ongeveer vijftig

[Ik kookte hutsepot met spiegeleieren. Ik maakte een boodschappenlijst (boter, eieren, oordopjes) en dacht: als ik nu eens ongeveer 50 woorden verzamel die ik hier en nu, wijlst kokend en een boodschappenlijst schrijvend, associeer met Koen Peeters, en als ik die lijst dan in alfabetische volgorde zet, wat krijg ik dan?]
Aalst - Acacialaan - autoradioweerbericht - banaan - Belgische mythologische kunst - België - Boon - Boudewijn - brief - Brussel - correspondentie - cursus - Dagerman - DWB - Elsschot - fabriek - gummi - Gilliams - handleiding - Hergé - hondjes - IRC - K. - kanaal - kantoor - Kapellekensbaan - KBC - kelder - Kongo - koning - kunst - mailart - Marchand - Maria van Dam - Masereel - meisjesbillen - Nescio - okapi - post - Robert - straten - sjamaan - theorie - titaantje - tricoloor - verantwoording - verzamelen - wandelen - werkhuizen - Zaïre
[Binnen een maand of zes doe ik het opnieuw (koken, schrijven, verzamelen). Want dat is interessant. Toch?]

18.1.06

Ik geef grif toe dat het niet de meest geslaagde regel uit Fijne motoriek is, maar hij blijft een bron van vreugde. Bliksem en Koen Peeters. Dat is zelfs dubbele vreugde, dat is – zo stel ik me voor – als Okapi Aalst.
Straten van rivieren. De hemel licht op met aders giftig als pickles.
(uit: Koen Peeters Fijne motoriek. Amsterdam-Antwerpen: Meulenhoff-Manteau, 2005. p 37.)

17.1.06

Als een vliegende draak.
Snel!
Als een pijl uit een indianenboog.
Bliksemsnel!
Als een arend klimt hij hoger en hoger. Boven de daken van de huizen. Boven de toppen van de bomen. Hoger en hoger. Dichter naar de wolken toe.
(uit: Annelies Tock Een huis voor Martijn Bloemenstijn. Amsterdam-Hasselt: Clavis, 2004. p 33.)

15.1.06

de fluiter (15)

Er loopt heel wat mis in het administratieve leven – ik vertel niets nieuws – en daarom loop ik om de paar maanden langs bij het appartement met de grote ruit en de extra brede stoep. Ik haal er dan loonbrieven, rekeningen, soms reclame voor de jolige supermarkt.

Zo ook donderdagnamiddag. Ik negeerde mijn zware tas en liep ontspannen met de handen op de rug. Ik floot een wijs, zoals dat hoort op de strook tussen stationsplein en appartement; ik dacht aan examens en vers fruit.

Eerst leek het een echo – want nee, een nieuwe huurder kon het bezwaarlijk zijn, toch niet in dit seizoen van gesloten ruiten, en de spelende kinderen zaten allemaal op school; ze leerden van –d en –t. Het leek eerst een echo, maar dan wel een echo onafhankelijk van mijn inzet, een echo ook die steeds dezelfde wijs herhaalde. U denkt misschien: het was de fluiter, maar ook dat klopt natuurlijk niet; ik schreef toch net steeds dezelfde wijs.

Hij floot steeds dezelfde wijs en was donkerder van huid en haar, had ook een baard. Geen bontmuts, geen blauwe jas, maar een grijze vest en een muts van wol. Een nieuwe fluiter, dat was hij. Met baard, grijze vest en muts van wol.

Ik belde aan bij de grote ruit en kreeg van E. een bundel enveloppen – een eindejaarspremie van 107,89 euro, mag dat een dertiende maand heten? Ik wou E. vragen iets te drinken bij Baziel zodat ze me kon vertellen over het appartement. Want komt hij nog langs, vroeg ik me af, of is hij toch verdwenen? Dood? Begraven? Verstrooid? En die nieuwe, komt die vaak?

Maar ja, ik ken haar amper en val al genoeg mensen lastig – ik vertel niets nieuws.

Na donderdag komt vrijdag – ik vertel niets nieuws – en lief en ik waren in de jolige supermarkt voor dinokoeken en water. Ik zag hem al van bij de plakjes Gouda: hij stond bij de tonijnsla, de krabsla, de kip andalouse. U denkt misschien met een grijze vest en een muts van wol, maar dat klopt niet, nee. Het was de fluiter met zijn bontmuts en zijn blauwe jas. Hij had de handen op de rug. Ik stootte lief aan en zei: het is de fluiter.

We moesten dichter komen en goed luisteren bovendien, maar hij floot. Het was mijn eerste keer in een overdekte ruimte. Hij floot. Hij kocht een grote kookpot, klemde hem met beide armen tegen zijn buik. Alles komt goed, dacht ik. Altijd en overal, waarachtig en wis.

- eerder: (14?) (13) (12) (11) (10) (9) (8bis) (8) (7) (6) (5) (4.5) (4) (3) (2) (1)

12.1.06

Kijk eens aan, kijk eens aan. Drie in één:

'Vooruit!' riep mejuffrouw de Kerros, die in vuur geraakte, 'zing maar op. Alles wat je maar wil.' En zij liet, als de bliksem* zo snel, haar vingers over de toetsen glijden, vanaf de dondernoten in de linkerhoek tot helemaal ginder aan de andere kant.
'Alles welbeschouwd speelt zij niet zo slecht,' zei madame Dumoulin tegen de heer Brulot, 'jammer dat zij er zo uitziet.' Zij had haar ogen half dicht geknepen en sloeg met haar voet de maat op de vloer.
(uit: Willem Elsschot Villa Des Roses. Amsterdam: Athenaeum, 2002. p 100.)

'Vooruit!' riep mejuffrouw de Kerros, die in vuur geraakte, 'zing maar op. Alles wat je maar wilt.' En zij liet, als de bliksem* zo snel, haar vingers over de toetsen glijden, vanaf de dondernoten in de linkerhoek tot helemaal ginder aan de andere kant.
'Alles wel beschouwd speelt zij niet zo slecht,' zei madame Dumoulin tegen de heer Brulot, 'jammer dat zij er zo uitziet.' Zij had haar ogen half dicht geknepen en sloeg met de voeten de maat op de vloer.
(uit: Willem Elsschot Villa Des Roses (in Verzameld Werk). Amsterdam: Querido, 2001. p 72.)

"Vooruit!" riep mejuffrouw de Kerros, die in vuur geraakte, "zing maar op. Alles wat je maar wilt." En zij liet, als de bliksem* zo snel, haar vingers over de toetsen glijden, van af de dondernoten in de linkerhoek tot helemaal ginder aan de andere kant.
"Alles wel beschouwd speelt zij niet zo slecht," zei madame Dumoulin tegen de heer Brulot, "jammer dat zij er zo uitziet." Zij had haar ogen half dicht geknepen en sloeg met de voeten de maat op de vloer.
(uit: Willem Elsschot Villa Des Roses (in Verzameld Werk). Amsterdam: P.N. Van Kampen en zoon, 1960. p 71.)
Oorspronkelijk uit 1910, maar blijkbaar nog steeds dynamisch in ontwikkeling.

7.1.06

Kader Abdolah: 'Het huis van de moskee'

[Eerst een flash-back naar 8 december: Koen Peeters en Kader Abdolah zijn samen op Passa Porta; misschien roken ze een sigaar. Vraagt Abdolah: “Koen, hoe zit dat nu met de Belgische taal?”, zegt Peeters: “Blijf nog even, drink nog iets.”]

[Nu terzake.][Kader Abdolah: 'Het huis van de moskee']

Ik zag Kader Abdolah voor het eerst op een studiedag over voorlezen. Hij gaf een lezing, had het met horten en stoten maar vooral met passie over Annie M.G. Schmidt en Jip en Janneke. Ter afsluiting las hij voor uit Kélilé en Demné. Het moet in 2003 geweest zijn; september, misschien oktober. Ik kende twee andere deelnemers aan de studiedag maar geen van ons drieën had al iets van Abdolah gelezen. Wel waren we alledrie onder de indruk van charisma, verteltrand, snor. Het stond vast dat ik hem zou lezen.

In 2004 begon ik eraan: eerst De reis van de lege flessen, later – in één ruk in een Brugs café – De adelaars. Begin 2005 werd ik overrompeld door Spijkerschrift en zag ik Abdolah zelf een tweede keer: hij kwam de bistro binnen waar lief en ik op luie dagen een warme avondmaaltijd nemen. Hij koos een sigaar uit de doos en zette zich met een jongedame aan het raam rechts van de deur. Even kwam ik in de verleiding om hem te zeggen dat Spijkerschrift wonderschoon was, dat het me bij Multatuli had gebracht, dat ik hem daarvoor dankbaar was. Maar zulks deed ik niet. Natuurlijk niet. Zo ben ik wel: zo ben ik niet.

Het begin van Het huis van de moskee baadt in de sprookjessfeer die ik zo graag bij Abdolah lees. Oude Perzen brengen hun dagen door met thee en tapijten, vrouwen lopen ruisend langs, vogels brengen de geheimen uit de paleizen in de heuvels mee. In zijn typische beknopte stijl schets hij het wedervaren van een kluwen aan personages. Het is bijzonder dat we niet verdwalen tussen al de vreemde namen en ook dat toont Abdolahs meesterschap.

Ik noemde de stijl beknopt. Zuinig zou ook kunnen, maar dat is te weinig Iraans, te Hollands, dat neigt te zeer naar gierig en berekend en is daardoor fout. De zinnen zijn kort, te veel details hoeven niet. De tekst en het geschetste leven kunnen zonder. [Wie Abdolah al eens hoorde spreken kan denken: de man kent eenvoudigweg niet meer Nederlands. De man zou misschien wel overdadiger willen schrijven, maar heeft daarvoor te weinig Nederlandse adjectieven in zijn Perzische hoofd zitten. Ik geloof daar niet in; Abdolah weet wat hij wil.]

In het tweede deel van het boek maakt het mythische, sprookjesachtige en mysterieus oosterse plaats voor een aardsere sfeer. De voeten komen vaster op de grond en geschiedschrijving en politiek dringen de poëzie een half metertje de coulissen in, tegelijkertijd wordt ook het tempo nog opgevoerd. Ik ben er nog niet helemaal uit of ik dat een goede of een slechte zaak vond. Mijn aandacht en leeslust werden er alleszins niet minder door; wie een familie-epos in Perzische traditie lezen wil, voelt zich misschien bedrogen – helaas. Maar nee, wat mij betreft: hulde. En een Nobelprijs in 2020.

Kader Abdolah Het huis van de moskee. Breda: De Geus, 2005.

6.1.06

'Nu zijn we op de site van Antonio Bliksemsnel* Pizza. Dat is hier in de buurt. Maar eigenlijk speelt de afstand geen rol. Als we willen, kunnen we pizza in Italië of Amerika bestellen.'
'Die is toch koud als ze hier aankomt,' zei Jaromir.
'Inderdaad,' antwoordde de technicus. (uit: Martin Ebbertz Het kleine mannetje Jaromir. Hasselt-Amsterdam: Afijn (Clavis), 2004. p 73.)

2.1.06

pas 2 dagen ver in 2006 maar al heel wat wijzer

Lou de held Reed speelt een interessante bijrol in een film; hij draagt er een vreemde bril.

Tot een jaar of twee geleden dacht ik dat het in Blue Velvet van David Lynch was. Die illusie werd doorprikt toen ik de film zag. Vanaf die avond, en dat tot gisterennacht, was ik ervan overtuigd dat het in Smoke was (Wayne Wang, scenario van Paul Auster). Tot gisterennacht dus, tot Smoke op Nederland 3. Maar nu ben ik – want lief zocht het op – zeker: het is in Blue in the face (door diezelfde Wayne Wang, scenario van diezelfde Paul Auster, hetzelfde "Blue" in de titel).
[bril]