29.11.06

koterij
Op mijn werk kreeg ik een nieuw lokaal toegewezen. Achtergevels, koterijen en platte daken, dat is wat ik tegenwoordig door het raam zie. En een stoel.

16.11.06

[Papa's woorden zijn nog niet koud of daar stroomt de regen al naar beneden. Papa loopt naar de glazen deur die uitkijkt op de tuin. Hoog in de lucht ziet hij een grillige, witte lijn. (uit: Guy Didelez & Joke de Vloed Zwanenzang. Hasselt: Afijn, 2005. p 85)]

14.11.06

Als getroffen door een bliksemschicht. Zo voelde Lothar Weber zich. (uit: Stefan Brijs De engelenmaker. Amsterdam: Atlas, 2006. p 387)

Stefan Brijs: 'De engelenmaker'

10.10u. Van waar ik zit kan ik drie mensen zien. De man tegenover me drinkt koffie en eet een ronde suisse. Ernaast zit een vrouw die Bifi-worstjes eet en naast me zit Pieter-Jan De Smet – hij knipt zijn vingernagels boven De Morgen.
Ik probeer alles te vergeten wat niet mijn boek is en drijf op het suizen van mijn gloednieuwe groene oordopjes naar de hoofdstad.

17.00u. In Café Brasserie Le Métropole dragen de dametjes kant op hun hoed en parelmoer op hun vingernagels. Ze nippen aan rode drankjes en eten aardbeientaart terwijl ze net als ik de andere klanten in zich opnemen. Ze nemen er wel geen nota's bij, en zeker niet op treintickets.
Ik spreek Frans, drink een koffie en betaal zonder verpinken met een brief van 50 euro. Ik ga naar het toilet. Ik lees in mijn boek; twaalf pagina's voor het einde stop ik. Die twaalf spaar ik voor straks, voor op de metro en de bus.

22.25u. Ik stuiter met de vissenbotsbal die lief me gaf door de hoofdgang van het station. 'Meneer,' hoor ik, 'ik heb mijn trein gemist.' Het is J. en ik vraag haar: 'Wanneer komt de volgende?' -'Bijna,' zegt ze.
'Ik heb de mijne ook gemist,' zeg ik, 'maar ik heb een boek voor tijdens het wachten.' Ik steek De engelenmaker voor haar in de lucht maar het is al leugen en bedrog: het is al uit.

Stefan Brijs De engelenmaker. Amsterdam: Atlas, 2006.

9.11.06

30 oktober, dat is ondertussen al een dag of tien geleden

Kåre hann hoppa åt sidan och fick ett blixtsnabbt grepp kring den andres midja.
Kåre var ung. Han hade bara sin styrka och sitt ursinne. Atleten var äldre och hade prövat många gånger förr. Han gled runt i Kåres famn och sedan stod de där ansikte mot ansikte. (uit: Per Olof Sundman Trumslagaren. Norstedts, 1967. p 80)
Trumslagaren kocht ik op 30 oktober in Stockholm, in Katarina Antikvariat. 's Avonds sneed ik de pagina's los in Espresso House aan Stureplan en ik schreef in een klein blauw boekje:

Espresso House bij Stureplan
30 oktober. In de koninklijke bibliotheek gaan we naar het toilet. Op het gras daar wegbeschrijving met getekend plannetje gevonden (buurt Åsögatan, Södermannagatan). Sturegallerian: ik verlies bijna mijn muts voor Hedengrens. Je moet altijd op je muts letten in Stockholm.

Met de metro naar Hörnstull, rondje rond de kerk en dan zuidelijk door Tantolunden naar het water. Zuidelijke oever Söder. Helemaal af naar het oosten langs boten op het droge. Joggers. Herfst en later haven. 6°C. Heel minieme miezer.

enige boten op het droge
Klimmen naar Sofia Kyrka. Welke toren is dat in het oosten? Die op Medborgarplatsen, blijkt later. Begrafenis aan de gang. De chauffeur rookt naast het portaal. Kraaien en koolmezen.

Dagschotel op Skånevägen in 7kopp. 25% van de klanten komt in een buggy. Naar Fåfängen langs rode huisjes op de hellingen. Beschermd. Trappen vervangen oude straatniveau. Fåfängen is niets maar uitzicht ok. Weids. Ferry's van Viking Line. Wind uit het oosten. Best guur. Best.

ferry van Viking Line bij Fåfängen
lief in biologiska museet Stockholm
Wie gaat er nog naar een museum om diorama's met opgezette dieren te bekijken? Nationale romantiek. Kleur is soms grotendeels verloren: kijk naar de veelvraat, de bever. Staan die er al sinds de opening? (1893?) Ook: een vos viel om en hangt, wie weet al hoeveel jaren, ondersteboven in een boom. Zes kraanvogels.

5.11.06

Sedan återstod bara att invänta själva åskan. (uit: Torgny Lindgren Dorés bibel. Stockholm: Pan, 2006. p 133.)

Ik heb geen idee wat voor blik ik toen op de mijninspecteur heb gevestigd, het moet in elk geval zijn gewicht in kleine bliksemschichten waard zijn geweest, ik weet niet of ik me duidelijk genoeg uitdruk. (uit: Gaétan Soucy Het meisje dat te veel van lucifers hield. Amsterdam: Querido, 2002. p 81.)