30.12.11

Gesprekken met oude Japanners, kruikjes saké, warme baden, groene thee

Mijn vader had gekookt en na de maaltijd en de religieuze plichtplegingen dronken hij en ik samen een Stille Nacht. Voor het proeven roken we aan onze gevulde glazen en probeerden we woorden voor de geur te bedenken. Mijn vader probeerde 'citrus' - omdat dat altijd geprobeerd moet worden - maar 'geen kaneel' was wellicht onze meest precieze omschrijving.

Ik vroeg mijn vader of ik bierflessen met een kurk erop rechtopstaand of liggend moest bewaren. Hij zei 'de meningen zijn verdeeld.' Ik zei 'je Titsenbier ligt, maar je Bon Voeux staat. Ik zag het in de garage.'

Even goed of beter nog dan lekker bier zijn de boeken van Detlev Van Heest. [De verzopen katten en de Hollander is wellicht het beste dat ik de afgelopen tien jaar las.] Nieuw van hem is Het verdronken land. Plaatsen en personen uit DvkedH komen terug, maar de structuur is eenvoudiger, de toon wat joliger. Twee derde het boek in klinkt hij als een verse Bob Den Uyl - hoe Van Heest ronddwaalt op zoek naar een pensionnetje, het verslag van zijn reis met het koppel Zevenzeeën...

Morgen begin ik in De waarheid omtrent Marie van Jean-Philippe Toussaint. Daar vermoed ik ook Japan in. En ik zal mijn vader mailen 'Vader. We aten gisteravond het restje van je schelvisschotel met een Oude Geuze van Girardin erbij. +Ik zette de tv in het boekenrek en de boom vlak voor de deur naar de gang. Als bijlage enige gezellige foto's. Veel groeten.'

+
[Bliksemsnel besluit ik dit treintje te nemen. (Detelv van Heest Het verdronken land. Van Oorschot, 2011. p 187)]

[Een felle bliksemstraal... hij is door mijn halfopen raam naar binnen geslagen, en heeft mij, aan het voorhoofd getroffen, op de stenen vloer neergeveld. (uit: Comte de Lautréamont De zangen van Maldoror. Athenaeum–Polak & Van Gennep, 1992. p 46.)]
van Erik de Smedt

12.12.11

boom & Isabelle

konijn

4.12.11

Vandaag ging ik mijn fiets ophalen aan Eppegem station.

[Eerder waren de straten donker, nat en vol putten, en de mensen reden als gekken. Ik besloot niet verder te fietsen maar mijn Raes te parkeren aan het station van Eppegem en met de trein naar huis te reizen.]

Vandaag ging ik mijn fiets ophalen aan Eppegem station. Boven de doorgang naar de sporen hing wit op blauw de slogan “Reizen met de trein is fijn!” Er vlogen twee pimpelmezen voor die slogan heen en weer. Een vrouw vroeg me waar ze tickets naar Brussel kon kopen. Daar kon ik haar niet mee helpen. Ik ben hier voor de tweede keer in mijn leven, zei ik, maar ik zie er natuurlijk veel ervarener uit. Ach, ik lieg. Dat eerste zei ik, dat tweede sprak zo voor zich dat ik het niet hoefde te zeggen en ook niet zei. De vrouw zei dat het voor haar de eerste keer was. En ook dat van die slogan zou gelogen kunnen zijn; het is een vage herinnering.

Nee, dan dit: onderweg zag ik een kleine bonte specht, vijf distelvinken en drie brilduikers. De binnenkant van mijn broekspijpen geraakte tot aan de knieën onder de modder. Er kwamen brede, felgroene vegen op de voorkant van mijn tas. En ik kocht een boek met foto’s van bierflessen en –glazen (€35) en in een Delhaize drie flesjes Hoegaarden speciale (3x €0.70 + 3x €0.10 leeggoed), 500 gram penne (€0.89), drie blikken tomatenblokjes (€3.62), een pot pudding (€1.49), een tablet melkchocolade (€1.79), een pak peperkoek (€1.47), een blikje ijsthee (€0.53), een doosje oordopjes (€7.35), een Chimay-kaasje (€4.25), varkensvlees (€3.60) en een pak harten en trossen uit speculaas (€2.51). Onderaan op de Delhaize-rekening staat “Tot binnenkort” en “Per slot van rekening is het hier beter”. Op de rekening van mijn boek staat “U werd geholpen door Rudi”.

Helemaal tot thuis ben ik niet gefietst. In Duffel – steeds weer Duffel – was het alweer stikdonker. Ik zocht het station en opende op spoor 3 één van mijn flesjes Hoegaarden speciale door de kroonkurk tegen een metalen bankje los te duwen. Ik nam mijn Raes mee op de trein. Hij staat nu hier in de gang, het boek in het boekenrek, de boodschappen in de keukenkasten, mijn vuile broek ligt boven op de overloop.

Even denk ik nog aan de twee meisjes die vanmiddag met hun fietsjes langs de Auwegemvaart stonden te kijken hoe Sinterklaas langsvoer. De meisjes riepen schuchter van dag – of was het fluisteren – en nog een keer: dag. De sint stond op het dek met de rug naar ons gekeerd en praatte met de schipper. Met trage slagen vloog een reiger over naar het westen.

30.11.11

[Nee, godallemachtig, we zouden het allemaal moeten doen, de wereld uitroeien en naar de bliksem laten lopen. (uit: Knut Hamsun Mysteriën. De Geus, 2009. p 187.)]

29.11.11

[Jaren daarvoor. Op het meer. Bliksem. Vlak voor die jongen zijn pirogue. Hij was aan het vissen. 't Kan gebeuren. (uit: David van Reybrouck Twee monologen. De Bezige Bij, 2011. p 109.)]

27.11.11

[Boer De Poorter haalde in het holst van de nacht met paard en kar het huisvuil op. Bij onweer schuilde hij onder zijn kar, bij het paard, dat stoïcijns in de bliksemschichten in de berm van de weg bleef staan. (uit: Erwin Mortier Gestameld liedboek. De Bezige Bij, 2011. p 167.)]

23.11.11

[Op dat ogenblik werd ook het nachtelijk voorhangsel door de bliksem doorkliefd, alsof Zeus het teken gaf dat de verschrikkelijke, met angst en beven verwachte nacht was aangekomen. (uit: Sándor Márai Vrede op Ithaca. Wereldbibliotheek, 2011. p 43.)]

14.11.11

[Met een bliksemsnelle beweging kruiste hij mijn armen voor mijn borst en sloeg me met zijn hele gewicht tegen de grond, en toen kneep hij mijn keel dicht, waarbij hij mijn gezicht nauwkeurig in de gaten hield, met zijn ogen die ik me precies herinner, vlak bij de mijne, star, lichtblauw als porselein. (uit: Primo Levi De verdronkenen en de geredden . In "De getuigenissen", Meulenhoff, 1999. p 554.)]

9.11.11

[De pil is glanzend wit en zoals een bliksemslag door de lucht schiet, is hij verdwenen. (uit: Steve Sem-Sandberg De onzaligen van Łódź. Anthos, 2011. p 220.)]

bloed
Ik las afgelopen week De onzaligen van Łódź. Verder zag ik voor het eerst in mijn leven een waterral en een bladkoning en in een droom - op de zetel met De onzaligen van Łódź opengeslagen op mijn buik - zag ik een tiental watersnippen overvliegen. Ik had ook een kleine wonde aan een vinger.

Ik was met mijn vrouw in de stad naar de Italiaan geweest. €81,40 had het gekost en nadien zat ik met mijn jas nog aan halfdronken in de zetel in de keuken. De kat sprong op mijn schoot en legde zich te slapen. Ik keek door de reclame van de Delhaize.

Morgen, dacht ik, koop ik verf in de Brico. Of ik breek tegels uit in de keuken. Als de zon schijnt, doe ik het allebei.

Ik zette de kat op de vloer en ging met de reclame van de Delhaize naar de woonkamer. Daar zat mijn vrouw een Zweeds & depressief jeugdboek te lezen. Ik ging in een zetel zitten en rommelde nog wat met de reclame van de Delhaize. Mijn vrouw zei dat ik mijn jas moest uitdoen. Ik legde de reclame van de Delhaize op de verwarming in de keuken en hing mijn jas aan de kapstok.

3.11.11

[Even later vallen de eerste druppels en zien we in de verte de eerste bliksemschichten. (uit: Koen Vidal & Stephan Vanfleteren Futur simple. Meulenhoff|Manteau, 2010. p 233.)]

23.10.11

[Ik was vijftien jaar en werd onmiddellijk als door de bliksem getroffen, vooral door de illustraties, want ik kende geen woord Engels. (uit: Primo Levi Liefde en meccano. Meulenhoff, 1990. p 19.)]

22.10.11

[bliksemsnel legden we allebei een hand op onze mond want het was eigenlijk nogal droevig wat papa allemaal had verteld, maar allebei vonden we het geloof ik ook wel mooi droevig. (uit: Peter Van Gestel Al dat heerlijke verdriet. Querido, 2011. p 34.)]

15.10.11

Vannacht zag ik in een droom een boomvalk. Ik denk dat ik hem hoog boven het koertje zag vliegen. Een bijzondere soort is dat, voor in de tuin. Ik kon hem erg lang bekijken.

Verder zag ik ook een opvliegende purperreiger en massa's andere watervogels waarvan ik het merendeel niet herkende. Ze zaten in een gebied dat ik in mijn dromen vaker bezoek. We reden er door met een busje.

Niet gedroomd, maar echt, waren de indignado's die ik vrijdag rond de basiliek van Koekelberg zag. Ik zat op bus 214 (Aalst - Brussel Noord) en zag ze aan de slag met jongleerballen en kegels. Eén van hen reed op een fixie, dat had ik niet verwacht, dat was als een boomvalk boven mijn koer, maar echter.

11.10.11

[Ze bracht een week taaluitwisseling door bij ons thuis in Jambes. Kloof tussen Noord en Zuid bliksemsnel overbrugd, de vonk na twee dagen. (uit: Christiphe Deborsu Dag Vlaanderen!. Borgerhoff & Lamberigts, 2011. p 151.)]

5.10.11

In Brussel-Centraal werd ik om cinquante euro gevraagd, voor drogues en putes. Ik gebaarde van krommenaas en nam de trein van 11.59u naar Mechelen en daar om 12.29u bus 3 naar Muizen. Ik wou naar het Mechels Broek om nog eens een grote zilverreiger te zien.

Dat ik geen zilverreiger zag was te voorspellen en bovenal niet erg. Er waren roodborsttapuiten en ik zag ook enige watersnippen - watersnippen zijn misschien nog mooier dan roodborsttapuiten. Misschien zag ik een smelleken, maar dat durf ik niet luidop beweren. Het was ver en de bui kwam van de verkeerde kant.

Thuis maakte ik spaghettisaus voor morgen. Ik dronk blond bier van Bush en las een strip. Ik aaide de kat.

De herfst kan beginnen.

3.10.11

[Een bliksemschicht knetterde. Een donder deed de steiger trillen. (uit: Pepijn Lievens Vlucht van pluizen. Vrijdag, 2011. p 100.)]

2.10.11

Het blijft nog enkele dagen warm en helder. Ik had gedacht een lange fietstocht te maken en onderweg flessen oude geuze te kopen. Doodop en bezweet thuis te komen met hoofdpijn van de hitte en geen geuze te drinken want die zou moeten rusten na het geschok van de reis. Iets fris uit de kelder te nemen, één of andere saison.

Maar ik bleef in de buurt. Ik fietste naar het grasveldje achter de tennisclub en keek naar de roodborsttapuit. Ik dronk bier uit de kelder, Ondineke tripel. Ook lekker. Oude geuze haal ik wel eens als het regent.

1.10.11

['bliksems!' Jos had een waterval ontdekt. (uit: Daniël Rovers Walter. Wereldbibliotheek, 2011. p 62.)]

15.9.11

[Ik weet bliksemsgoed dat we moeten werken. (uit: George Orwell Happend naar lucht. Meulenhoff, 1971. p 155.)]

29.8.11

[Jag nöjde mig med at blixtsnabbt föra armarna samman samtidigt som jag fångade alla åtta bollarna mellan mina kupade händer. Konststycket är betydligt svårare än det ser ut och kräver lång övning. (uit: Per Olof Sundman Sökarna. Norstedts, 1963. p 172.)]

22.8.11

[Het stortte en donderde. Bij Van 't Hoff sloeg de bliksem in. Kootje was zo bang dat ze uren onder het huis school. (uit: Detlev van Heest De verzopen katten en de Hollander. G.A. Van Oorschot, 2010. p 500.)]

[Inmiddels was de bliksemoorlog, de Blitzkrieg, afgelopen, nu begon de Dreissigjährigerblitzkrieg. (uit: Curzio Malaparte Kaputt. De Arbeiderspers, 2005. p 273.)]

[Zeus shot lightning at the Chariot of the Sun. (uit: David Mitchell The thousand autumns of Jacob de Zoet. Spectre, 2010. p 403.)]

3.8.11

Ik dronk vanavond een geuze van Girardin op mijn terras. Nadien hoorde ik in mijn glas de zee.

Ik dacht aan de dagen tussen Kerst en oudjaar 2000. Mijn vrouw en ik staken in Gent de Heuvelpoort over om in de Spar inkopen te doen. Misschien zouden we carbonara maken. Het schemerde. Het sneeuwde licht.

Ik las in De horizon van Modiano, niet toen in 2000, maar vanavond, op mijn terras. En ik dronk geuze van Girardin. Die geuze kocht ik enige weken geleden in een drankenhal in Duffel. Er liep daar een meisje rond dat elk bierflesje in de hal één voor één uit zijn bak haalde, afveegde met een doekje en terugzette. Ik kocht geuze en ook nog wat ander bier, een kartonnen doos vol, en klemde alles achter op mijn fiets. Via een omweg reed ik weer naar huis. Onderweg zag ik visdiefjes.

[De secundaire bliksemschade kan enorm zijn, ha ha. (uit: A.H.J. Dautzenberg Samaritaan. Contact, 2011. p 25.)]

29.7.11

[Terwijl ik in deze houding zit treft de slaap me als een bliksemslag. (uit: J.M. Coetzee Wachten op de barbaren. Knack Bibliotheek, 2002. p 169.)]

22.7.11

[Zo bliksemsnel wordt het door hem volbracht dat men het schier niet kon zien, dat men zich achteraf afvraagt waar hij plotseling vandaan kwam en hoe hij het voor mekaar kon brengen. (uit: Jan Mulder Chez Stans. De Bezige Bij, 2010. p 184.)]

19.7.11

[Senka had het verhaal van Tjoerin niet verstaan en zat, arme bliksem die hij was, met hangend hoofd bij de kachel. (uit: Alexander Solzjenitsyn Een dag uit het leven van Ivan Denisovitsj. Meulenhoff, 2007. p 94.)]

18.7.11

[Bliksems!
Wat?
Het boomhuis van Poepoeloe.
(uit: Joann Sfar & Lewis Trondheim Armageddon. Uitgeverij L, 2005. p 24.)]

[Met dit zwaard kan ik het laten bliksemen of demonen oproepen. Als jullie dichterbij komen, kauwen jullie je tong in de hel. (uit: Mazan & Joann Sfar & Lewis Trondheim Jan-Jan de boeman. Uitgeverij L, 2005. p 14.)]

[Toen de rebellen uit het oosten oprukten en Mobutu zijn alom gepropageerde bliksemoffensief lanceerde, arriveerden Servische huurlingen in Gbadolite. Ze waren niets vergeleken bij de huurlingen die Mobutu tijdens eerdere crises had ingezet, ze communiceerden in gebarentaal en bleken de ouderwetse Russische vliegtuigen die hun waren toegewezen, niet te kunnen bedienen. (uit: Lieve Joris Dans van de luipaard. Meulenhoff, 2001. p 84.)]

[Ik wacht op de bliksem. Zonder bliksem kan ik niets doen. (uit: Lewis Trondheim & Joann Sfar Toverkunsten en tegenspoed. Uitgeverij M, 2003. p 3.)]

[En als je met een ander zwaard gaat staan zwaaien, zal de bliksem je onverwijld treffen. (uit: Lewis Trondheim & Joann Sfar Eendenhart. Uitgeverij M, 2003. p 13.)]

[Wat bliksem, dien schoen ken ik. (uit: Nescio De uitvreter. Samen met Titaantjes, Dichtertje en Mene Tekel in de Nimmer Dralend-reeks van Nijgh en Van Ditmar, 9e druk. p 23.)]

[En nu hoorde hij het hart van de grijsaard in de buik, daar op het bed, een onstuitbaar pulseren als dat van een opmarcherend leger; de wind likte de lichtende wonden van de nacht, de andere grijsaards loerden fel als de bliksem; het zweet plakte Émile aan de lakens, bloedzweet, en Émile bleef maar baren: zeshonderdzesenzestig maal zeshonderdzesenzestigmaal... maal... (uit: René de Obaldia De Graff Zeppelin of de lijdensweg van Émile. Coppens en Frenks, 2010. p 22.)]

[In die dagen stond hij met zijn autobiografische banbliksems ook op het podium van De Zwarte Komedie. (uit: Stijn Tormans Verhalen en reportages. Meulenhoff | Manteau, 2010. p 222.)]

[Vincent en z'n vrindjes, ze zouden de kwebbelaars ter helle doemen en de hele bliksemse boel vernieuwen. (uit: Willem Frederik Hermans De geur van een pasgestoomde deken. Querido, 2009. p 89.)]

[Daar haalde ik alle kranten mee: sombere schrijver op verjaardag door bliksem getroffen. (uit: Hans Dorrestijn Dorrestijns natuurgids. Querido, 2010. p 67.)]

[Först ser jag exact vad jag ska skriva, blixten lyser upp mitt huvud, jag ser hela pusslet, jag ser vartenda ord, jag ser hela mönstret, jag ser hur allting hänger samman. (uit: Lukas Moodysson Döden & co. Wahlström & Widstrand, 2011. p 192.)]

[Waarom wil je van een hete bliksem af? (uit: Charles Bukowski Pulp. Vassallucci, 1997. p 57.)]

[In het bos sloeg de bliksem met een scherp, scheurend geluid in een boom en de regen stroomde door. (uit: Remco Campert James Dean en het verdriet. De Bezige Bij, 1972. p 30.)]

[Mijn mededeling aan mijn gesprekspartner kwam niet meer van de grond, overweldigd als ik was door losgemaakte herinneringen die als bliksemstralen door mijn hoofd schoten. (uit: Bob den Uyl Vreemde verschijnselen. Querido, 1978. p 173.)]

[bliksem, Remco en ik waren zaterdagavond weer eens stoned. (uit: Deborah Campert & Barbara van Kooten C'est la vie. Thomas Rap, 2010. p 151.)]

[Hij draagt zomer- en winterhandschoenen omdat hij een vinger kwijtraakte toen hij zich langs de kabel van een bliksemafleider liet glijden om te ontsnappen aan een controle van de Gestapo. (uit: Laurent Binet HhhH. Meulenhoff, 2010. p 193.)]

[Al zou de bliksem op dat ogenblik ingeslagen zijn, al zou er een steen op mijn hoofd zijn gevallen, ik zou het toch hebben gezegd. (uit: I.A. Gontsjarow Oblomow. Rainbow pocket, 1999. p 323.)]

[We hingen rond in het huis, ik zat naast Maximiliaan, een tere, blonde jongen (we zijn allemaal tere, blonde jongens) met lange voortanden wit als bliksem. (uit: Joost de Vries Clausewitz. Prometheus, 2010. p 146.)]

[Was ze als de bliksem zonder donder? (uit: Edgar Hilsenrath Het sprookje van de laatste gedachte. Anthos, 2010. p 176.)]

4.7.11

Een week geleden reed ik met tram 44 van Tervuren naar Montgomery. Achter mij spraken twee dames in een taal met kliks erin.

Interessant, interessant. Maar er is meer: eerder die dag had ik in het museum voor Midden Afrika twee opgezette dodaarsen gezien, zonder water errond, en ook een waterhoen. En een moersleutel.

[Safricas heeft hier gouden tijden gekend, tijden dat Erik met een vliegtuig vol geld terug naar Kinshasa vloog. Zij bouwden de waterkrachtcentrale in Mobaye die Gbado van elektriciteit voorziet, het presidentiële paleis in Kawele dat uitgerust is met een bar van malachiet. 'Zeven ton malachiet,' zegt Bove melancholiek, 'de president was er altijd trots op dat aan zijn gasten te kunnen melden.' (uit: Lieve Joris Dans van de luipaard. Meulenhoff, 2001. p 74-75.)]

28.6.11

Vanavond dronk ik op de koer een Steenuilke. Voor de naam en omdat er lievevrouwebedstro in zit. Ik zou kunnen zeggen: dubbel voor de naam.

Maar wat echt belangrijk is, is dit: enige nachten terug zag ik in een droom een steenuil. Ik stond in een villa en zag hem door het raam in een conifeer zitten. Ik had - gelukkig - mijn verrekijker bij.

16.6.11

Ik had er bijna een heel jaar lang geen enkele gekocht maar dinsdagochtend draaide ik er weer eens een. Op de Pantheonlaan in Koekelberg, 50 cent, en het helemaal waard.

bb

3.6.11

Een paar nachten geleden, in een droom, zag ik samen met H een poelsnip opvliegen - H zei dat het er één was, ik had geen idee. We waren ergens waar ik al eens eerder was in een droom, maar toen alleen, en we waren van een bushalte onderweg naar elders. Allemaal erg vaag. Er was nog iemand bij die ik kende, maar wie?

malachiet op de schouw bij Tindemans, en nog één en ander
In De Morgen van 21 mei 2011.

25.5.11

Vannacht, in een droom, zag ik een scholekster en een kokmeeuw naast elkaar overvliegen. Ik stond met iemand op straat. De anderen zaten allemaal boven te praten, in een soort veranda op het dak, en hadden het niet gezien, niet de scholekster en niet de kokmeeuw en al helemaal niet wat daarna kwam.

We dachten eerst dat het een ooievaar was die naar beneden viel, maar toen ik tussen de ringvinger en de middelvinger van mijn linkerhand door keek, zag ik duidelijk dat het een vos was. Hij was ros en wit en viel gewoon naar beneden, uit de lucht, de bomen in.

27.4.11

Vannacht, in een droom, zag ik een koekoek op een hek in de polder, en eerder had ik ook een nachtzwaluw gehoord. Eergisterennacht waren er ijsvogels met hun nestgang in de muur van een Engels landhuis.

17.3.11

Soms snurk ik mezelf wakker.

2.3.11

Vanochtend, het moet tussen 9 en 10 geweest zijn, zag ik in een droom een hele hoop niet te identificeren vogeltjes.

Ik was in een stad in Nederland en keek langs een drukke baan naar beneden in een park. Langs de baan was een leuning, erachter grote struiken, en op die struiken kwamen erg regelmatig kleine vogels zitten. Huismus-achtigen, maar vaak met vreemde kleuraccenten (geel, groen, paars) en opvallende kragen. Toen ik een tijdje stond te kijken, kwamen er meer mensen de vogels observeren. We hoorden Annemie Peeters spreken, wellicht door luidsprekers aan de lantarenpalen, maar niemand leek zich dat aan te trekken.

Ik droeg rubberlaarzen, en in mijn linkse zaten dennennaalden. Ik probeerde ze er een paar keer uit te schudden, maar dat lukte niet.

10.2.11

maria

6.1.11

[Het weerlicht al en weldra rolt de donder tussen de bergflanken en door de valleien. (uit: Leo Pleysier Volgend jaar in Berchem. De Bezige Bij, 2000. p 65-66.)]