30.12.12

Vannacht zag ik in een droom een paapje. [+Gisteren zag ik deze foto. Ik ga uit van een verband tussen het één en het ander.]

29.12.12

[Een jaar daarvoor was Debora op bezoek gegaan bij haar zus in Kolyma, waar ze tijdens een onweer door de bliksem was getroffen. (uit: Vasili Grossman Leven & lot. Balans, 2008. p 204.)]

27.12.12

Op de hei zag ik een klapekster. Ik zeg het er maar bij. Het was 1963.

[Wat er met die goederen gaat gebeuren kan die fabrieksdirecteur geen bliksem schelen. (uit: Karel van het Reve Siberisch dagboek. Ambo, 1966. p 54.)]

23.12.12

[Corporaal Johnson, breng als de bliksem een glas spuitwater naar die jongen!!! (uit: Kamagurka & Herr Seele Cowboy Henk. De Bezige Bij Antwerpen, 2012. p 63.)]

[Ajka en Bek zijn doodsbang voor de bliksem. (uit: Sylvain Tesson Zes maanden in de Siberische wouden. De Arbeiderspers, 2012. p 171.)]

21.11.12

op 14 november 2012

Enkele nachten geleden zag ik in een droom een boerenzwaluw en een ransuil.

We zouden een groepswandeling maken en stonden verzameld op een parking te wachten. Jeugdvriend W zou onze gids zijn. Op de parking zag ik een wel heel erg late boerenzwaluw in de afrastering zitten, en even later vloog er een uil naar de holte in het boompje waar we bij stonden. Die uil leek niet op een specifieke uilensoort, maar ik besloot dat het een ransuil was en niets anders.

4.11.12

[Er is weinig wat hij nu kan doen - achter zijn staart aan zitten, naar de vissen in het aquarium kijken of drinken van het water, waarvan de teint steeds donkerder wordt, opschrikken bij een vreemd geluid, zich als door de bliksem getroffen op zijn zij laten vallen, de comfortabelste houding zoeken in de ruimte die door mijn lichaam wordt afgebakend op het textiel van de sofa in de woonkamer, of met geconcentreerde ogen de kleine neushoorn volgen die ik aan een touwtje heen en weer slinger alsof ik hem wil hypnotiseren - er is niets wat hij kan doen dat mij niet herinnert aan jouw vertederde reactie, en aan de manier waarop je erop stond dat ik naar Muisje kwam kijken. (uit: Christophe Van Gerrewey Op de hoogte. De Bezige Bij, 2012. p 30.)]

3.11.12

[Ook doorzochten ze de keukenkast, die voor de deur van het zijkamertje stond, daar gooide hij de hele bliksemse bende door elkaar. (uit: Jiří Weil Mendelssohn op het dak. Cossee, 2012. p 139.)]

30.10.12

[Vitaly telde niet meer mee, die had de bliksem in zijn kop gehad. (uit: Tommy Wieringa Dit zijn de namen. De Bezige Bij, 2012. p 255.)]

[Maar wat altijd blijft, is het onweer. Wat het precies is, weet ik niet, hoewel het me vaak is uitgelegd. De bliksem slaat niet zichtbaar in, maar treft met zijn onzichtbare vingers toch de aardlekschakelaars, we zitten in het donker. (uit: A.L. Snijders Brandnetels & verkeersborden. AFdH, 2012. p 176.)]

[Dat is het beste wat er is. Het werkt bliksemsnel. (uit: Jiří Weil Leven met de ster. Van Gennep, 2012. p 23.)]

29.10.12

de paden op

In het weekend voor allerheiligen reden W., P. en ik met de wagen door Zeeuws-Vlaanderen. We zagen een geoogst grafbloemenveld. Er lagen nog resten op het land, kluiten met chrysanten die onverkoopbaar waren, rood, geel, wit of paars. In de wagen maakten we grappen over het smelleken dat we zouden gaan zien. Ik had mijn rubberlaarzen aan. En ik had een thermos hete koffie meegenomen en drie kopjes van mijn trouwservies.

Mijn vrouw had me verteld dat ze op vrijdag in het centrum op de tram had staan wachten. Het was koud geweest, en er had een grijze vochtigheid tussen de straten gehangen. Een tram sneed de bocht om en door het raam had mijn vrouw een kind gezien dat verkleed was als een spook.

Zelf had ik in het koffiehuis aan haar verteld over het stoken vroeger. Dat we vroeger naast de tafel met de computer erop in de woonkamer een papiermand of papierdoos hadden en dat we die dan elke twee weken op het landje tussen het huis en het kanaal opstookten. Ik droeg dan al het papier en karton naar de stookplaats en stak alles daar aan met een lucifer en bleef staan wachten tot het opgebrand was.

Vlak voor we de grens overgingen, had W. nog getankt in Kieldrecht. Hij had vijftien euro te spenderen. Ik vind het mooi dat je voor je autoverplaatsingen een maximumbudget opstelt, maar de kwestie was onpoëtischer. Wat er ook van zij, nadat we het smelleken hadden gezien - wat kwam dat toch onverwacht en wat was het mooi en wat zat-ie stil en hoe was-ie daarna toch ongezien weer verdwenen - nadat we dat smelleken hadden gezien en weer in de stad aangekomen waren, was die vijftien euro er wel ongeveer weer door. P. en ik gaven W. elks vijf euro. Daarna gingen we taartjes eten.

22.10.12

op 22 juli 2012

20.10.12

Gisteren, vrijdag, zag ik in het Noordstation in Brussel een zangvogeltje met een pigmentafwijking. Het was helemaal wit en vloog zo'n halve meter boven spoor 10 naar het noorden. Ik had mijn verrekijker in mijn tas zitten, maar die haalde ik niet boven en evenmin rende ik het dier achterna. Er waren veel mensen op het perron, ook mijn collega's E. en N.

E. had de vogel ook gezien - dat kwam door mijn mimiek - maar haar enthousiasme was bescheidener dan het mijne. N. vertelde op de trein dat ze De verzopen katten en de Hollander niet uitgelezen heeft. Na twee verlengingen moest het pas half uitgelezen weer terug naar de bib. Later, ter hoogte van Mechelen, vroeg ze ook nog of ze mijn verrekijker eens mocht zien. Ze liet het obsceen klinken. Of ze liet het niet obsceen klinken, maar het klonk obsceen, dat alleszins.

14.10.12

ik had een platte band

13.10.12

outijzer, kooweper, loowetenzink

Vanuit een auto klinkt het gekraak van een cassettebandje door de wijk. Outijzer, kooweper, loowetenzink. En ouwestooven. Wijnemenok ouwvrakken vanautos. Verder is er buiten niets dan regen en grijzigheid. Binnen lig ik onder een deken op de zetel, de kat tegen de holte van mijn knie. Ik probeer een boterham met pikante pitasalade te eten, maar na tien keer kauwen spuw ik de hele prak weer uit. Ik spoel mijn mond met koffie.

Outijzer, kooweper, loowetenzink. En ouwestooven. Wijnemenok ouwvrakken vanautos. Gisteravond heb ik Het A.P. Beerta-Instituut uitgelezen [Ik had dat aangekondigd op het werk: 'Vanavond lees ik na bijna een maand mijn boek uit!' Het enthousiasme was bescheiden, maar in de namiddagpauze was er toch taart met krieken - V. had die gekocht - en op de trein balde E. haar vuist in triomf.] Het A.P. Beerta-Instituut uitgelezen dus en ik kan mijn hoofd moeilijk bij mijn nieuwe boek houden. Nee, mijn hoofd zit bij koperwieken, die wil ik stilaan wel weer eens zien, en niet bij Jiří Weil, ook wel bij oud ijzer.

Een paar nachten geleden, zo herinner ik me nu, zag ik in mijn slaap een rosse franjepoot. Of een grauwe franjepoot. Ik heb niet zo heel goed gekeken. Het deed er niet toe in mijn droom. Ik had mijn telescoop opgesteld op een smal wandelpad in een kloofje achter een rij huizen. Er was een reling van roodgeroest ijzer. De weg ernaartoe leek op de passage van La Redoute, maar de plaats aan het water zelf leek veeleer op Monschau. Maar dat doet er allemaal geen bliksem toe. De kat ligt ondertussen op een stoel onder de eettafel. Het is herfst. De voorband van mijn fiets staat plat.

Ik tik nog twee citaten over.

[Maar dat doet er allemaal geen bliksem toe. Zolang je maar bezig bent en de mensen de illusie kunt geven dat dat zin heeft. (uit: J.J. Voskuil Het Bureau 4: Het A.P. Beerta-Instituut. Van Oorschot, 2001. p 389.)]
[Als fatsoenlijk mens kun je de zaken niet zwart genoeg zien. Die gedachte beurde hem op. Bij het omslaan van de hoek van de Voorburgwal rook hij de lucht van kerry, knoflook en mosselen uit de stal van de mosselman voor Dorrius, als in een stad uit een ver verleden. (uit: J.J. Voskuil Het Bureau 4: Het A.P. Beerta-Instituut. Van Oorschot, 2001. p 88.)]

7.10.12

de bakkebaardman

6.10.12

Mijn collega K vertelde dat ze op vakantie kerkuilen gezien en gehoord had. Ze klonken als hijgers. Ik zocht de bedelroep van de kerkuil op in de leraarskamer en we lieten de hoofdtelefoon van de pc rondgaan. Mijn collega M had in de Ardennen een blauwe veer van een gaai opgeraapt. Ze had er gekampeerd. Ik zei - ach jee, al voor de honderdste keer, ik moet ermee stoppen - ik zei: als je ooit begin april echt goed naar een blauwborst gekeken hebt, met een verrekijker of een telescoop, dan kan je niet anders dan vogelenthousiast worden. Langs de Schelde, in Burcht, met de wind en de zon in de rug, kan je daarna zeer gelukkig zijn. Ik vertelde ook mijn verhaal van de kat in Burcht.

Ik zat in Burcht op een terras langs het Kaaiplein. Ik had lichte buikpijn door de onrijpe pruimen die ik eerder op de markt in Kruibeke gekocht had. Ik dronk een koffie, las in de Memoires van de Heer Daegeman, wachtte op pannenkoeken met suiker. Het was augustus, de zon stond heet en hoog. Aan de overkant van de baan zat een kat, ze waste zich, ze drentelde heen en weer. Een man kwam aangelopen over het voetpad aan de kant van de Schelde. Hij liep langs de kat, pakte die op en stak met de kat in zijn armen de straat over naar mijn terras. Op het terras zette hij de kat weer neer en hij liep verder in de richting van Linkeroever. De kat vertrok kalm naar de andere kant, richting Burcht centrum.

Mijn collega's vonden het geen sterk verhaal. Ik had het wellicht niet goed genoeg verteld. [Eerder die week had mijn collega N me gezegd dat ze ontroerd was door Detlev van Heests zorg voor kleine dieren. +Ze vond Annelotte maar een lastig mens.]

1.10.12

[Er is een regenboog en het bliksemt tegen een half inktzwarte hemel. (uit: Joost Conijn Piloot van goed en kwaad. De Bezige Bij, 2012. p 154.)]

9.9.12

[Als de atoomcentrale haar gloeiende kern wil laten afdalen naar de gloeiende kern van Moeder Aarde, met als gevolg dat wij 1000 jaar kanker zullen krijgen, voel ik me net zo geslagen en opstandig als mijn voorvader Erlfried die onder een eik in het Ahnburgerwald staat te schuilen voor het onbegrijpelijke geweld van de bliksem, 448 voor Christus. (uit: A.L. Snijders Voordeel schutter. Thomas Rap, 2011. p 91.)]

8.9.12

ook op de zigeuner

7.9.12

de tapuiten zijn er

Zo zeker als het is dat de camping in Häselgehr camping Rudi is, zo zeker is het dat de camping in Kautenbach niet camping Hamburger heet of heette. Of toch bijna zo zeker.

4.9.12

kautenbach

Op de Dageraadplaats kocht ik tweedehandse exemplaren van De verzopen katten en de Hollander (Detlev van Heest), Een zwervend bestaan (Bob den Uyl) en De griezels (Roald Dahl). Dat ik die DvkedH nu vier keer bezit en die Ezb twee keer, zag ik niet als een bezwaar. Een mens kan overal bezwaren in zien, net zoals hij overal gek van kan worden als hij maar wil - afgelopen vrijdag zag ik op de trein een man omstandig & krullend zijn tablet bedienen en zakte mijn hoofd daardoor nog benoorden Mortsel-Oude-God al tussen mijn schouders.

Thuis overwoog ik één van mijn exemplaren van DvkedH aan mijn moeder te schenken. Ze sms'te me dat ze met mijn vader in Kautenbach was. Toen ik zeven acht negen jaar was, brachten wij enige zomervakanties door op camping Hamburger in Kautenbach. Mijn tante G logeerde een keer bij ons in de tent, en mijn broer had een cassetterecorder waarmee hij het roepen van een papegaai opnam. 's Avonds in de slaapzak luisterden we naar het donderen van het bruggetje met de houten leggers. Ik herinner me dat we er waterjuffers zagen en schaatsenrijders. In de rivier bouwden we dammen die we voor de nacht weer moesten doorsteken. Onder een spoorwegbrug woonde een spook, en ergens stond een verkeersbord met een grappige tekst erop, maar wat was dat weer?

3.9.12

[bliksemsnel, zonder mijn blik los te laten, sloeg hij met zijn vlakke hand op de daas. (uit: Simon van der Geest Spinder. Querido, 2012. p 45-46.)]

30.8.12

[Maar Steven en Piet, en meteen ook Anneke, waren er als de bliksem bij om hun leedwezen uit te drukken. (uit: Louis Paul Boon Memoires van de Heer Daegeman. Grote ABC, 1975. p 108.)]

27.8.12

[Hij was blijven haken aan schoorsteenpijpen, fabrieksschoorstenen, bliksemafleiders en kerktorens, hij was meegesleept door rivieren en meren en had over tuinperken en woeste bossen gescheerd. (uit: Alec Wilkinson De ijsballon. Ambo, 2012. p 46.)]

20.8.12

bidinald

Vorige week kocht ik Belangrijk is dat ik niet aan lezers denk op een rommelmarkt in Antwerpen-Noord. P drong er al enige tijd op aan dat ik A.L. Snijders zou gaan lezen.

Met P en ook W liep ik door de polder. We praatten over telescopen, wespendieven en ook even over AJ, dat ze veeleer jong, slank en knap is, en ook erg beleefd. Ze had mij twee keer een hand gegeven, en u gezegd. Op het middaguur zaten W, P & ik in de schaduw van enkele lindes. De zkv's van Snijders zijn eigenlijk een weblog, zei ik. Nescio is Bob den Uyl, zei P. W zei dat hij in India veel purperreigers had gezien. Wij zagen er één in de polder. Hij liep door een sloot, zijn hals en kop soms zichtbaar, en later zagen we hem ook kort vliegen. Ik sprak - vermoedelijk voor de eerste keer in mijn leven - het woord keelzak uit, in mijn Zweedse vogelgids staat halsköl. Ik ben zeer tevreden met mijn hobby's, dacht ik, vogels, verhalen, oude gueuze.

KvZ schrijft in zijn dagboeken ook soms over de vogels in zijn slaap, zei ik tegen P. En Maarten Koning spreekt er soms over dat hij een roerdomp heeft gezien. En is het niet Maarten, dan is het een ander op het bureau, tien van de negen is dat juist, dacht ik.

's Avonds dronk ik vicardin bij het zkv van 6 dec 2003:

Ik weet niet wie van de twee het was, Van Huët (geschiedenis) of Holtland (Latijn). Hij zei (ik denk in 1952): 'Jullie moeten bij het Athene van Pericles niet denken aan een stralende marmeren stad, maar meer aan iets als Port-Saïd tegenwoordig - vuil, vliegen, bedelaars.'
Ik had dat al eerder gelezen, het was bij Tommy Wieringa. Het is het motto bij Ik was nooit in Isfahaan. Hoog op mijn borst ontdekte ik een rode driehoek. De bovenste twee knoopjes van mijn hemd hadden opengestaan in de polder. Het is dan wel al herfst (paapjes), maar ook nog zeer zomer (zon, 32°C).

19.8.12

de papen zijn er

[Laat God maar zitten. Als die door heeft dat je een moslim vertrouwt dan stuurt hij nu direct een bliksemschicht op je af! (uit: Paolo Cossi Medz Yeghern. Silvester, 2011. p 69.)]

[Het maakt dus niet uit of je de angst uit de bliksem haalt terwijl je schuilt onder een eik, of uit het eeuwig branden in de hel of de onbeweeglijke blik van de woestijngod, je wil lijden en je vindt lijden. (uit: A.L. Snijders Belangrijk is dat ik niet aan lezers denk. AFdH, 2006. p 413.)]

12.8.12

[En ik plaagde de goede Holz met lange verhalen over de mogelijkheden van de handel in landbouwproducten, mogelijkheden die ik natuurlijk bliksemsnel zou aangrijpen. (uit: Hans Fallada De drinker. Cossee, 2012. p 291.)]

2.8.12

[De orglar min släkt tidigare hade byggt var uppbrända av åskan. (uit: Torgny Lindgren Minnen. Norstedts, 2011. p 17.)]

30.7.12

[De volgende stap is echter geen toenaderingspoging maar een bliksemsnelle afweging van voor- en nadelen van een dergelijke gemoedsbeweging voor je werk. (uit: Koos Van Zomeren Een jaar in scherven. De Arbeiderspers, 2008. p 218.)]

[Alan draaide zich bliksemsnel om en keek tegen een jongeman aan, niet ouder dan dertig, in een zwart pak met een lichtpaarse das. (uit: Dave Eggers Een hologram voor de koning. Lebowski, 2012. p 186-187.)]

[Sista dagen i fyran åskade det. (uit: Susanna Alakoski Svinalängorna. Bonnier Pocket, 2008. p 138.)]

30.6.12

[Arme bliksem, arme bliksem! (uit: Marco Daane Het spoor van Orwell. Atlas, 2011. p 195.)]

20.6.12

Ik merkte dat er in mijn Blogger elf ongepubliceerde oude stukken stonden.  Twee drie vier jaar oud.  Acht van die posts plakte ik hieronder, de drie andere wiste ik.


Ik fietste donderdag langs de steenweg en ik vond dat ik eens binnen moest gaan bij de Seats and Sofas. Ik kwam er neerder.

De Seats and Sofas is een hal vol zetels. Bij de zetels staat, zit, hangt een kluit verkopers. Ze zijn in pak, maar ook weer niet want groot op hun hemd staat "Seats and Sofas". Het meest doen ze denken aan tweedehandse-autoverkopers uit Amerikaanse films. De helft staat opgeblazen maar enthousiast achter de das en wil wel eens employee of the month worden. De andere helft wacht tot hij naar huis mag om die fles gin in de linkse keukenkast te zoeken of was er nog een scheut whisky? De derde helft zit stiekem in een hoek van de hal te roken terwijl de eerste helft bij nader inzien toch ook niet per sé deze maand al employee of the month wil zijn en zich luidruchtig aan het telefoneren zet.

Achter in de hal zijn kantoortjes, ook die zoals je ze je kan voorstellen als je aan tweedehandse-autozaken uit Amerika denkt, en rond dat alles muren beschilderd met taferelen van het Amerika uit onze jongenskoppen: canyons, woestijnen, goudmijnen en een Mount Rushmore. Deze muren zijn wellicht 's winkels grootste troef, creëren het unieke Seats and Sofas-gevoel. Er zijn nog hallen vol zetels en met de geuren van stiekem gerook, maar wie biedt nog een diorama van 360°? Wie heeft buigende zwarte bediendes die je aan de ingang een prijslijst presenteren? Waar kijken oude presidenten je aan, loerend van tussen plastieken varens? Ja, de Seats and Sofas is een topper voor de geïnteresseerde.

Het is een vorm van toerisme, erg democratisch toerisme. Vandaag keerde ik er terug. Het is als kijken naar de koers. Het kost niets, je hoeft je niet speciaal aan te kleden, en je kan er je namiddagen mee verdrijven, foto's nemen mag. Niet dat ik er iets kocht, of dat ik er ooit van mijn vriendin iets zal mogen kopen, maar dat is op de steenweg niet zo belangrijk. Het gaat om de beleving, het op-de-steenweg-zijn.

Amper een kilometer verderop, trouwens, was de Lunch Garden. Daar kwam ik wel al eens. Het is een steenweg-restaurant, een democratisch restaurant. Het was er democratisch druk. Bij een vrouw met gouden voortanden bestelde ik hamrolletjes met witloof en puree. Het was niet lekker.
 
 ------
 
Ik zat vannamiddag een half uur in de Dôme. Ik was er gelukkig. Dat kan.
 
 ------
 
Deze regels uit Wolf zijn erg aardig. De rest is veeleer bedenkelijk.

Mevrouw Sibyl was dagenlang bezig geweest een drank met grote toverkracht te bereiden, die allerlei zieke dieren beter kon maken. Toevallig was zij juist daarmede klaar. Het fornuis gloeide nog na, en Mevrouw Sibyl liet Wolf een grote glazen kolf zien waar de geneeskrachtige drank in stond, die een prachtige paarse kleur had.

‘Dat moet een heel werk geweest zijn,’ zeide Wolf, terwijl hij heel even de nog warme glazen kolf vast mocht houden en tegen het licht houden. Hij vond Mevrouw Sibyl erg knap, en bewonderde haar geduld, om die heilzame drank speciaal voor dieren te maken.
 
 ------

Ik stond tussen twee t-shirts te twijfelen vanmiddag. Ik stond bij het ophangen van de donkere dertig graden te twijfelen welk t-shirt nu eigenlijk mijn favoriete t-shirt is. Dit of dat.

Welk het ook wordt, ik ben een saaie man.
 
 ------

Ik kocht een nieuwe botsbal in het station. Eén van de botsbalautomaten zit nu vol kaugomballen. Er blijft er nog één over. Vanuit de hal vooraan keek ik in de tunnel die onder de sporen door loopt, van 1 tot 12. Er liep niemand door.

[Ook in de Delhaize is de botsbalautomaat hervormd, hervuld. Hij zit nu vol met iets anders; ik geloof dat het hondjes zijn.]

Mijn nieuwe botsbal komt uit China. Ik botste ermee in de stationshal. We zijn een internationaal gezelschap.
 
 ------
 
Ik neem zelden bussen, behalve de afgelopen dagen.

Vorige vrijdag nam ik bus 21 van Station Antwerpen-Berchem naar Wilrijk. Later die dag bus 17 van Wilrijk tot Antwerpen. Op zondag nam ik bus 210 van de Rooseveltplaats in Antwerpen tot in Zandhoven. Op dinsdag reed ik vanaf metrohalte Zwarte Vijvers (Molenbeek) met bus 129 naar Dilbeek en ook weer terug. Op woensdagochtend reed ik met bus 87 (MIVB) van metrohalte Simonis (Koekelberg) in de richting van Basilix. Wat een avontuur.
 
­­­­­­­­­­­
 ------

woensdagavond 21.25u
 
In metrohalte Ribaucourt worden de leuningen van de roltrap gepoetst en ook de vloer en de rode stoeltjes. Ik noteer dat in mijn bruine boekje.
 
 ------
­­­­­­­­­­­­­
 
fietsen in korte broek, dat is pas echt vakantie. En bovendien: korte broeken zijn sneller droog.

[Als door de bliksem getroffen zal jouw Orde machteloos staan en de glorie zal op jullie tegenstanders overgaan. En ik zeg dit om je pijn te doen. (uit: Marcel Ruijters Inferno. Oog & blik, 2008. p 85.)]

14.6.12

[In elk geval is het bedrijf van die Cracker opeens naar de bliksem gegaan. Een maand of wat geleden. (uit: Edward van de Vendel Toen kwam Sam. Querido, 2011. p 29.)]

[Dan komt er plots een bliksemflits uit de wolken en vliegt de British Library in de fik. Ze brandt af tot op de grond. (uit: Bas Haring Plastic panda's. Nijgh & Van Ditmar, 2011. p 78.)]

7.6.12

Dit herinner ik me vaag: op een namiddag in 1990 of 1991 zat ik thuis aan de salontafel teletekstpagina's over te schrijven op pistachekleurige fiches. Op mijn knieën, zat ik, in korte broek, voor de zetels. Het ging over Hutu's en Tutsi's en ik werd verondersteld de dag nadien een spreekbeurt te houden. Was het bij meester Dirk? Misschien bij juf Anita. Ik vond dat sommige pagina's elkaar tegenspraken. Ik vond dat ik één en ander weg mocht laten om mijn praatje coherenter te maken. Ik vond dat teletekst te weinig pagina's had.

Vandaag las ik Duizend heuvels van Koen Peeters uit. Ik dien het te herlezen.

[Wij wonnen altijd. Wij kwamen uit de hemel, onze eerste koning kwam van de bliksem. (uit: Koen Peeters Duizend heuvels. De Bezige Bij, 2012. p 176.)]
Ook vandaag googlede ik de geboortedatum van Detlev Van Heest.

23.5.12

Vanochtend, op de trein tussen Mechelen Nekkerspoel en Mechelen Gewoon, zag ik in een droom 12 gierzwaluwen. Of ze waren er echt, dat kan ook. Het was mij niet erg duidelijk.

3.5.12

een nachtegaal, klein, ja, dat wel

Het goot. Ik stond onder een eik te schuilen en bekeek de nachtegaal die links tien meter verderop zat te zingen.

Enkele minuten was ik hem kwijt, maar hij dook rechts weer op, in een nog kaal boompje. Ik nam een foto. Met de verrekijker in mijn linkerhand, het fototoestel in mijn rechterhand en mijn petje als schuiltent boven het geheel, maakte ik ook een superieure dierenfilm.

Een half uur later goot het nog steeds. Ik wandelde naar het jaagpad en begon aan de weg terug, stroomafwaarts, naar het station. Weer een goed half uur later spreidde ik mijn natte goed uit in de trein. Ik had een nachtegaal gezien, zijn zwarte oog, zijn opgezette keelveren bij het zingen, zijn trillende roodbruine staart.

1.5.12

Ik zit op de koer met correctiewerk. Ene Jeroen wil zijn voornaam veranderen. Hij verhuist naar de VS en vreest dat de mensen daar Jeroen niet correct kunnen uitspreken. Vandaar. Ach.

Af en toe hoor ik boven me het hoge schreeuwen van de gierzwaluwen. Dan leg ik mijn papieren neer, even, en drink ik van mijn thee.

29.4.12

Vannacht, in een droom, zag ik een zeearend. Hij cirkelde met enkele andere roofvogels hoog in de lucht. Ineens zag ik hem ondanks de hoogte van heel dichtbij. Ik riep: zeearend!

25.4.12

kltn

's Avonds, iets over achten, stond ik in de regen aan een plas. Vier kluten scharrelden sierlijk doch ferm hun kost bij mekaar.

Over de kluut staat in Kust- en zeevogels van Noordzee, Oostzee en het Kanaal (B. Campbell en R. Watson, 1978): "Kluten zijn altijd gezellig levende vogels." In Vogel van de week (B. Garthoff, 1971) staat: "Zo'n zestig, zeventig jaar geleden heette hij kluit." Ondertussen is dat 100, 110 jaar geleden.

Ach de tijd, hij vliedt.  Ik schenk een koude Zeer Oude Genever in en kijk naar de lampions op de koer.  Mijn kleren zijn weer helemaal droog.

24.4.12

sperwer / torenvalk

Wat mij vorige week het meest opviel toen ik naar de sperwer stond te kijken, was hoe dun zijn poten, pootjes waren.

Zijn borst was wit met warm bruin-oranje, zijn ogen waren fel oranje met een zwarte pupil. Zijn bek was gehaakt en zwart met wat geel bij de aanzet, zijn poten en klauwen waren geel en dun, de nagels zwart en hij zat zijn veren te poetsen in het park, de straat hier uit en dan links over het fietspad. Bijna 20 minuten was hij daar mee bezig, met dat poetsen, en al die tijd stond ik hem te bekijken, 50 keer vergroot door mijn telescoop.

Onder de boom waarin hij zat, lag een pad, liepen mensen, honden, reden fietsen, maar niets van dat alles leek hem te storen. Eén keer kakte hij en niet lang daarna vloog hij op en verdween hij tussen de takken. Al na een meter was ik hem kwijt.

Eerder diezelfde dag had ik een torenvalk een muis van een weide zien plukken. Wat me daarbij het felst opviel was dat tussen vangen en helemaal opgegeten hebben niet meer dan twee minuten lagen.

22.4.12

In mijn slaap, eergisteren was het geloof ik, zag ik een bokje.

16.4.12

[Ik vond Peer niet zo aardig, maar dat was een taboe en ik zag onze kerstmaaltijd naar de bliksem gaan. (uit: J.J. Voskuil De buurman. Van Oorschot, 2012. p 104.)]

Op de plaats van dit citaat, tussen bladzijde 104 en 105, had ik een knipsel uit De Morgen gestoken:

Het Joods Museum van Deportatie en Verzet en Kazerne Dossin
melden u met grote droefheid het overlijden van

Ridder Natan Ramet

Stichtend voorzitter van het Joods Museum van Deportatie en Verzet
Ere-voorzitter van Kazerne Dossin
Doctor Honoris Causa aan VUB
Overlevende van Auschwitz en Dachau

en betuigen hun diepste medeleven aan zijn familie en dierbaren.

14.4.12

De kneu, vrienden, heeft een klein roze tongetje. Dat tongetje is iets, vrienden, om heel erg gelukkig van te worden.

12.4.12

[Daar zaten we een coca te drinken, rustig aan tafeltje, mijn vrouw en ik, toen ik achter het raam een felle lichtflits waarnam. 'Het ijllicht,' zei ik zo bij mezelf, zoals het ook mijn opa langgeleden zei, als het onweer nog veraf was en men alleen het verre flitsen van de bliksem opmerken kon. (uit: Louis Paul Boon Dorp in Vlaanderen. Salamander pocket, 1980. p 61.)]

7.4.12

Gisteravond laat, in een droom, zag ik een boomvalk. In het Engels, zo wist ik, zeggen ze a hobby.

1.4.12

[Toen ze wegreden, rende Róza achter hun wagen aan, greep de spiegel en ging er snel als de bliksem mee terug. (uit: Jan Procházka Koets naar Wenen. Wereldbibliotheek, 2011. p 62.)]

20.3.12

en op de achtergrond fluit de tjiftjaf

17.3.12

Een paar nachten geleden zag ik in mijn slaap een middelste bonte specht. Het zachte roze was heel zacht en roze.

25.2.12

[Han satt på sin häst och pekade och pekade, och diamanten på hans pekfinger blixtrade till var gång han dömde någon att dö. (uit: Astrid Lindgren Bröderna Lejonhjärta. Rabén & Sjögren, 1998. p 128.)]

24.2.12

het beste uit 2010-2013

Het was een mooie traditie, elk jaar op 14 februari hier op het perenblog noteren wat de beste boeken waren die ik het dan voorbije jaar gelezen had. Maar vorig jaar deed ik het niet en ook voor dit jaar maak ik me er graag gemakkelijk van af. Eén naam: Detlev van Heest. En ook alvast één naam voor volgend jaar: J.J. Voskuil. Dan hebben we dat ook alvast gehad. Drie jaar boeken in één blogpost, erg efficiënt is dat.

(2009-2010 staat hier)

8.2.12

[Buiten zie ik weer een lichtflits. 'Nee,' zeg ik, 'ik geloof het niet.' (uit: Philip Huff Niemand in de stad. De Bezige Bij, 2011. p 173.)]

6.2.12

Drie nachten geleden zag ik in een droom een groep appelvinken in een struik.

29.1.12

Zou in agenda's genoteerd kunnen worden:

21.1.12

Ook al neem ik pas om tien voor acht de trein, toch sta ik op om kwart over vijf. Want om twintig over vijf komt de krant en ik wil een uur lang in de krant lezen, elke dag, met de kat, met een kop thee, speculaas als dessert bij het ontbijt. En na de krant moet ik douchen en werken – omdat ik des avonds niet wil werken want des avonds wil ik bier – en na dat werken neem ik de trein. Naar het echte werk. Op de trein slaap ik.

_____________________________


Vanmiddag riep ik tegen de man die altijd Guido Gezelle citeert en dan verwacht dat ik zijn citaten afmaak. Ik riep: bakkes!

_____________________________


Emma Adbåge is, zo besliste ik vanavond, heden mijn favoriete prentenboekenmaker. Omdat haar boeken tegelijkertijd heel echt en heel ongelofelijk zijn. De spanning tussen heel echt en heel ongelofelijk is, zo besliste ik ook vanavond, belangrijk bij waarlijk goede boeken. Heel echt, waardoor je moet geloven, heel ongelofelijk, omdat je moet blijven beseffen dat literatuur literatuur is, een helikopter naar elders, niet hier. Maar toch echt. Tegelijk geloven en beseffen. O-oo.

_____________________________


Soms doet hij ook van kwezelken en dansen, wat mogelijks nog irritanter is dan van Guido Gezelle. Maar dat ik bakkes riep, is niet waar. Nee, dat was veeleer fictie of anders gezegd: gelogen (Was ik bij de NVA, ik plaatste hier een smiley). Maar het had gekund. En dat van die tien voor acht klopt ook niet altijd maar soms. Vaak is het een dikke twintig over zeven; dan sta ik op om tien over vijf. Maar dat geeft problemen want dan is de krant er nog niet en dient de volgorde overhoop gegooid; dan werk ik eerst, tijdens het ontbijt, en lees ik daarna de krant met de kat en de thee en de speculaas en dan moet ik me ongelofelijk haasten om op het laatste nippertje een douche te nemen en dan vergeet ik gegarandeerd één of ander papier mee te nemen. Daar maak ik me dan zorgen over op de trein.

7.1.12

[Oude vrouwen in hun schort en jonge kinderen met hun speelgoed schoten naar binnen toen een windvlaag een rieten jaloezie naar de grond blies en kranten als spoken door de straat gleden. Toen bliksemde het. (uit: David Peace Tokyo Zero. Cargo, 2007. p 85.)]

4.1.12

Berchtesgaden (1953)

[Andere wegen moesten gevonden worden, en als een bliksemstraal schoot me na enige tijd de oplossing te binnen. (uit: Bob den Uyl De bloedende trein. Querido, 1980. p 86.)]

Vanmiddag trotseerde ik regen en wind en reisde ik per trein naar Leuven om daar een koffie te drinken in koffiehuis Onan - de man van het zaad en de rotsen. Even voorbij Mechelen dacht ik een tiental ooievaars op een kluitje bij elkaar gezien te hebben, maar zeker durfde ik er niet van te zijn. Mijn vrouw geloofde het toen ik het haar vertelde, maar ik ben onzeker of ik daar veel mee opschiet. Nee, dat van die ooievaars, dat houd ik verder voor mezelf. Ik had mijn vrouw ook op voorhand gevraagd wat de bedoeling kan zijn van de naam Onan voor een koffiehuis, maar daar kon ze me niet mee helpen.

Onderweg las ik De bloedende trein (1980), een minder geslaagde bundel van Bob den Uyl. Wel erin een toekomstverhaal, spelend in 2080, waarin met Euro's betaald wordt; dat kan visionair genoemd worden. En op p 11 een citaat uit het Algemeen Wereldtijdschrift, op p 86 een bliksem - die hebt u al gelezen.

Maar dus binnengetreden bij Onan. Beheerst bewogen de vrouwen - nee eerder ontspannen - door de kamer, zorgden voor koffie, streelden ons haar en verbrandden de kranten die wij niet lazen. (*) Al voor de schemering kwam er calvados op tafel en werden de kapsels opgestoken. Er werd biefstuk gebakken en die aten we staand aan de toog. Ietwat taai, maar de vrouwen legden een hand op onze schouder en het was niet erg. We gaven ze complimenten over het vlees.

Toen de wind was gaan liggen, de regen gevallen, de treinen weer reden, diepten de vrouwen extra dassen op uit een achterkamertje en kregen we een sigaar voor onderweg toegestopt. We slenterden door de onverlichte straten naar het station en hoorden achter rechtse hoeken paarden briesen. Koffie bij Onan, een aanrader, voorwaar.


(*) Dat is Remco Campert, ik geef dat toe.

2.1.12

In de achterzak van een jeansbroek in de wasmand vond ik deze stukken tekst:

Mijn vrouw keek boven naar Lewis, de kat lag in zijn nest, ik las Primo Levi (De verdronkenen en de geredden) een Sint Bernardus 6 (-> peer, iets van chocolade, karton) bij de hand.

+
Me ervan bewust dat ik de woorden ging gebruiken voor een stukje, schreef ik ze op op een papiertje - peer, iets van chocolade, karton - meer nog, ik schreef heel deze zin op.

+
Op mijn knieën voor de cd-speler en het boekenrek herlas ik de eerste drie pagina's van Conversaties met K. Kuifje zit daarin. Zijn silhouet is uitgesneden aan het puntdak van een houten hondenhok. Onder het silhouet de naam FOX, maar de hond is dood. Van Kuifje en Koen Peeters herinner ik me vooral een stukje van Koen Fillet.

[De top stak statig in de lucht, al lang geleden opengespleten door een bliksemschicht. (uit: John Steinbeck Reizen met Charley. Atlas, 2011. p 175.)]

[Ik keek naar die lege, verweesde schoenen aan het voeteneind van het bed, dat was alles wat van die man achterbleef in de slaapkamer. Van hem, zoals in het mythische beeld van een door de bliksem getroffene, waren alleen zijn schoenen nog over. (uit: Jean-Philippe Toussaint De waarheid omtrent Marie. Prometheus, 2011. p 43.)]

[Ik zag de nog niet weggevaagde formule op het bord, de vlijmscherpe snede van een mes - nee, van een grimlach - en het ontuchtige maar bliksemsnelle gebaar van daarnet. Zij begon nu, teder, haar neus tegen de mijne aan te wrijven. (uit: Louis Paul Boon Niets gaat ten onder. Arbeiderspers, 2011. p 60.)]

[Ebbel ziet graag hoe de twee marmeren voeten trappelen in de modder, dezelfde voeten die elke dag tijdens het genot trappelen in het niets, opgeheven en schoongewassen worden door de blauwe bliksem. (uit: Pierre Michon Vuur van Bridgid en andere wintermythen. Van Oorschot, 2002. p 36.)]