6.6.08

[Ik zag, toen zich de situatie voordeed waarbij iedere bejaarde iets waarachtigs tegen zijn kinderen wilde zeggen, hun iets wilde meedelen, namelijk dat ze het moesten waarderen dat ze nog jong waren, dan keek altijd elk zo'n familielid dat tot taak had op te letten dat het niet zover kwam dat deze bejaarde iets wilde opbiechten, dan keek die snel op zijn horloge en schrok, hij sloeg zich dan zelfs met zijn hand voor het voorhoofd en kreunde, en nu vlug terug, en dan leek opeens alles afgelopen, als een noodgedwongen afgelaste markt of festiviteit of bioscoopvoorstelling in de buitenlucht, wanneer er een hoosbui neerkletterde, dan namen ze vliegensvlug afscheid, pakten hun tassen, namen de kinderen bij de hand en trokken die haast door de lucht achter zich aan, want over minder dan een halfuur zou de trein of bus vertrekken, en als ze met de auto waren gekomen, dan wilde opeens iedereen op tijd thuis zijn, waar hen een belangrijk bezoek wachtte dat erover zou beslissen of er iets geregeld kon worden in verband met de toelating tot een gymnasium, of waar iets belangrijks afgemaakt moest worden, zelfs ook al was het mooi weer, dan keken de verwanten opeens naar de hemel, snoven wat lucht naar binnen en roken dat er onweer op komst was, dat zo dadelijk de bliksems langs de hemel zouden schieten en het hard zou gaan regenen en dat zijn auto banden had met een lichtelijk afgesleten profiel en dat zo'n band op een nat wegdek gemakkelijk slipt... (uit: Bohumil Hrabal Harlekijntjes miljoenen. Prometheus, 2005. p 150.)]

1 opmerking:

Occy zei

Nu ik mezelf kan bekijken via die ongebruikelijke blik van bovenaf, waarbij mijn ouderdom me de luxe vergunt om tegelijkertijd een starende sfinx te zijn en de man op wie ze haar strenge ogen heeft gericht, stel ik vast dat mijn levenslot en wellicht ook het lot van anderen lijkt op de tarotkaart van de Major Arcana, met de Toren die door de bliksem wordt getroffen ...

uit 'Waarom ik schrijf', in Praagse Ironie van Bohumil Hrabal, Prometheus, 2007, p. 65