5.10.08

Bij het lezen van Datumloze dagen bedenk ik dat ik één keer sliep in een ruimte waar ook een dode lag. Het was in 2002 of 2003, misschien 2004, in een ziekenhuis met pastelpaarse en pastelgroene kamers. De man met wie ik de kamer deelde was die dag ontslagen – hij had alle papieren zakjes voor gebruikte maandverbanden van op het toilet mee naar huis genomen omdat die zo goed waren om medicinale marihuana in op te bergen – en ik had de kamer voor mij alleen. In de loop van de nacht stierf een patiënt in de kamer naast de mijne. Het was de man die we de dagen en nachten ervoor voortdurend hoorden kuchen en die we allemaal al verwenst hadden. Na enig geloop op de gang werd de dode mijn kamer in gereden. Enkele uren later kwam de familie groeten achter het gordijntje. Er werd stil gehuild.

[Wellicht klopt dit niet. Wellicht werd de kamergenoot van de dode die nacht bij mij op de kamer gelegd, maar ik had hoge koortsen tijdens die nachten. Vergeef me mijn herinnering.]


Jeroen Brouwers Datumloze dagen. Atlas, 2007.

2 opmerkingen:

Anoniem zei

vannacht in mijn droom twee vervelende aalscholvers. ze wilden niet luisteren.
ik dacht, ik laat bij deze even weten dat een label 'vims' misschien toch zo geschift nog niet is.

peren zei

Er zou zelfs een apart label voor vervelende aalscholvers kunnen bestaan: vaims.