21.2.09

het kon gesmeerder

BZZLLETIN nr 106 (mei 1983) was een themanummer over A. Alberts. Daarom heb ik het, in het boekenrek, bij de A. Op de cover staat een groot zwart-wit portret van Alberts, daarrond een groene rand. Openen doet het met Als ik een gefortuneerd mens was, schreef ik alleen nog maar geschiedenisboeken, een gesprek tussen Johan Diepstraten en A. Alberts. Alberts schreef zijn boeken voor het geld, zo blijkt.

U doet het om het geld, maar dit levert toch bijna niets op?
Nou, ongeveer tienduizend gulden per jaar. Dat is toch niet om weg te gooien. Mijn pensioen is niet zo vreselijk hoog. Echt, ik heb het eigenlijk wel nodig, ja. Ik kreeg op het departement een redelijk salaris, maar ik had weinig dienstjaren en daardoor is je pensioen niet zo hoog. Ik ben blij dat ik het heb hoor, dat is een andere zaak.
In de rest van het interview bewijst Alberts dat hij een meester van de bliksem is. Hij gebruikt het woord wel een keer of zes en in verschillende constructies. Ook in In en uit het paradijs getild zitten bliksems, zelfs één van de kostbare gesmeerde ondersoort. Al de gesmeerde bliksems uit mijn verzameling komen van A. Alberts. Ik wou de gesmeerde bliksem uit In en uit het paradijs getild hier overtikken, maar hoewel ik op mijn bladwijzer noteerde “p 18: gesmeerde bliksem” is er op pagina 18 helemaal geen bliksem te vinden. Ook niet op p 16, 17, 19 of 20. Ook niet op pagina 28, 78, 81 of 118. Het is wat. Dan maar een naar-de-bliksem-bliksem.
[Het was zelfs een gebouw met een verdieping en op die verdieping ook nog een plat dak, waar we de hele avond en desnoods de hele nacht konden wandelen, zitten en praten, want de Japanner trok zich, nadat hij ons hier had opgeborgen, al weer geen bliksem van ons aan. (uit: A. Alberts In en uit het paradijs getild. Van Oorschot, 1992. p 148.)]

Geen opmerkingen: